Rijkswet van 24 december 1998, houdende goedkeuring van het op 2 oktober 1997 te
Amsterdam tot stand gekomen Verdrag van Amsterdam houdende wijziging van het Verdrag
betreffende de Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen
en sommige bijbehorende akten, met Protocollen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het op 2 oktober 1997 te Amsterdam tot
stand gekomen Verdrag van Amsterdam houdende wijziging van het Verdrag betreffende
de Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige
bijbehorende akten, met Protocollen, ingevolge artikel 91, eerste lid, van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal behoeft, alvorens het Koninkrijk daaraan kan
worden gebonden;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen
zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: