Regeling studiefinanciering 2000

Geraadpleegd op 30-04-2024.
Geldend van 01-01-2007 t/m 31-07-2007

Hoofdstuk 2. Regeling omtrent aanvraag

Artikel 2.1. Formulieren

Gegevens die nodig zijn voor de toekenning van de studiefinanciering, worden door de studerende, diens partner of diens ouders uitsluitend verstrekt door invulling en inlevering van daartoe bestemde door de IB-Groep te verstrekken formulieren.

Artikel 2.2. De studentenchipkaart

In afwijking van artikel 2.1 kan een studerende die in het bezit is van een studentenchipkaart gegevens betreffende de einddatum van zijn aanspraak op studiefinanciering of de wijziging van zijn woonplaats, aan de IB-Groep doorgeven via de aan hem verstrekte studentenchipkaart.

Artikel 2.3. Aanvraagprocedure

In de aanvraag om toekenning van studiefinanciering worden de basisbeurs, de aanvullende beurs, de basislening of de aanvullende lening aangevraagd. De aanvrager doet daarbij opgave van het sociaal-fiscaal nummer waaronder hijzelf is geregistreerd bij de rijksbelastingdienst.

Artikel 2.4. Volledige opleiding buiten Nederland: aanvraag OV-studenten-kaart

De studerende, bedoeld in artikel 3.25 van de wet, die als reisvoorziening een OV-studentenkaart wenst te ontvangen, dient daartoe een aanvraag in bij de IB-Groep uiterlijk 8 weken voor de datum waarop de kaart moet ingaan.

Artikel 2.5. Deel opleiding buiten Nederland: aanvraag voorziening in geld

  • 1 De studerende, bedoeld in artikel 4.12, die een reisvoorziening in geld wenst te ontvangen, dient daartoe een aanvraag in bij de IB-Groep.

  • 2 Op het aanvraagformulier wordt door de onderwijsinstelling waar de studerende blijft ingeschreven, verklaard:

    • a. in welke maanden de studerende een of meer onderdelen van de opleiding in het buitenland volgt,

    • b. dat deze onderdelen meetellen voor het Nederlands diploma, en

    • c. dat de studerende gedurende deze periode ingeschreven blijft aan de Nederlandse onderwijsinstelling.

  • 3 Met ingang van de eerste dag van de periode, waarover de aanvraag is toegekend, vervalt het recht op een OV-studentenkaart.

Hoofdstuk 3. Aanwijzing opleidingen in het buitenland

Artikel 3.1. Lening na Bachelor of Master-opleiding voor hoger onderwijs in EER-landen

Voor een lening gedurende ten hoogste 36 maanden als bedoeld in artikel 2.12 van de wet kan een student in aanmerking komen die onderwijs volgt aan iedere opleiding voor hoger onderwijs in een staat buiten Nederland die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, indien voor die opleiding van overheidswege in de desbetreffende staat een tegemoetkoming in studiekosten of levensonderhoud wordt verstrekt.

Artikel 3.2. Studiefinanciering volledige opleiding in het buitenland: geharmoniseerde opleidingen

Voor studiefinanciering kan een student als bedoeld in artikel 2.14 van de wet in aanmerking komen die onderwijs volgt aan een in de bijlage genoemde opleiding.

Artikel 3.3. Studiefinanciering volledige opleiding in het buitenland: beroepsonderwijs

  • 1 Voor studiefinanciering kan een deelnemer als bedoeld in artikel 2.13a van de wet in ieder geval in aanmerking komen die onderwijs volgt aan een opleiding die voldoet aan de volgende criteria:

    • a. de opleiding wordt verzorgd aan een instelling in het Gewest Brussel voorzover het betreft Nederlandstalige opleidingen, in Vlaanderen of in de Bondsrepubliek Duitsland,

    • b. de opleiding wordt verzorgd op een wijze die vergelijkbaar is met de beroepsopleidende leerweg als bedoeld in artikel 7.2.2, tweede lid, onder a, van de WEB,

    • c. de opleiding is vergelijkbaar met een beroepsopleiding in de sectoren Gezondheid en Welzijn, Metaal en Elektro of Economie en Administratie van de landelijke kwalificatiestructuur als bedoeld in artikel 7.2.4 van de WEB, en

    • d. voor het volgen van de opleiding kan van overheidswege in de desbetreffende staat een tegemoetkoming in studiekosten of levensonderhoud worden verstrekt.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onderdelen a en c kan een deelnemer voor studiefinanciering in aanmerking komen die onderwijs volgt aan een instelling in een lidstaat van de Europese Unie aan een opleiding die niet vergelijkbaar is met enige beroepsopleiding in de landelijke kwalificatiestructuur als bedoeld in artikel 7.2.4 van de WEB.

Artikel 3.4. Beroepsonderwijs in het buitenland: opleiding niveau 1 of 2 dan wel niveau 3 of 4

  • 1 Een opleiding als bedoeld in artikel 3.3 die vergelijkbaar is met een opleiding niveau 1 of 2 wordt voor de toepassing van de wet aangemerkt als een opleiding niveau 1 of 2.

  • 2 Een opleiding als bedoeld in artikel 3.3 die vergelijkbaar is met een opleiding niveau 3 of 4 wordt voor de toepassing van de wet aangemerkt als een opleiding niveau 3 of 4.

Hoofdstuk 4. Reisvoorziening

Artikel 4.1. Vorm van de reisvoorziening

De reisvoorziening wordt toegekend in de vorm van een OV-studentenkaart.

Artikel 4.2. Geldigheidsduur van de OV-studentenkaart

De OV-studentenkaart heeft een geldigheidsduur die ten hoogste de periode van 1 januari tot en met 31 december van een kalenderjaar beslaat.

Artikel 4.3. Geen verlenging geldigheidsduur

De periode waarvoor de OV-studentenkaart geldig is, kan niet worden verlengd. De OV-studentenkaart wordt jaarlijks per 1 januari vervangen door een nieuwe kaart, tenzij op het moment van vervanging van de kaart geen recht op de reisvoorziening bestaat.

Artikel 4.4. Wijze van verkrijgen van een nieuwe OV-studentenkaart

De studerende die recht heeft op de OV-studentenkaart, ontvangt van de IB-Groep jaarlijks tijdig voor 1 januari, of voor de maand waarin recht op de reisvoorziening ontstaat, bericht over de plaats waar, de periode waarin en de wijze waarop de nieuwe OV-studentenkaart kan worden afgehaald.

Artikel 4.5. De keuze van de OV-studentenkaart

  • 1 De OV-studentenkaart kan worden verstrekt naar keuze van de studerende als:

    • a. OVS-weekkaart als bedoeld in artikel 1, derde lid, van de overeenkomst inzake de OV-studentenkaart, tussen de Staat en de openbaar vervoerbedrijven van 17 juli 2002, of

    • b. OVS-weekendkaart als bedoeld in artikel 1, vierde lid, van de genoemde overeenkomst.

  • 2 De studerende geeft bij het afhalen van de kaart te kennen of hij een OVS-weekkaart of een OVS-weekendkaart kiest.

Artikel 4.6. Herziening van de keuze van de OV-studentenkaart; beslistermijn

Op de aanvraag om herziening van de keuze, bedoeld in artikel 3.26, tweede lid, van de wet, wordt besloten uiterlijk op de tiende werkdag nadat de aanvraag bij de IB-Groep is ontvangen. Indien de aanvraag wordt toegekend, kan de kaart vanaf de datum van het besluit worden afgehaald.

Artikel 4.7. Kosten van het herzien van de keuze van de OV-studentenkaart

Indien een studerende de gemaakte kaartkeuze herziet, is hij daarvoor aan de IB-Groep € 13,61 verschuldigd.

Artikel 4.8. OV-studentenkaart is strikt persoonlijk

De studerende die in het bezit is van een kaart als bedoeld in artikel 4.5, eerste lid, heeft uitsluitend voor zichzelf recht op kosteloos openbaar vervoer of korting op de vervoerprijs.

Artikel 4.9. Eigendom van de OV-studentenkaart

De kaart die aan een studerende is verstrekt, blijft eigendom van de IB-Groep. De IB-Groep bezit het auteursrecht op de OV-studentenkaart.

Artikel 4.10. Uitzondering op de plicht om de OV-studentenkaart in te leveren

  • 1 Indien aan de studerende na verlies of diefstal van de kaart geen duplicaat is verstrekt, is hij in afwijking van artikel 3.27, eerste lid, van de wet, niet verplicht zijn OV-studentenkaart in te leveren, mits hij van deze diefstal of dit verlies aangifte doet en dat aan de verstrekker van de kaart meldt met een door een politiebeambte ingevuld, daartoe bestemd formulier. Deze melding vindt plaats binnen 5 werkdagen nadat zijn recht op studiefinanciering is geëindigd.

  • 2 Het formulier, bedoeld in het eerste lid, is verkrijgbaar bij door de IB-Groep aangewezen instellingen. De studerende is voor de verwerking van dit formulier een bedrag verschuldigd van € 18,15 dat aan de verstrekker van het formulier wordt voldaan.

  • 3 In geval van examen, herexamen dan wel uitloting van een student, is de studerende verplicht de OV-studentenkaart in te leveren binnen 5 werkdagen na het bekend worden van de examen- of herexamenuitslag respectievelijk na het moment dat de uitslag van de uitloting bekend is geworden.

Artikel 4.11. Wijze waarop en voorwaarden waaronder een duplicaat van de OV-studentenkaart kan worden verstrekt

  • 1 In geval van verlies, diefstal of beschadiging van de OV-studentenkaart heeft de studerende die recht heeft op de reisvoorziening, recht op verstrekking van een duplicaat van de kaart uiterlijk op de tiende werkdag na ontvangst van de aanvraag daartoe bij de verstrekker van de kaart.

  • 2 Een duplicaat van de kaart wordt door middel van een formulier aangevraagd. Dat formulier is verkrijgbaar bij door de IB-Groep aangewezen instellingen.

  • 3 In geval van verlies of diefstal wordt daarvan aangifte gedaan. In geval van beschadiging wordt de beschadigde kaart met het formulier, bedoeld in het tweede lid, ingeleverd bij door de IB-Groep aangewezen instellingen, of meegezonden aan de IB-Groep.

  • 4 Indien de studerende een duplicaat aanvraagt, is hij daarvoor aan de IB-Groep een bedrag verschuldigd van € 31,76.

  • 5 De originele kaart verliest zijn geldigheid op het moment dat het duplicaat is toegekend.

Artikel 4.12. Voorziening in geld

  • 1 In afwijking van artikel 4.1 kan de studerende die een opleiding in Nederland volgt en gedurende die opleiding een onderdeel daarvan buiten Nederland gaat volgen, over die periode in het buitenland op aanvraag in plaats van een OV-studentenkaart in aanmerking komen voor een voorziening in geld.

  • 2 De studerende komt in aanmerking voor een voorziening in geld als bedoeld in het eerste lid, indien:

    • a. het onderdeel dat buiten Nederland wordt gevolgd, meetelt voor het Nederlandse diploma, en

    • b. de studerende ingeschreven blijft aan de Nederlandse onderwijsinstelling.

  • 4 Toekenning van de reisvoorziening in geld vindt plaats per kalendermaand voor de periode waarin de studerende voor de betreffende opleiding in het buitenland studeert. Na deze periode wordt dezelfde OV-studentenkaart ter beschikking gesteld zonder dat deze kaart opnieuw behoeft te worden aangevraagd. Indien de studerende eerder dan aangegeven terugkeert in Nederland, kan opnieuw een OV-studentenkaart worden aangevraagd met inachtneming van de aanvraagtermijn van artikel 2.4.

Hoofdstuk 5. Terugbetaling studieschuld

Artikel 5.1. Wijzen van terugbetaling

  • 1 De betaling van de maandelijkse termijnen voor de rente en aflossing van de lening, bedoeld in artikel 6.9 van de wet, geschiedt door middel van:

    • a. een door de IB-Groep aan de debiteur gezonden acceptgirokaart, of

    • b. een daartoe door de debiteur aan de IB-Groep verleende doorlopende machtiging om het verschuldigde bedrag maandelijks te doen afschrijven van een bank- of postbankrekening van de debiteur.

  • 2 Indien de debiteur betaalt volgens de in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde wijze, wordt de te betalen maandelijkse termijn telkens verminderd met € 0,77.

Hoofdstuk 6. Herziening

Artikel 6.1. Verrekening en terugbetaling

  • 1 Indien uit een beschikking tot herziening als bedoeld in artikel 7.1, tweede lid, van de wet blijkt dat te veel studiefinanciering is uitbetaald, wordt dit op de voet van het tweede en derde lid verrekend met nog te verrichten betalingen op grond van de wet.

  • 2 Eerst wordt zoveel mogelijk verrekend met de nabetalingen die vanaf het tijdstip van afgifte van de in het eerste lid bedoelde beschikking aan de studerende zouden moeten worden gedaan.

  • 3 Vervolgens wordt zolang het te veel uitbetaalde bedrag nog niet volledig is verrekend met de in het tweede lid bedoelde nabetalingen, verrekend met de maandbetalingen, bedoeld in artikel 13, tweede lid, van het Besluit studiefinanciering 2000. Wanneer die maandbetalingen hoger zijn dan € 140,38 naar de maatstaf van 1 januari 2007, geschiedt de verrekening met dat bedrag.

  • 4 Onder nabetalingen, bedoeld in het tweede lid, wordt verstaan de betaling van bedragen die op grond van enige herzieningsbeschikking over reeds op het tijdstip van afgifte van die beschikking verstreken maanden zonder de verrekening, bedoeld in het tweede lid, aan de studerende betaalbaar zouden worden gesteld.

  • 5 Indien er niet langer betalingen op grond van de wet zijn, wordt het bedrag aan studiefinanciering dat te veel is uitbetaald voor zover dat bedrag nog niet is verrekend, op eerste vordering binnen 30 dagen geheel terugbetaald.

  • 6 In afwijking van het vijfde lid wordt het de debiteur toegestaan, indien hij daartoe een aanvraag indient, het in het vijfde lid bedoelde bedrag in ten hoogste 24 maandelijkse termijnen terug te betalen, waarbij geen termijn, met uitzondering van de laatste termijn, kleiner zal zijn dan het bedrag, bedoeld in het derde lid, dan wel het op grond van artikel 6.2 aangepaste bedrag. De in de vorige volzin bedoelde betaling van de maandelijkse termijn door de debiteur geschiedt door middel van automatische incasso.

  • 7 Over het in het vijfde lid bedoelde bedrag, dat in maandelijkse termijnen wordt terugbetaald, is rente verschuldigd. Als rentepercentage wordt het percentage van de wettelijke rente gehanteerd. Deze rente wordt berekend per dag op basis van samengestelde interest en is verschuldigd over het bedrag van iedere terugbetaling afzonderlijk, met dien verstande dat ingeval de terugbetaling niet op de vervaldatum is ontvangen de op voet van deze bepaling berekende rente wordt bijgeschreven bij het verschuldigde bedrag, onverminderd het bepaalde in het negende lid.

  • 8 Voor de berekening van de rente op de voet van het zevende lid wordt een maand gesteld op 30 dagen en een jaar gesteld op 360 dagen.

  • 9 Indien een, met inachtneming van het zesde en zevende lid berekende, termijn niet op de vervaldatum is ontvangen, vervalt de in het zesde lid bedoelde toestemming. Het nog niet door de betaling van het in de reeds betaalde maandelijkse termijnen begrepen bedrag aan aflossing op het in het vijfde lid bedoelde bedrag, vermeerderd met het verschuldigde bedrag aan wettelijke rente, wordt op eerste vordering binnen 14 dagen door de debiteur geheel voldaan.

Hoofdstuk 7. Overgangsbepalingen

Artikel 7.6. Vastgestelde bedragen

Daar waar in ministeriële regelingen bedragen zijn vastgesteld voor het jaar 2000, worden deze bedragen vanaf 1 september 2000 geacht te zijn vastgesteld op grond van de wet.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 8.1. Intrekking

De Regeling aanleveren gegevens voor studiefinanciering bij duale opleidingen wordt ingetrokken.

Artikel 8.2. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 september 2000.

Artikel 8.3. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling studiefinanciering 2000.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de bijlagen die ter inzage worden gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en bij de IB-Groep.

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

L.M.L.H.A. Hermans

Bijlage 2

[Red: Ligt ter inzage bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.]

Naar boven