Stb. 2018, 366, datum inwerkingtreding 01-11-2018, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-05-2014.
Het artikel wordt ingevoegd, luidende:
Artikel 2a.
1 In dit artikel wordt onder de bewijzen van bevoegdheid als recreatief vlieger (LAPL),
bewijs van bevoegdheid voor luchtballonnen (BPL) en bewijs van bevoegdheid voor zweefvliegtuigen
(SPL) verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in verordening (EU) 1178/2011.
2 Onverminderd artikel 2, eerste lid, kan Onze Minister de bewijzen van bevoegdheid LAPL, BPL en SPL afgeven.
3 Een bewijs van bevoegdheid LAPL kan worden afgegeven voor de categorieën luchtvaartuigen:
vleugelvliegtuigen (A), helikopters (H), zweefvliegtuigen (S) en luchtballonnen (B).
4 Aan houders van de in het tweede lid bedoelde bewijzen van bevoegdheid of de bewijzen
van bevoegdheid PPL, CPL, MPL en ATPL, bedoeld in de respectievelijke subdelen C,
D, E en F van bijlage I van verordening (EU) 1178/2011, kan Onze Minister één of meer
van de volgende extra bevoegdverklaringen, bedoeld in bijlage I van verordening (EU)
1178/2011, verlenen:
-
a. de bevoegdverklaring voor stuntvliegen (subdeel I, artikel FCL.800);
-
b. de bevoegdverklaring voor het slepen van zweefvliegtuigen en banners (subdeel I, artikel
FCL.805);
-
c. de bevoegdverklaring voor het vliegen in bergachtige gebieden (subdeel I, artikel
FCL.815);
-
d. de bevoegdverklaring voor het geven van vlieginstructie voor instructeurs voor het
vliegen in bergachtige gebieden (subdeel J, sectie 10).
5 In afwijking van dit hoofdstuk zijn op de bewijzen van bevoegdheid BPL, LAPL en SPL
uitsluitend de desbetreffende bepalingen van verordening (EU) 1178/2011 van overeenkomstige
toepassing van 1 mei 2014 tot en met 7 april 2020.