Bijlage Monsterneming en analyse
[Regeling vervallen per 03-09-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-04-2005]
1. Monsterneming
[Regeling vervallen per 03-09-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-04-2005]
Van iedere zelf gedroogde partij moeten, op het moment dat de gedroogde voedergewassen
het verwerkingsbedrijf of de erkende opslagplaats verlaten, door het bedrijf monsters
worden genomen conform de Eerste Richtlijn nr. 76/371/EEG van de Commissie van 1 maart 1976 houdende vaststelling van gemeenschappelijke bemonsteringsmethoden
voor de officiële controle van diervoeders (PB nr. L 102). Ook van toevoegingsmiddelen
dienen monsters te worden genomen volgens genoemde richtlijn.
Van de ondermonsters wordt een eindmonster in drievoud samengesteld. Dit eindmonster
moet voorzien zijn van een uniek nummer.
Wanneer de gedroogde voedergewassen in het verwerkingsbedrijf worden samengevoegd
tot een mengsel moeten de monsters vóór het samenvoegen worden genomen.
In het geval er een mengsel wordt samengesteld vóór of tijdens het droogproces moeten
de monsters worden genomen na afloop van het droogproces. In het bemonsteringsrapport
moet worden vermeld dat het een mengsel betreft, alsmede van de toevoegingen: de hoeveelheid
(in gewichtspercenten t.o.v. het eindproduct), soort en naam van de toevoegingen en
het stikstofgehalte in de droge stof.
De eindmonsters dienen overeen te komen met de doorsneekwaliteit van de afgeleverde
partij.
Eén van deze eindmonsters moet op het verwerkingsbedrijf worden bewaard, waarbij de
volgende termijnen worden gehanteerd:
-
a. indien partijen deel uitmaken van een 110-tons monster:
In alle gevallen moeten de C-monsters van de partijen, die deel uitmaken van het 110-tons
monster, bewaard blijven totdat de AID toestemming geeft tot vernietiging.
-
b. indien partijen geen deel uitmaken van een 110-tons monster:
-
b.1 er is door de AID geen monster genomen uit de desbetreffende partijen:
de C-monsters dienen bewaard te blijven, tot de analyse-uitslag door de verwerker
is ontvangen; in geval van een negatief resultaat dienen de C-monsters bewaard te
blijven totdat de uitslag van de heranalyse is ontvangen.
-
b.2 er is door de AID wel een monster genomen uit de desbetreffende partijen: de C-monsters
dienen bewaard te blijven tot de uitslag van het AID-monster is ontvangen.
Alle analyse-uitslagen worden ook aan het hoofdproductschap gezonden, zodat bij twijfel
of een bepaalde analyse-uitslag ten onrechte niet is ontvangen, altijd telefonisch
navraag gedaan kan worden.
De beide andere eindmonsters zijn bestemd voor het laten maken van een analyse. Zij
dienen te worden verzegeld en voorzien van de aanduiding op welke partij het eindmonster
betrekking heeft (naam, woonplaats van de afnemer, datum aflevering) en een uniek
nummer ter identificatie van het eindmonster. De unieke nummers van de eindmonsters
dienen te worden vermeld op de afleveringsspecificatie gedroogde voedergewassen, die
deel uitmaakt van de steunaanvraag.
Ingeval de partij wordt afgeleverd in het bijzijn van een vertegenwoordiger van de
afnemer of factor, dient deze het eindmonster (mede) te verzegelen.
2. Analyse
[Regeling vervallen per 03-09-2005 met terugwerkende kracht tot en met 01-04-2005]
Analyse dient plaats te vinden conform de Tweede Richtlijn nr. 71/393/EEG van de Commissie dd. 18 november 1971 (PB nr. L 279) en de Derde richtlijn nr. 72/199/EEG van de Commissie dd. 27 april 1972 (PB nr. L 123), beide betreffende de vaststelling
van gemeenschappelijke analysemethoden voor de officiële controle van diervoeders.
Hierbij kunnen drie situaties worden onderscheiden:
-
1. Wanneer verschillende partijen met een totaalgewicht van ten hoogste 110 ton, van
uniforme kwaliteit voor wat betreft de voor de samenstelling gebruikte soorten, het
vochten het eiwitgehalte, het verwerkingsbedrijf of de erkende opslagplaatsen verlaten,
dient analyse plaats te vinden op basis van een samengesteld eindmonster, dat representatief
is voor de betreffende afgeleverde partijen.
-
2. Wanneer verschillende partijen met een totaalgewicht van ten hoogste 110 ton, niet
van uniforme kwaliteit voor wat betreft de voor de samenstelling gebruikte soorten,
het vochten het eiwitgehalte, het verwerkingsbedrijf of de erkende opslagplaatsen
verlaten, dient analyse plaats te vinden op basis van het eindmonster van elke afgeleverde
partij.
-
3. Van mengsels mogen geen 110-tons monsters worden samengesteld.
Het samengestelde eindmonster mag derhalve maximaal betrekking hebben op 110 ton.
In dat geval dient van de onderliggende eindmonsters, welke betrekking hebben op diverse
partijen, een samengesteld eindmonster in drievoud te worden gemaakt, waarvan twee
monsters gezonden moeten worden aan het laboratorium. Het derde exemplaar van het
samengesteld eindmonster (C-monster) dient op het bedrijf te worden bewaard bij de
onderliggende eindmonsters van de onderhavige partijen.
Het samenstellen van 110-tons monsters is aan een aantal voorwaarden gebonden. De
partijen waaruit een 110-tons monster wordt samengesteld:
- -
moeten uniform zijn wat betreft de soort (gras, luzerne of een mix);
- -
moeten uniform zijn wat betreft de kwaliteit (uitsluitend steunwaardige partijen mogen
in een 110-tons monster worden opgenomen);
- -
moeten per soort in chronologische volgorde zijn afgeleverd.
Bij het samenstellen van de 110-tons monsters mag geen rekening worden gehouden met
het al dan niet bemonsterd zijn van een partij door de AID in het kader van de officiële
controle.
In de administratie dient te worden vastgelegd uit welke eindmonsters de samengestelde
eindmonsters zijn opgebouwd.
Het laboratorium analyseert één monster en bewaart het tweede monster voor een eventuele
heranalyse. Indien de verwerker zich niet kan verenigen met het analyseresultaat,
bericht hij dit binnen 7 werkdagen schriftelijk aan het hoofdproductschap.
Het hoofdproductschap zal dan dit laboratorium verzoeken het reserve-monster naar
het laboratorium van het Comité van Graanhandelaren (LABCO) in Europoort (Rotterdam)
te verzenden.
De uitslag van de heranalyse dient ter bevestiging of ontkrachting van de resultaten
van de eerste analyse.
De aangewezen laboratoria voor de eerste analyse zijn:
- -
Bedrijfslaboratorium voor Grond- en Gewasonderzoek, Postbus 115, 6860 AC Oosterbeek
en
- -
Agrarisch Laboratorium Noord-Nederland, Fricoweg 49, 9005 PC Warga
Van de door deze laboratoria opgemaakte en andere analyserapporten dient een exemplaar
bij de administratie van het bedrijf te worden bewaard.
De monsters die door de AID worden genomen, worden geanalyseerd door het Rikilt.
De analyse-uitslag van het Rikilt is bepalend voor de vaststelling van de steunwaardigheid
van de bemonsterde partij. Dit heeft vooral gevolgen, indien het betreffende monster
afkomstig is uit een partij, die is gebruikt voor de vervaardiging van een samengesteld
eindmonster (110-ton monster).
Indien uit de analyse-uitslag van het Rikilt blijkt, dat niet wordt voldaan aan de
eisen voor wat betreft het vochten/of eiwitgehalte, worden ook de overige eindmonsters
waaruit het samengestelde eindmonster is vervaardigd, door de AID ter analyse aan
het Rikilt gezonden. Aan de hand van de afzonderlijke analyse-resultaten wordt vastgesteld,
welke partijen eventueel niet steunwaardig zijn.
De kosten van de eerste analyse alsmede van de analyse van de toevoegingen worden
door het hoofdproductschap betaald.
De kosten van monsterverzending en heranalyse zijn voor rekening van het verwerkingsbedrijf
.