Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart

Geraadpleegd op 31-10-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2023 en zichtdatum 29-04-2024.
Geldend van 31-12-2020 t/m 31-12-2023

Besluit van 28 juli 1999, houdende regelen omtrent bewijzen van bevoegdheid, bevoegdverklaringen, medische verklaringen, autorisaties, erkenningen, kwalificaties en registraties (Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, in overeenstemming met Onze Minister van Defensie van 5 maart 1999, nr. DGRLD/JBZ/L 99 210113, Directoraat-Generaal Rijksluchtvaartdienst;

Gelet op de artikelen 1.2, tweede lid, 2.2, derde lid, 2.3, tweede, vijfde en zesde lid, 2.4, tweede, derde en vierde lid, 2.7, vierde lid, 2.9, eerste lid, 3.30, 5.11, en 5.16, tweede lid, van de Wet luchtvaart;

De Raad van State gehoord (advies van 21 mei 1999, nr. W09.99.0097/V);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, in overeenstemming met Onze Minister van Defensie van 15 juli 1999, nr. DGRLD/JBZ/L 99.210417, Directoraat-Generaal Rijksluchtvaartdienst;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • AML: bewijs van bevoegdheid voor onderhoudstechnicus (Aircraft Maintenance Licence);

  • ASO: bewijs van bevoegdheid voor het bedienen van een luchtvaartstation (Aeronautical Station Operator);

  • CPL: bewijs van bevoegdheid voor beroepsvlieger (Commercial Pilot Licence);

  • CSR: bevoegdverklaring voor landbouwvliegen (Crop Spray Rating);

  • bevoegdverklaring: op een bewijs van bevoegdheid aangebrachte of daarmee samenhangende en van de vergunning deel uitmakende machtiging waarin specifieke aan de vergunning verbonden voorwaarden, rechten of beperkingen zijn aangegeven

  • EVLOS: bevoegdverklaring om een RPA te bedienen binnen een vergrote zichtafstand (extended visual line of sight);

  • FISO: bewijs van bevoegdheid voor het verstrekken van vluchtinformatie en alarmering (Flight Information Service Officer);

  • LAPL: bewijs van bevoegdheid voor de besturing van lichte vliegtuigen (Light Aeroplane Pilot License) als bedoeld in verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (Pb L 311);

  • LPE: aantekening betreffende de taalvaardigheid (Language Proficiency Endorsement);

  • luchtschip: luchtvaartuig, lichter dan lucht, dat is voorzien van een voortstuwingsinrichting en een besturingsinrichting;

  • luchthaveninformatie:

    • 1°. informatie overeenkomend met de betekenis van de in verordening (EU) nr. 923/2012 opgenomen grondtekens die op de luchthaven zijn uitgelegd,

    • 2°. informatie van windrichting of sterkte, verkregen uit ter beschikking staande middelen, zoals windmeter en windzak,

    • 3°. informatie omtrent omstandigheden die het gebruik van de luchthaven kunnen beperken,

    • 4°. informatie over luchtverkeersactiviteiten op en in de nabijheid van de luchthaven,

    • 5°. informatie over de te volgen taxiprocedures,

    • 6°. informatie over de te gebruiken parkeerplaatsen, of

    • 7°. meteorologische inlichtingen verkregen overeenkomstig de Regeling luchtvaartmeteorologische inlichtingen 2006;

  • luchthaveninformatieverstrekker: persoon die op grond van dit besluit bevoegd is luchthaveninformatie te verstrekken;

  • modelluchtvaartuig: luchtvaartuig, niet in staat een mens te dragen, en uitsluitend gebruikt voor luchtvaartvertoning, recreatie of sport;

  • Onze Minister: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu;

  • OPC: Communicatie ten behoeve van het uitwisselen van berichten tussen het grondstation van de luchtvaartmaatschappij en haar luchtvaartuigen, of tussen grondstation en luchtvaartuigen waarvoor het station de uitvoerende organisatie is (Operational Control Communication);

  • RFI: bevoegdverklaring recreatief vlieginstructeur (Recreational Flight Instructor);

  • RPA: op afstand bestuurd luchtvaartuig (remotely piloted aircraft), onbemand, niet zijnde een modelluchtvaartuig;

  • RPA-L: bewijs van bevoegdheid voor bestuurder van een RPA (remote pilot license);

  • RPAS: RPA, het daarbij horend grondstation, het vereiste besturingssysteem en andere in het type ontwerp gespecificeerde componenten;

  • RPA waarnemer: door de luchtvaartexploitant aangewezen geoefend en bekwaam persoon die door visuele waarneming van het RPA de bestuurder bij staat in de veilige uitvoering van de vlucht;

  • RPL: bewijs van bevoegdheid voor recreatief vlieger (Recreational Pilot Licence);

  • RT: bevoegdverklaring radiotelefonie (Radio Telephony);

  • schermvliegtuig: zweeftoestel zonder starre hoofdstructuur, dat kan worden gedragen en slechts gestart en geland kan worden door gebruik te maken van de benen van de bestuurder;

  • TMG: motorzweefvliegtuig met een integraal gemonteerde niet intrekbare motor en een niet intrekbare propeller, dat in staat is om op eigen kracht op te stijgen en te klimmen (Touring Motor Glider);

  • uitvoeringsverordening (EU) nr. 2019/947: uitvoeringsverordening (EU) nr. 2019/947 van de Commissie van 24 mei 2019 inzake de regels en procedures voor de exploitatie van onbemande luchtvaartuigen (PbEU 2019, L 152);

  • verdrag: Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (Trb.  1973, 109);

  • verordening (EG) nr. 2042/2003: verordening van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 november 2003 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen (PbEU L 315);

  • verordening (EU) nr. 1178/2011: verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 311);

  • verordening (EU) nr. 2015/340: verordening (EU) 2015/340 van de Commissie van 20 februari 2015 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot vergunningen en certificaten van luchtverkeersleiders overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad, tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 805/2011 van de Commissie (PB L 63);

  • verordening (EU) nr. 923/2012: uitvoeringsverordening (EU) 923/2012 van de Commissie van 26 september 2012 tot vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels en operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiediensten en -procedures en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1035/2011 en Verordeningen (EG) nr. 1265/2007, (EG) nr. 1794/2006, (EG) nr. 730/2006, (EG) nr. 1033/2006 en (EU) nr. 255/2010 (PB L 281);

  • vliegtuig: gemotoriseerd luchtvaartuig met vaste vleugels, zwaarder dan lucht, dat hoofdzakelijk in de lucht gehouden kan worden door aërodynamische reactiekrachten op zijn vleugels;

  • VLOS: bevoegdverklaring om een RPAS te bedienen binnen zichtafstand (visual line of sight);

  • vluchtinformatieverstrekker: persoon, die op grond van een FISO bevoegd is tot het geven van advies, inlichtingen en alarmering aan luchtverkeer of grondverkeer;

  • vrije ballon: luchtvaartuig, lichter dan lucht, niet voorzien van een voortstuwingsinstallatie en ingericht en bestemd om ten minste één persoon te vervoeren;

  • wet: Wet luchtvaart;

  • zeilvliegtuig: zweeftoestel met starre hoofdstructuur, dat kan worden gedragen en slechts gestart en geland kan worden door gebruik te maken van de benen van de bestuurder;

  • zweeftoestel: luchtvaartuig niet zijnde een TMG, zwaarder dan lucht, dat hoofdzakelijk in de lucht kan worden gehouden door aerodynamische reactiekrachten en waarvan de vrije vlucht niet afhankelijk is van een motor;

  • zweefvliegtuig: zweeftoestel met vaste vleugel.

Artikel 1b

Van overeenkomstige toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zijn:

  • a. de basisverordening, voor zover het Hoofdstuk III, Deel II en Afdeling V betreft,

  • b. verordening (EG) nr. 2042/2003,

  • c. verordening (EU) nr. 2015/340, en

  • d. verordening (EU) nr. 1178/2011,

met dien verstande dat bij ministeriële regeling nadere regels kunnen worden gesteld.

Artikel 1c

De aanvraag voor de afgifte van een bewijs van bevoegdheid of gerelateerde certificaten als bedoeld in hetgeen bij of krachtens de basisverordening is bepaald wordt ingediend bij Onze Minister, tenzij bij of krachtens de basisverordening of de wet een andere instantie is aangewezen.

Hoofdstuk 2. Luchtvarenden, boordwerktuigkundigen en onderhoudstechnici

Paragraaf 1. Bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen

Artikel 2

  • 1 Onze Minister kan de volgende bewijzen van bevoegdheid afgeven:

    • a. RPL, dat de bevoegdheid geeft, niet tegen vergoeding, op te treden als bestuurder van een luchtvaartuig, dat gecertificeerd is of luchtwaardig is bevonden voor maximaal 4 inzittenden, tijdens vluchten zonder baat, onder de volgende beperkingen:

      • 1°. alleen tijdens VFR-vluchten;

      • 2°. alleen tijdens de daglichtperiode als bedoeld in artikel 1 van het Besluit luchtverkeer 2014, en

      • 3°. niet met passagiers, tenzij de houder ten minste tien uur ervaring heeft als gezagvoerder van een luchtvaartuig van dezelfde categorie of met dezelfde bijzondere bevoegdverklaring en de houder in de voorafgaande negentig dagen ten minste drie starts en drie landingen heeft uitgevoerd als gezagvoerder van een luchtvaartuig van dezelfde categorie en met dezelfde bijzondere bevoegdverklaring;

    • b. CPL, dat de bevoegheid geeft, al dan niet tegen vergoeding, op te treden als eerste of tweede bestuurder van een luchtvaartuig;

    • c. AML, dat de bevoegdheid geeft tot het onderhouden van luchtvaartuigen en het toezicht daarop, alsmede het vrijgeven voor gebruik van die luchtvaartuigen na dat onderhoud, voor zover deze is voorzien van één of meer bijzondere bevoegdverklaringen;

    • d. RPA-L, dat de bevoegdheid geeft op te treden als bestuurder van een RPA waarvan de totale massa niet meer dan 150 kg bedraagt en dat gecertificeerd is of luchtwaardig is bevonden.

  • 2 Een bewijs van bevoegdheid kan worden afgegeven voor de volgende categorieën luchtvaartuigen:

    • a. RPL: vliegtuigen (A), helikopters (H), luchtschepen (AS), gyrokopters (GC) en andere categorieën (OA);

    • b. CPL: vrije ballonnen (FB);

    • c. AML: vliegtuigen (A), helikopter (H), zweeftoestellen (G) en andere categorieën (OA);

    • d. RPA-L: vliegtuigen (A) en helikopters (H) en andere categorieën (OA).

  • 3 Een CPL(FB) geeft de bevoegdheid tegen vergoeding op te treden als bestuurder van een vrije ballon die luchtwaardig is bevonden, onder de volgende beperkingen:

    • a. alleen tijdens VFR-vluchten, en

    • b. vaart bij nacht is slechts toegestaan, indien de houder ten minste twee opstijgingen bij nacht met een gemiddelde duur van twee uur elk onder toezicht van een bevoegde houder die reeds de nodige ervaring in nachtvaren bezit, heeft uitgevoerd.

  • 4 Een AML wordt slechts afgegeven wanneer ten minste één bijzondere bevoegdverklaring daarop is weergegeven.

  • 5 Een RPA-L wordt slechts afgegeven, indien ten minste één algemene bevoegdverklaring voor het type operatie, één bijzondere bevoegdverklaring voor werkzaamheden en één bijzondere bevoegdverklaring voor klasse daarop is weergegeven.

  • 6 De bevoegdheden die voortvloeien uit een bewijs van bevoegdheid zijn steeds beperkt tot die typen of klassen luchtvaartuigen of tot die werkzaamheden waarvoor een bijzondere bevoegdverklaring is afgegeven

  • 7 Een bewijs van bevoegdheid wordt afgegeven voor onbepaalde duur.

Artikel 2a

  • 1 In dit artikel wordt onder de bewijzen van bevoegdheid als recreatief vlieger (LAPL), bewijs van bevoegdheid voor luchtballonnen (BPL) en bewijs van bevoegdheid voor zweefvliegtuigen (SPL) verstaan hetgeen daaronder wordt verstaan in verordening (EU) 1178/2011.

  • 2 Onverminderd artikel 2, eerste lid, kan Onze Minister de bewijzen van bevoegdheid LAPL, BPL en SPL afgeven.

  • 3 Een bewijs van bevoegdheid LAPL kan worden afgegeven voor de categorieën luchtvaartuigen: vleugelvliegtuigen (A), helikopters (H), zweefvliegtuigen (S) en luchtballonnen (B).

  • 4 Aan houders van de in het tweede lid bedoelde bewijzen van bevoegdheid of de bewijzen van bevoegdheid PPL, CPL, MPL en ATPL, bedoeld in de respectievelijke subdelen C, D, E en F van bijlage I van verordening (EU) 1178/2011, kan Onze Minister één of meer van de volgende extra bevoegdverklaringen, bedoeld in bijlage I van verordening (EU) 1178/2011, verlenen:

    • a. de bevoegdverklaring voor stuntvliegen (subdeel I, artikel FCL.800);

    • b. de bevoegdverklaring voor het slepen van zweefvliegtuigen en banners (subdeel I, artikel FCL.805);

    • c. de bevoegdverklaring voor het vliegen in bergachtige gebieden (subdeel I, artikel FCL.815);

    • d. de bevoegdverklaring voor het geven van vlieginstructie voor instructeurs voor het vliegen in bergachtige gebieden (subdeel J, sectie 10).

  • 5 In afwijking van dit hoofdstuk zijn op de bewijzen van bevoegdheid BPL, LAPL en SPL uitsluitend de desbetreffende bepalingen van verordening (EU) 1178/2011 van overeenkomstige toepassing van 1 mei 2014 tot en met 7 april 2020.

Artikel 3

  • 1 Aan houders van een RPL kan, onder de krachtens artikel 2.2 van de wet genoemde bijzondere bevoegdverklaringen, al dan niet onder beperkingen naar soort vlucht of ervaring, één of meer van de volgende algemene bevoegdverklaringen worden afgegeven:

    • a. RT, dat de bevoegdheid geeft om radiocontact met de luchtverkeersdienst, of met bestuurders van andere luchtvaartuigen te onderhouden;

    • b. RFI, dat de bevoegdheid geeft om vliegonderricht te geven voor de afgifte van een:

      • 1. RPL, of

      • 2. bijzondere bevoegdverklaring in een RPL;

    • c. LPE met de bevoegdheden en voorwaarden, bedoeld in verordening (EU) nr. 1178/2011.

  • 2 Aan de houder van een CPL afgegeven overeenkomstig verordening (EU) nr. 1178/2011 kan onder beperkingen naar soort vlucht of ervaring de algemene bevoegdverklaring CSR worden verbonden, dat de bevoegdheid geeft om een luchtvaartuig te bedienen waarmee stoffen ter bescherming of bevordering van het milieu of de land-, tuin-, of bosbouw vanuit de lucht worden verspreid.

  • 3 De bevoegdheden die voortvloeien uit een RT zijn steeds beperkt tot het overeenkomende bewijs van bevoegdheid van de houder.

  • 4 De bevoegdheden die voortvloeien uit een algemene bevoegdverklaring, met uitzondering van de RT, zijn steeds beperkt tot die categorie luchtvaartuigen waarvoor de bevoegdverklaring is afgegeven.

  • 5 Aan de houder van een CPL(FB) kan, onder de krachtens artikel 2.2 van de wet genoemde bijzondere bevoegdverklaringen, al dan niet onder beperkingen naar soort vlucht of ervaring, een of meer van de volgende algemene bevoegdverklaringen worden afgegeven:

    • a. RT, dat de bevoegdheid geeft om radiocontact met de luchtverkeersdienst, of met bestuurders van andere luchtvaartuigen, te onderhouden;

    • b. FI(FB) dat de bevoegdheid geeft onderricht te geven in het besturen van vrije ballonnen voor:

      • 1°. de afgifte van een CPL(FB);

      • 2°. VFR-nachtvliegen;

      • de afgifte van een FI(FB).

  • 6 Aan houders van een RPA-L kan, onder de krachtens artikel 2.2 van de wet genoemde bijzondere bevoegdverklaringen, al dan niet onder beperkingen naar soort vlucht of ervaring, één of meer van de volgende algemene bevoegdverklaringen worden afgegeven:

    • a. VLOS, dat de bevoegdheid geeft op te treden als bestuurder van een RPA waarvan de totale massa niet meer dan 150 kg bedraagt, tijdens operaties binnen zichtafstand van de bestuurder onder de volgende beperkingen:

    • b. EVLOS, dat de bevoegdheid geeft op te treden als bestuurder van een RPA waarvan de totale massa niet meer dan 150 kg bedraagt, tijdens operaties binnen zichtafstand van de bestuurder of een RPA waarnemer, onder de volgende beperkingen:

    • c. RT, dat de bevoegdheid geeft om radiocontact met de luchtverkeersdienst of met bestuurders van andere luchtvaartuigen te onderhouden;

    • d. nachtvliegen (RPA), dat de bevoegdheid geeft om VFR-vluchten met een RPA buiten de daglichtperiode uit te voeren, onder de volgende beperkingen:

      • 1°. alleen met een toestel dat luchtwaardig is bevonden voor de uitvoering van vluchten buiten de daglichtperiode;

      • 2°. alleen voor vluchten waarvan de uitvoering niet is verboden bij of krachtens het Besluit luchtverkeer 2014 dan wel andere regelgeving.

    • e. FI (RPA), dat de bevoegdheid geeft om vliegonderricht te geven voor de afgifte van:

      • 1°. een RPA-L;

      • 2°. een algemene of bijzondere bevoegdverklaring in een RPA-L.

    • f. CSR, dat de bevoegdheid geeft om een RPAS te bedienen waarmee stoffen ter bescherming of bevordering van het milieu of de land-, tuin-, of bosbouw vanuit de lucht wordt verspreid;

    • g. LPE, met de bevoegdheden en voorwaarden bedoeld in verordening (EU) nr. 1178/2011.

  • 7 De beperking, bedoeld in het zesde lid, onderdeel a, sub 2, en onderdeel b, sub 2, geldt niet indien op het RPA-L de algemene bevoegdverklaring nachtvliegen (RPA) is weergegeven en deze bevoegdheid, gelet op de daaraan verbonden beperkingen, mag worden uitgeoefend.

Artikel 4

  • 1 De RT, de VLOS en de EVLOS wordt afgegeven voor onbepaalde duur.

  • 2 De RFI, de FI(FB) en de FI(RPA) worden afgegeven voor de duur van ten hoogste drie jaren.

  • 3 De CSR wordt afgegeven voor de duur van ten hoogste 2 jaren.

  • 4 De geldigheidsduur wordt, indien de bevoegdverklaring niet is afgegeven op de laatste dag van de maand van afgifte, berekend vanaf de eerste dag van de maand, volgend op de maand van afgifte.

Artikel 5

  • 1 Onze Minister stelt bijzondere bevoegdverklaringen naar type, klasse of werkzaamheden vast en de duur waarvoor zij worden afgegeven.

  • 2 Onze Minister kan beperkingen vaststellen waaronder bijzondere bevoegdverklaringen worden afgegeven.

Artikel 6

  • 1 De leeftijd, welke moet zijn bereikt om voor een bewijs van bevoegdheid in aanmerking te komen, bedraagt voor:

    • a. RPL: 16 jaar;

    • b. CPL(FB): 18 jaar;

    • c. AML: 18 jaar;

    • d. RPA-L: 18 jaar.

  • 2 De leeftijd, welke moet zijn bereikt om voor een instructeursbevoegdverklaring in aanmerking te komen, bedraagt 18 jaar.

Artikel 8

  • 1 Met inachtneming van de artikelen 2, 3 en 6 wordt het bewijs van bevoegdheid of de bevoegdverklaring op aanvraag afgegeven aan een ieder die:

    • a. voldoet aan de bij ministeriële regeling vast te stellen vereisten inzake kennis, bedrevenheid, ervaring en opleiding, en,

    • b. in het bezit is van een geldige medische verklaring klasse II.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, volstaat, in plaats van een geldige medische verklaring klasse II, een geldige medische verklaring voor het LAPL voor het verkrijgen van:

    • a. het bewijs van bevoegdheid, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder d;

    • b. het bewijs van bevoegdheid RPL voor het besturen van Micro Light Aeroplanes, Micro Light Helicopters, lichte gyrokopters, historische gemotoriseerde vliegtuigen of amateur vliegtuigbouwproducten tot een gewicht van 2000 kilogram.

  • 3 De aanvraag tot afgifte van een bewijs van bevoegdheid of bevoegdverklaring wordt gedaan op een daartoe door Onze Minister verstrekt aanvraagformulier.

Artikel 9

De bevoegdverklaringen, genoemd in artikel 3 en 5, worden verlengd indien de houder van het bewijs van bevoegdheid op bij ministeriële regeling te bepalen wijze heeft aangetoond, dat hij zijn kennis, bedrevenheid en ervaring heeft behouden.

Artikel 10

  • 1 Het document waarop het bewijs van bevoegdheid en de bevoegdverklaring zijn weergegeven wordt afgegeven voor een periode van ten hoogste vijf jaar.

  • 2 Onze Minister vernieuwt een document als bedoeld in het eerste lid na afgifte of wederafgifte van een bevoegdverklaring en wanneer de ruimte, bestemd om verlengingen van bevoegdverklaringen aan te tekenen, geheel is ingevuld, en stelt nadere regels met betrekking tot de eisen voor wederafgifte van een bevoegdverklaring.

  • 3 Onze Minister kan een document als bedoeld in het eerste lid vernieuwen, indien het is verloren, indien het onleesbaar, beschadigd of anderszins onbruikbaar is geworden, om enige administratieve reden of, naar zijn goeddunken, wanneer een bevoegdverklaring wordt verlengd.

  • 4 Indien een document wegens verlies is vernieuwd en het verloren document wordt teruggevonden, zendt de houder het teruggevonden document zo spoedig mogelijk aan Onze Minister.

  • 5 Indien een document anders dan wegens verlies is vernieuwd, kan Onze Minister de houder opdragen het oorspronkelijke document binnen een week na de datum van verzending van het nieuwe document aan Onze Minister te zenden.

Artikel 11

  • 1 Artikel 2.1, eerste en tweede lid, van de wet is niet van toepassing op:

    • a. het bedienen van een modelvliegtuig, waarvan de totale massa ten hoogste 25 kg bedraagt;

    • b. het bedienen van een ballon, die op zeeniveau in de internationale standaard-atmosfeer in geheel gevulde toestand een diameter van ten hoogste 2.00 m of een inhoud van ten hoogste 4.00 kubieke m heeft, alsmede aan elkaar gekoppelde ballonnen waarvan de gezamenlijke diameter en inhoud deze waarden niet te boven gaan;

    • c. het bedienen van een toestel, zwaarder dan lucht, en niet voorzien van een voortstuwingsinrichting, dat door middel van een ankerkabel of lijn is verbonden met het aardoppervlak (kabelvlieger);

    • d. bedienen van een luchtschip, dat op zeeniveau in de internationale standaard atmosfeer in geheel gevulde toestand een grootste afmeting heeft van 5.00 m of een inhoud van ten hoogste 4.00 kubieke m;

    • e. het bedienen van een toestel, zwaarder dan lucht in de vorm van een scherm met harnas, dat met een lijn of lijnen is bevestigd aan een voertuig of vaartuig, waardoor het in de lucht kan worden gehouden (valschermzweeftoestel);

    • f. het bedienen van een zeilvliegtuig, onder door Onze Minister bij ministeriële regeling te stellen voorschriften en beperkingen;

    • g. het bedienen van een schermvliegtuig onder door Onze Minister bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden;

    • h. het bedienen van een ballon, die tijdens het in de lucht houden permanent is bevestigd aan het aardoppervlak (kabelballon);

    • i. het bedienen van een scherm dat dient om de daalsnelheid van een persoon zodanig te beperken dat deze veilig het aardoppervlak kan bereiken (valscherm);

    • j. het bedienen van een luchtvaartuig onder toezicht van een instructeur, die houder is van een voor de bediening van dat luchtvaartuig en die vlucht afgegeven bewijs van bevoegdheid, waarop weergegeven de nodige bevoegdverklaringen op een zodanige wijze dat de instructeur onmiddellijk kan ingrijpen;

    • k. het uitvoeren van een solovlucht onder toezicht van een instructeur, die houder is van een voor de bediening van dat luchtvaartuig en die vlucht afgegeven bewijs van bevoegdheid, waarop weergegeven de nodige bevoegdverklaringen, door een bestuurder, die geen houder is van een bewijs van bevoegdheid, indien de bestuurder:

      • 1. beschikt over voldoende kennis voor de uit te voeren solovlucht;

      • 2. beschikt over een geldige medische verklaring klasse 1 of 2; en

      • 3. beschikt over een schriftelijke soloverklaring van de instructeur;

    • l. het bedienen van een zweefvliegtuig;

    • m. het bedienen van een vrije ballon, niet tegen vergoeding, die luchtwaardig is bevonden voor maximaal vier inzittenden, tijdens vluchten zonder baat onder de in artikel 2, eerste lid, onder a, ten 1° en 2° bedoelde beperkingen.

  • 2 Het eerste lid, onderdelen b tot en met m, is van toepassing indien de bestuurder:

    • a. de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt, met dien verstande, dat de bestuurder van een zweeftoestel die een solovlucht uitvoert binnen zichtafstand van de luchthaven tot een maximum van 5 kilometer rondom de luchthaven, de leeftijd van 14 jaar heeft bereikt,

    • b. kan aantonen te beschikken over voldoende bekwaamheid om op een veilige manier deel te nemen aan het luchtverkeer, en

    • c. kan aantonen dat een verzekering is gesloten tegen de burgerrechtelijke aansprakelijkheid jegens derden als gevolg van het gebruik van het luchtvaartuig.

Artikel 12

Onze Minister kan nadere regels geven met betrekking tot het afgeven van bewijzen van gelijkstelling. Deze regels omvatten in ieder geval bepalingen betreffende eisen inzake kennis, bedrevenheid, ervaring, leeftijd en medische geschiktheid.

Paragraaf 2. De opleidingsinstelling

Artikel 13

  • 1 Onze Minister geeft nadere regels met betrekking tot de erkenning en registratie van een opleidingsinstelling. Deze regels omvatten in ieder geval bepalingen betreffende:

    • a. de bij de aanvraag in te dienen gegevens;

    • b. eisen inzake de opleiding;

    • c. de afgifte, geldigheidsduur, intrekking en wijziging.

  • 3 Onze Minister geeft nadere regels met betrekking tot de kwalificatie van STD's. Deze regels omvatten in ieder geval bepalingen betreffende:

    • a. de bij de aanvraag in te dienen gegevens;

    • b. het onderscheid in eisen naar niveau;

    • c. de afgifte, geldigheidsduur, verlenging, schorsing, intrekking en wijziging.

  • 4 Onze Minister kan op aanvraag entiteiten aanwijzen, als bedoeld in de volgende onderdelen van de Bijlage bij de uitvoeringsverordening (EU) nr. 2019/947:

    • a. Deel A, UAS.OPEN.020 UAS-vluchtuitvoeringen in subcategorie A1, sub 4, onder b;

    • b. Deel A, UAS.OPEN.030 UAS-vluchtuitvoeringen in subcategorie A2, sub 2;

    • c. Deel B, UAS.SPEC.050 verantwoordelijkheden van de UAS-exploitant, sub 1, onder d. iii;

    • d. Aanhangsel 1, hoofdstuk I, UAS.STS-01.020 UAS-vluchtuitvoeringen in STS-01, sub 1, onder e. i;

    • e. Aanhangsel 1, hoofdstuk II, UAS.STS-02.020 UAS-vluchtuitvoeringen in STS-02, sub 9, onder b.

  • 5 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de aanwijzing van entiteiten als bedoeld in het vierde lid.

Paragraaf 3. Het examen

Artikel 14

  • 1 Als bewijs, dat wordt voldaan aan de eisen met betrekking tot de nodige kennis en bedrevenheid voor een bewijs van bevoegdheid als bedoeld in artikel 2 of een bevoegdverklaring als bedoeld in artikel 3 of 5, wordt met goed gevolg een examen afgelegd.

  • 2 Het examen kan bestaan uit een theorie- en een praktijkgedeelte.

  • 3 Voor de AML en voor de daarbij behorende bevoegdverklaringen kan aan de eisen als bedoeld in het eerste lid tevens worden voldaan door het met goed gevolg afronden van een opleiding aan een door Onze Minister daartoe erkende opleidingsinstelling dan wel aan een door de bevoegde autoriteit van een door Onze Minister bij regeling aangewezen staat daartoe erkende opleidingsinstelling.

  • 4 In afwijking van het eerste lid, wordt voor de RPA-L en voor de daarbij behorende bevoegdverklaringen aan de eisen, bedoeld in het eerste lid voldaan door het met goed gevolg afronden van een opleiding aan een door Onze Minister daartoe erkende opleidingsinstelling dan wel aan een door de bevoegde autoriteit van een door Onze Minister bij regeling aangewezen staat daartoe erkende opleidingsinstelling.

  • 5 Onze Minister kan nadere regels geven met betrekking tot het examen.

  • 6 Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op het verkrijgen van de algemene bevoegdverklaring LPE.

Artikel 15

  • 1 Onze Minister stelt het resultaat van het theorie-en praktijkexamen vast.

  • 2 Onze Minister stelt nadere regels met betrekking tot de autorisatie en benoeming van examinatoren. Deze regels omvatten in ieder geval bepalingen betreffende:

    • a. de bij de aanvraag in te dienen gegevens;

    • b. de afgifte, geldigheidsduur, verlenging en intrekking;

    • c. de eisen inzake kennis, bedrevenheid en ervaring;

    • d. het onderscheid in bevoegdheden naar soort autorisatie;

    • e. de bezoldiging van benoemde examinatoren.

  • 3 De examens ter verkrijging van een AML kunnen mede worden afgenomen door een door Onze Minister erkende opleidingsinstelling. Onze Minister kan nadere regels stellen omtrent het afnemen van de examens.

  • 4 In afwijking van het eerste lid stelt het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen het resultaat van het schriftelijke theorie-examen vast.

Artikel 16

  • 1 Onze Minister stelt een examenreglement vast.

  • 2 In dit reglement kunnen bepalingen opgenomen worden omtrent:

    • a. de wijze van examinering;

    • b. de duur van examens en de wijze waarop examens worden uitgevoerd;

    • c. de vaststelling van de examenopgaven voor het schriftelijke gedeelte;

    • d. de groepen van vakken waarin examens kunnen worden afgelegd;

    • e. het gebruik van STD's ten behoeve van examens;

    • f. de aanmelding voor examens;

    • g. de toelating tot examens;

    • h. geheimhouding;

    • i. het toezicht op theorie- en praktijkexamens;

    • j. de uitsluiting van een examinandus van examens;

    • k. de ordemaatregelen tijdens examens;

    • l. de beoordeling van examens;

    • m. de vaststelling van het resultaat van examens;

    • n. de kennisgeving van de uitslag;

    • o. de mogelijkheid van herexamens;

    • p. het afnemen van praktijkexamens;

    • q. de termijn waarbinnen examens moeten zijn afgelegd;

    • r. de uitsluiting van examens;

    • s. frequentie van het examen.

Hoofdstuk 3. Bedieners van een luchtvaartstation en vluchtinformatieverstrekkers

Paragraaf 1. Bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen

Artikel 17

Onze Minister kan de bewijzen van bevoegdheid ASO onderscheidenlijk FISO afgeven.

Artikel 18

  • 1 Aan een houder van een ASO worden, nadat deze de desbetreffende opleiding met goed resultaat heeft gevolgd, één of meer van de volgende bevoegdverklaringen afgegeven:

    • a. ADR (Aerodrome), die de bevoegdheid geeft tot het verstrekken van luchthaveninformatie aan luchthavenverkeer;

    • b. TOW (Towing), die de bevoegdheid geeft tot het verstrekken van dienstberichten aan sleepvoertuigen niet zijnde luchtvaartuigen op het landingsterrein van een gecontroleerde luchthaven onder verantwoordelijkheid van een luchtverkeersleider;

    • c. CLD (Clearance Delivery), die de bevoegdheid geeft tot het doorgeven van een klaring en informatie in opdracht en onder verantwoordelijkheid van een luchtverkeersleider;

    • d. DIS (Display), die de bevoegdheid geeft tot het verstrekken van informatie aan luchtverkeer dat deelneemt aan een luchtvaartvertoning overeenkomstig de bij regeling van Onze Minister gestelde regels;

    • e. OFS (Offshore), die de bevoegdheid geeft tot het verstrekken van informatie aan luchtverkeer op en nabij een offshore productieplatform.

  • 2 Aan een houder van een ASO worden, nadat deze de desbetreffende opleiding met goed resultaat heeft gevolgd, één of meer van de volgende aantekeningen, die van overeenkomstige toepassing zijn als de gelijkluidende aantekeningen in artikel 4 van verordening (EU) nr. 2015/340, bij het bewijs van bevoegdheid afgegeven:

    • a. Assessor, waarmee wordt aangegeven dat de houder bevoegd is om praktische vaardigheden van (leerling-)bedieners van een luchtvaartstation te beoordelen;

    • b. OJTI (On the Job Training Instructor endorsement), waarmee wordt aangegeven dat de houder bevoegd is om opleiding op de werkplek en opleiding met synthetische opleidingstoestellen te geven;

    • c. aantekening betreffende de eenheid (unit endorsement), de op het bewijs van bevoegdheid aangebrachte en daarvan deel uitmakende machtiging die de ICAO-locatie-indicator of de naam van de luchthaven weergeeft;

    • d. aantekening betreffende de taalvaardigheid (language proficiency endorsement), de op het bewijs van bevoegdheid aangebrachte en daarvan deel uitmakende machtiging die de taalvaardigheid van de houder aangeeft.

  • 3 Een bevoegdverklaring als bedoeld in het eerste lid is slechts geldig indien daaraan de in het tweede lid, onderdeel c, bedoelde aantekening betreffende de eenheid, is verbonden.

  • 4 Een aantekening als bedoeld in het tweede lid, onderdelen a en b, is slechts geldig in combinatie met het bewijs van bevoegdheid en de bevoegdverklaring waarvan zij deel uitmaakt.

Artikel 18a

  • 1 Aan een houder van een FISO worden, nadat deze de desbetreffende opleiding met goed resultaat heeft gevolgd, één of meer van de volgende bevoegdverklaringen afgegeven:

    • a. ADR (Aerodrome), die de bevoegdheid geeft tot het verstrekken van advies en inlichtingen aan luchthavenverkeer en luchtverkeer binnen een hiervoor aangewezen deel van het luchtruim dan wel het verstrekken van alarmering;

    • b. AER (Area), die de bevoegdheid geeft tot het verstrekken van advies en inlichtingen aan luchtverkeer dan wel tot het verstrekken van alarmeringen.

  • 2 Aan de houder van een bevoegdverklaring AER wordt, nadat deze de desbetreffende opleiding met goed resultaat heeft gevolgd, de aantekening (rating endorsement) RAD afgegeven, die de bevoegdheid geeft tot het verstrekken van advies en inlichtingen met behulp van surveillance apparatuur.

  • 3 Aan de houder van een FISO worden, nadat deze de desbetreffende opleiding met goed resultaat heeft gevolgd, één of meer van de volgende aantekeningen, die van overeenkomstige toepassing zijn als de gelijkluidende aantekeningen in artikel 4 van verordening (EU) nr. 2015/340, bij het bewijs van bevoegdheid afgegeven:

    • a. Assessor, die aangeeft dat de houder bevoegd is om praktische vaardigheden van leerling- vluchtinformatieverstrekkers of vluchtinformatieverstrekkers te beoordelen;

    • b. OJTI (On the Job Training Instructor endorsement), die aangeeft dat de houder bevoegd is om opleiding op de werkplek en opleiding met synthetische opleidingstoestellen te geven;

    • c. STDI (Synthetic Training Device Instructor endorsement), die aangeeft dat de houder bevoegd is om opleiding met synthetische opleidingstoestellen te geven;

    • d. aantekening betreffende de eenheid (unit endorsement), de op het bewijs van bevoegdheid aangebrachte en daarvan deel uitmakende machtiging die de ICAO-locatie-indicator weergeeft;

    • e. aantekening betreffende de taalvaardigheid (language proficiency endorsement), de op het bewijs van bevoegdheid aangebrachte en daarvan deel uitmakende machtiging die de taalvaardigheid van de houder aangeeft.

  • 4 Een bevoegdverklaring als bedoeld in het eerste lid en de aantekening bij de bevoegdverklaring bedoeld in het tweede lid zijn slechts geldig indien daaraan de in het derde lid, onderdeel d, bedoelde aantekening betreffende de eenheid is verbonden.

  • 5 Een aantekening als bedoeld in het derde lid onderdeel a, b en c, is slechts geldig in combinatie met het bewijs van bevoegdheid en de bevoegdverklaring waarvan zij deel uitmaakt.

Artikel 19

De minimumleeftijd voor de afgifte van een bewijs van bevoegdheid als bedoeld in artikel 17 bedraagt 18 jaar.

Artikel 20

  • 1 Met inachtneming van artikel 19 wordt een FISO op aanvraag verleend aan een ieder die:

    • a. in het bezit is van een geldige medische verklaring, klasse 3, als bedoeld in bijlage IV van verordening (EU) nr. 2015/340,

    • b. voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen eisen inzake kennis, bedrevenheid en ervaring, en

    • c. overeenkomstig Bijlage 1 bij het op 7 december 1944 te Chicago gesloten Verdrag inzake de Internationale Burgerluchtvaart (Trb. 1973, 109) voldoet aan de vereisten inzake het vermogen tot beheersing van de Engelse taal op de niveaus 4, 5 of 6.

  • 2 Het eerste lid, onderdelen b en c, zijn van overeenkomstige toepassing op het verlenen van een ASO alsmede op het verlenen van bevoegdverklaringen en aantekeningen als bedoeld in de artikelen 18 en 18a, met uitzondering van de bevoegdverklaring TOW waarop onderdeel c van het eerste lid niet van toepassing is.

Artikel 21

  • 1 Een FISO of een ASO en de bevoegdverklaring of aantekening bij de bevoegdverklaring wordt voor onbepaalde tijd afgegeven.

  • 3 Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld voor de afgifte van de in het tweede lid bedoelde aantekeningen.

  • 4 De termijnen, bedoeld in het tweede lid, worden met eenzelfde termijn verlengd indien de houder voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen regels inzake kennis, bedrevenheid en ervaring.

  • 5 Een aantekening bij het bewijs van bevoegdheid als bedoeld in artikel 18, tweede lid, onderdeel d, wordt verstrekt voor een termijn van:

    • a. 3 jaar, indien de aantekening taalvaardigheidsniveau 4 betreft;

    • b. 6 jaar, indien de aantekening taalvaardigheidsniveau 5 betreft; of

    • c. onbeperkte duur, indien de aantekening taalvaardigheidsniveau 6 betreft.

  • 6 Een aantekening bij het bewijs van bevoegdheid als bedoeld in artikel 18a, derde lid, onderdeel e, wordt verstrekt voor een termijn van:

    • a. 3 jaar, indien de aantekening taalvaardigheidsniveau 4 betreft;

    • b. 6 jaar, indien de aantekening taalvaardigheidsniveau 5 betreft; of

    • c. 9 jaar, indien de aantekening taalvaardigheidsniveau 6 betreft.

  • 7 Met betrekking tot de afgifte, vernieuwing en verlenging van de in het vijfde en zesde lid bedoelde aantekeningen is verordening (EU) nr. 2015/340, bijlage I, artikel ATCO.B.035, onderdelen b tot en met e, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 22

De vereisten inzake kennis, bedrevenheid en ervaring voor het verkrijgen van een FISO zijn niet van toepassing op personen die maximaal 24 maanden voor de datum van aanvraag in het bezit waren van:

  • a. een geldig bewijs van bevoegdheid voor luchtverkeersleider;

  • b. een geldig bewijs van bevoegdheid voor luchtverkeersleider of FISO afgegeven door Onze Minister van Defensie overeenkomstig artikel 10.2, eerste lid, van de wet.

Artikel 22a

De vereisten inzake kennis, bedrevenheid en ervaring voor het verkrijgen van een ASO zijn niet van toepassing op personen die maximaal 24 maanden voor de datum van de aanvraag in het bezit waren van:

  • a. een geldig FISO met bevoegdverklaring ADR of een geldig bewijs van bevoegdheid voor luchtverkeersleider met de bevoegdverklaring ADI of ADV overeenkomstig verordening (EU) nr. 2015/340;

  • b. een geldig bewijs van bevoegdheid voor luchtverkeersleider, FISO of ASO afgegeven door Onze Minister van Defensie overeenkomstig artikel 10.2, eerste lid, van de wet.

Artikel 22b

De vereisten inzake kennis, bedrevenheid en ervaring voor het verkrijgen van een FISO of een ASO met één of meer bevoegdverklaringen en aantekeningen, met uitzondering van de aantekeningen assessor en OJTI, zijn niet van toepassing op houders van gelijksoortige bewijzen van bevoegdheid, bevoegdverklaringen en aantekeningen, afgegeven krachtens dit besluit vóór 1 januari 2018, die hun geldigheid uitsluitend hebben verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, indien zij beschikken over bij regeling van Onze Minister voor te schrijven eisen voor het handhaven van vakbekwaamheid.

Artikel 22c

De vereisten inzake kennis, bedrevenheid en ervaring voor het verkrijgen van een ASO met één of meer bevoegdverklaringen en aantekeningen zijn niet van toepassing op degenen die vóór 1 januari 2018 de opleiding luchthaveninformatieverstrekker met goed gevolg hebben voltooid, zonder houder te zijn van het desbetreffende bewijs van bevoegdheid, indien zij beschikken over bij regeling van Onze Minister voor te schrijven vergelijkbare vereisten inzake kennis, bedrevenheid en ervaring.

Artikel 22d

  • 1 Onze Minister kan de aanvrager van een ASO, een FISO , of van bevoegdverklaringen of aantekeningen daarop, die de desbetreffende examens en beoordelingen met succes heeft afgelegd, toestaan om gedurende ten hoogste acht weken voorafgaand aan de afgifte daarvan de aan dat document verbonden rechten uit te oefenen.

  • 2 Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde toestemming wordt verleend.

Artikel 23

De artikelen 2.1, eerste lid, voor zover dit betrekking heeft op het bedienen van een grondstation of mobiel station in de luchtvaartmobiele band, waarvoor een vergunning is vereist als bedoeld in artikel 3.13 van de Telecommunicatiewet, en artikel 2.2, tweede lid, van de wet zijn niet van toepassing op houders van een ASO voor het voeren van OPC.

Artikel 24

  • 1 Onze Minister kan een bewijs van bevoegdheid vernieuwen, indien het is verloren of indien het onleesbaar, beschadigd of anderszins onbruikbaar is geworden.

  • 2 Indien een bewijs van bevoegdheid wegens verlies is vernieuwd en het verloren bewijs wordt teruggevonden, zendt de houder het teruggevonden bewijs zo spoedig mogelijk aan Onze Minister.

  • 3 Indien een bewijs van bevoegdheid anders dan wegens verlies is vernieuwd, kan Onze Minister de houder opdragen het oorspronkelijke bewijs binnen een week na de datum van verzending van het nieuwe bewijs aan Onze Minister te zenden.

Paragraaf 2. Opleiding en kwalificatie

Artikel 24a

  • 1 Voor het verzorgen van ASO- en FISO-opleidingen is een door Onze Minister goed te keuren opleidingenplan noodzakelijk.

  • 2 Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld voor de goedkeuring van het in het eerste lid bedoelde opleidingenplan, die in ieder geval betrekking hebben op:

    • a. eisen inzake de inhoud van de opleiding;

    • b. de in het opleidingenplan op te nemen gegevens;

    • c. de geldigheidsduur en wijze van de goedkeuring;

    • d. de onderdelen waaruit een opleidingenplan kan bestaan;

    • e. de kennis- en vaardigheidsbeoordeling.

  • 3 Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld voor de afgifte van een tijdelijke machtiging als instructeur voor opleidingen op de werkplek of als assessor.

Artikel 24b

Onze Minister geeft regels met betrekking tot de kwalificatie van STD’s. Artikel 13, derde lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 24c

  • 1 Met betrekking tot de certificering van FISO-opleidingen zijn de voorschriften bedoeld in verordening (EU) nr. 2015/340, Bijlage III, Deel ATCO.OR, subdelen A tot en met D, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 24d

Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld met betrekking tot de goedkeuring van beoordelingsprocedures waarmee de taalvaardigheid kan worden aangetoond alsmede met betrekking tot de eisen aan organisaties die de taalvaardigheid beoordelen.

Hoofdstuk 4. Medische verklaring

Paragraaf 1. Keuring

Artikel 30

  • 1 Ten behoeve van een door Onze Minister, al dan niet onder beperkingen, af te geven medische verklaring wordt degene, die zulk een verklaring heeft aangevraagd, gekeurd door een geneeskundige of door een geneeskundige instantie.

  • 2 Onze Minister kan in ieder geval regels geven met betrekking tot:

    • a. de aanvraag van de keuring;

    • b. de oproep voor en de aanmelding bij de keuring;

    • c. de ten behoeve van de afgifte van een medische verklaring te verrichten keuring;

    • d. de anamnese;

    • e. de kennisgeving van de uitslag;

    • f. de eisen van medische geschiktheid en de beperkingen waaronder de medische verklaring kan worden afgegeven;

    • g. de eisen waaraan een geneeskundige of een geneeskundige instantie ten behoeve van hun autorisatie moeten voldoen;

    • h. de verplichtingen van de houder van de medische verklaring of van een geneeskundige of een geneeskundige instantie;

    • i. de erkenning van in het buitenland verrichte keuringen.

Artikel 31

  • 1 De geldigheidsduur van een medische verklaring als bedoeld in artikel 8 wordt bepaald overeenkomstig verordening (EU) nr. 1178/2011.

  • 2 De geldigheidsduur van de medische verklaring klasse 3, bedoeld in bijlage IV van verordening (EU) nr. 2015/340, voor houders van een FISO bedraagt ten hoogste 24 maanden voor houders tot 40 jaar en 12 maanden voor houders van 40 jaar en ouder.

  • 3 Onze Minister stelt nadere regels voor de verlenging van een medische verklaring.

Paragraaf 2. Herbeoordeling

Artikel 32

  • 1 Ten behoeve van de beslissing op bezwaar tegen een beschikking met betrekking tot de medische verklaring of certificaat kan Onze Minister een Adviescommissie instellen.

  • 2 Bij elke volgende keuring wordt rekening gehouden met het advies van de Adviescommissie.

Artikel 33

  • 1 De Adviescommissie bestaat uit ten minste vijf leden, waaronder een voorzitter, die door Onze Minister worden benoemd voor een periode van 3 jaar en ontslagen.

  • 2 Van de leden van de Adviescommissie wordt ten minste één lid benoemd uit de kring van deskundigen met betrekking tot medische certificaten klasse 1, ten minste één lid uit de kring van deskundigen met betrekking tot medische certificaten klasse 2 en ten minste één lid uit de kring van deskundigen met betrekking tot medische verklaringen klasse 3.

Artikel 34

  • 1 Onze Minister doet een ontvangen bezwaarschrift binnen een week aan de Adviescommissie toekomen.

  • 2 Onze Minister kan regels stellen met betrekking tot door de Adviescommissie in acht te nemen procedures.

Artikel 35

Zolang in een vacature in de Adviescommissie niet is voorzien, vormen de overblijvende leden de Adviescommissie met de bevoegdheden van de volledige Adviescommissie.

Hoofdstuk 5. Schorsing

Artikel 36

  • 1 Indien een bewijs van bevoegdheid of een bevoegdverklaring is geschorst op één van de in artikel 2.5, eerste lid, onderdeel a of b van de wet genoemde gronden, kan Onze Minister bepalen dat de houder zich opnieuw aan een door Onze Minister te bepalen examen onderwerpt. Het examen kan beperkt blijven tot één of enkele onderdelen.

  • 2 Indien een bewijs van bevoegdheid of een bevoegdverklaring is geschorst op grond van artikel 2.5, eerste lid, onderdeel c, wordt de schorsing opgeheven bij opnieuw gebleken medische geschiktheid.

Hoofdstuk 5a. Uitvoering van internationale verplichtingen en overige bepalingen

Artikel 36a

De hoogte en de wijze van betaling van de vergoeding voor de kosten voor handelingen in het kader van de uitvoering van internationale overeenkomsten gesloten door de Europese Unie en internationale overeenkomsten gesloten door Nederland met derde landen, voor zover dit besluit hier niet reeds in voorziet, wordt bij ministeriële regeling vastgesteld.

Hoofdstuk 6. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 37

In afwijking van artikel 17 kan een luchtvaartstation tot 1 januari 2019 eveneens worden bediend, onderscheidenlijk vluchtinformatie eveneens worden verstrekt, door de houder van een geldig bewijs van bevoegdheid voor luchthaveninformatieverstrekker onderscheidenlijk een geldig bewijs van bevoegdheid voor vluchtinformatieverstrekker dat is afgegeven vóór 1 januari 2018.

Artikel 42

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen, onderdelen daarvan, bewijzen van bevoegdheid, algemene of bijzondere bevoegdverklaringen verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel 43

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting en de bijlagen in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Tavarnelle, 28 juli 1999

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

Uitgegeven de negentiende augustus 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Bijlage behorende bij artikel 18 van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart

[Vervallen per 01-01-2018]