Frequentiebesluit

[Regeling vervallen per 15-03-2013.]
Geraadpleegd op 01-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 28-07-2012 en zichtdatum 28-07-2012.
Geldend van 28-07-2012 t/m 26-09-2012

Besluit van 10 november 1998, houdende regels betreffende toewijzing en gebruik van frequentieruimte (Frequentiebesluit)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 20 mei 1998, nr. HDTP/98/1550/HW, Hoofddirectie Telecommunicatie en Post;

Gelet op richtlijn nr. 97/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 10 april 1997 betreffende een gemeenschappelijk kader voor algemene machtigingen en individuele vergunningen op het gebied van telecommunicatiediensten (PbEG L 117/15) en op de artikelen 3.1, 3.3, zevende lid, 3.4, tweede lid, en artikel 3.5, derde en vierde lid, van de Telecommunicatiewet;

De Raad van State gehoord (advies van 19 augustus 1998 no. W09.98.0214);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 3 november 1998, nr HDTP/98/3248/HW, Hoofddirectie Telecommunicatie en Post;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Hoofdstuk 2. Besluitvorming met betrekking tot de procedure van vergunningverlening

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

Paragraaf 1. algemeen

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

  • 1 In het frequentieplan worden de frequentiebestemmingen onderverdeeld in de volgende hoofdcategorieën van gebruik:

    • a. zakelijk gebruik;

    • b. gebruik voor vitale overheidstaken;

    • c. omroep, bestaande uit de categorieën publieke en commerciële omroep;

    • d. overig gebruik.

  • 2 In het frequentieplan wordt voor de hoofdcategorieën zakelijk gebruik en overig gebruik, alsmede voor de categorie commerciële omroep, per eenheid van frequentieruimte, met in achtneming van het bepaalde in het derde en vierde lid, vastgesteld of bij de verlening van een vergunning hetzij de procedure van op volgorde van binnenkomst hetzij de procedure van veiling of vergelijkende toets wordt toegepast.

  • 3 De procedure van veiling of vergelijkende toets wordt alleen toegepast terzake van de verdeling van frequentieruimte voor de hoofdcategorie zakelijk gebruik en de categorie commerciële omroep. De hiervoor genoemde procedures worden niet toegepast indien het redelijkerwijs te verwachten is dat er met betrekking tot de vraag naar de frequentieruimte sprake zal zijn van een voldoende aanbod van de frequentieruimte.

  • 4 In de gevallen waarin de veiling of de vergelijkende toets op grond van het derde lid niet wordt toegepast, alsmede bij de hoofdcategorie overig gebruik, geschiedt de verlening van de vergunningen op volgorde van binnenkomst van de aanvraag.

Artikel 2a

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

Ingeval van een procedure voor de verlening van vergunningen als bedoeld in artikel 3.3, vierde lid, van de Telecommunicatiewet kan bij ministeriële regeling frequentieruimte voor een categorie van aanvragers worden gereserveerd.

Paragraaf 2. veiling en vergelijkende toets

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

  • 1 De procedure voor het verlenen van een vergunning die door middel van een veiling of een vergelijkende toets zal worden verleend, vangt aan op een door Onze Minister te bepalen tijdstip. Hiervan wordt in de Staatscourant mededeling gedaan alsmede van het besluit van Onze Minister welke van beide procedures zal worden toegepast.

  • 2 Ten aanzien van het in het eerste lid bedoelde besluit tot vaststelling van de procedure door middel waarvan een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte zal worden verleend, geldt dat de procedure van vergelijkende toets slechts wordt toegepast indien het algemeen maatschappelijk, cultureel of economisch belang dit vordert.

  • 3 Uiterlijk zeven dagen nadat de mededeling, bedoeld in het eerste lid, is gedaan, maakt Onze Minister bekend:

  • 4 Het tweede lid is niet van toepassing op frequentieruimte die is bestemd voor commerciële omroep.

  • 5 De bekendmaking, bedoeld in het derde lid, onderdeel c, geschiedt hetzij in de Staatscourant, hetzij op een andere wijze die door Onze Minister is aangegeven in de mededeling, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de indiening van de aanvraag om een vergunning en omtrent de inhoud van de aanvragen en de daarbij te overleggen gegevens. Deze regels kunnen per te verlenen vergunning verschillen.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

  • 2 Indien de ontwerpen niet worden geplaatst in de Staatscourant, deelt Onze Minister in de Staatscourant mede op welke wijze inzage in de ontwerpen kan worden verkregen.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

  • 1 Tot de veiling en de vergelijkende toets worden slechts toegelaten aanvragers die voldoen aan bij ministeriële regeling te stellen eisen. Deze eisen kunnen per te verlenen vergunning verschillen.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde eisen kunnen slechts betrekking hebben op de:

    • a. rechtsvorm van de aanvrager;

    • b. financiële positie van de aanvrager;

    • c. kennis en ervaring van de aanvrager;

    • d. technische middelen waarover de aanvrager kan beschikken;

    • e. hoedanigheid van de aanvrager als commerciële omroep;

    • f. door de aanvrager te leveren bijdrage aan de overgang van analoge naar digitale techniek.

  • 3 Indien een te verlenen vergunning betrekking heeft op het gebruik van frequentieruimte die is bestemd voor commerciële omroep, kunnen de in het eerste lid bedoelde eisen tevens betrekking hebben op het waarborgen van democratische, sociale, taalkundige en culturele belangen die een rol spelen bij het gebruik van frequentieruimte, waarbij rekening kan worden gehouden met pluralisme in de media.

Artikel 6a

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

  • 1 Bij ministeriële regeling kan, in het belang van een evenwichtige verdeling dan wel een doelmatig gebruik van frequentieruimte, met betrekking tot categorieën van frequentieruimte de maximale hoeveelheid frequentieruimte worden vastgesteld die een aanvrager kan verwerven door middel van een procedure van veiling of vergelijkende toets. Daarbij kan rekening worden gehouden met verschillen binnen een of meer categorieën van frequentieruimte. Voor categorieën van frequentieruimte of voor procedures voor het verlenen van een vergunning kunnen verschillende regels worden gesteld.

  • 2 Indien een aanvrager op het tijdstip waarop een aanvraag uiterlijk dient te zijn ontvangen op grond van de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 4, reeds beschikt over een vergunning met betrekking tot een categorie van frequentieruimte waarvoor een maximum is vastgesteld dan wel beschikt over de maximale hoeveelheid frequentieruimte, brengt Onze Minister deze frequentieruimte in mindering op de maximale hoeveelheid frequentieruimte die de aanvrager voor die categorie van frequentieruimte kan verwerven onderscheidenlijk sluit Onze Minister de aanvrager volledig uit van deelname aan de veiling of de vergelijkende toets. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor het geval dat een aanvrager na het tijdstip waarop een aanvraag uiterlijk dient te zijn ontvangen op grond van de ministeriële regeling, bedoeld in artikel 4, een vergunning verwerft met betrekking tot een categorie van frequentieruimte waarvoor een maximum is vastgesteld.

  • 4 Indien een aanvrager deel uitmaakt van een groep waartoe een andere rechtspersoon of vennootschap behoort die een vergunning heeft of verwerft met betrekking tot frequentieruimte waarvoor een maximum is vastgesteld, wordt bij de toepassing van het bepaalde bij of krachtens het tweede en derde lid ook die vergunning in aanmerking genomen.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

  • 1 Bij ministeriële regeling worden in het kader van de behandeling van een aanvraag om een vergunning regels gesteld omtrent de toepassing en uitvoering van de veiling of de vergelijkende toets. Deze regels kunnen per te verlenen vergunning verschillen.

  • 2 In het geval van een veiling hebben de in het eerste lid bedoelde regels in elk geval betrekking op:

    • a. de wijze waarop een bod wordt uitgebracht;

    • b. de eisen die aan een geldig bod worden gesteld;

    • c. de zekerheidstelling dat een bod gestand wordt gedaan of kosten en schade kunnen worden verhaald;

    • d. maatregelen ten behoeve van een ongestoord verloop van de veiling;

    • e. de bij veiling toe te passen methode ter vaststelling van het bod waarvan de uitbrenger in aanmerking komt voor verlening van de vergunning;

    • f. de eisen die gesteld worden met betrekking tot de wijze van betaling en het tijdstip waarop degene aan wie de vergunning wordt verleend deze betaling moet hebben verricht;

    • g. de gevallen waarin, de termijn waarbinnen en de voorwaarden waaronder er opnieuw wordt geveild zonder dat er sprake is van een nieuwe veilingprocedure.

  • 3 In het geval van een vergelijkende toets hebben de in het eerste lid bedoelde regels in elk geval betrekking op de criteria waarmee de kwaliteit van de aanvraag of de kwaliteit van de aanvrager wordt bepaald.

  • 4 In het geval van een vergelijkende toets met inbegrip van een financieel bod, kunnen de in het eerste lid bedoelde regels eveneens betrekking hebben op:

    • a. de gevallen waarin een financieel bod wordt uitgebracht alsmede de wijze waarop dat bod wordt uitgebracht;

    • b. de eisen die aan een geldig financieel bod worden gesteld;

    • c. de zekerheidstelling dat een financieel bod gestand wordt gedaan of kosten en schade kunnen worden verhaald;

    • d. de eisen die gesteld worden met betrekking tot de wijze van betaling van het financieel bod en het tijdstip waarop degene aan wie de vergunning wordt verleend deze betaling moet hebben verricht.

  • 5 In het geval van een vergelijkende toets houdt Onze Minister bij het opstellen van de criteria rekening met de doelstellingen, bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, van de wet.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

  • 1 Onze Minister kan een vergunning die is verleend door middel van een veiling of een vergelijkende toets niet verlengen, tenzij het algemeen maatschappelijk, cultureel of economisch belang verlenging naar het oordeel van Onze Minister vordert of verlenging naar het oordeel van Onze Minister van belang is voor de bevordering van de overgang van analoge naar digitale techniek, mits de aanvraag om verlenginguiterlijk een jaar, doch niet eerder dan twee jaar voor het tijdstip waarop de periode waarvoor de vergunning is verleend, is verstreken, is ontvangen door Onze Minister. Bij regeling van Onze Minister kan voor nader bepaalde vergunningen een afwijkende periode worden bepaald waarbinnen het verzoek tot verlenging moet worden ontvangen.

  • 2 Indien de vergunning betrekking heeft op frequentieruimte bestemd voor de categorie commerciële omroep besluit Onze Minister over een verzoek tot verlenging als bedoeld in het eerste lid, niet dan in overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

  • 3 In het geval een vergunning wordt verlengd kunnen de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen worden gewijzigd en kunnen nieuwe voorschriften en beperkingen aan de vergunning worden toegevoegd.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen inzake de verlenging van vergunningen nadere regels worden gesteld. Deze regels kunnen per te verlenen vergunning verschillen.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

  • 1 In het geval de te verlenen vergunning betrekking heeft op frequentieruimte bestemd voor de categorie commerciële omroep en de verlening van de vergunning plaatsvindt door middel van een vergelijkende toets worden de in deze paragraaf aan Onze Minister opgedragen taken en toegekende bevoegdheden uitgeoefend, voorzover het niet betreft de vaststelling van de frequentieruimte waarvoor de vergunning wordt verleend, door Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen in overeenstemming met Onze Minister.

  • 2 Onze Minister verleent een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte bestemd voor de categorie commerciële omroep op voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, indien die voordracht tot stand is gekomen na uitvoering van de vergelijkende toets.

Paragraaf 3. procedure waarbij aanvragen op volgorde van binnenkomst worden behandeld

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

Artikel 11

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

  • 1 Bij ministeriële regeling kunnen eisen worden gesteld waaraan de aanvrager moet voldoen om in aanmerking te komen voor een vergunning. Deze eisen kunnen slechts inhouden dat:

    • a. de aanvrager een bepaalde leeftijd heeft bereikt;

    • b. de aanvrager met goed gevolg een voor het gebruik van de gevraagde frequentieruimte, in samenhang met het doel waarvoor die frequentieruimte wordt gebruikt, vereist examen heeft afgelegd;

    • c. de aanvrager in het bezit is van een certificaat van bediening;

    • d. de aanvrager een redelijk belang heeft bij het voorgenoemen gebruik van de gevraagde frequentieruimte.

  • 2 Ten aanzien van het verkrijgen van een certificaat van bediening en het examen genoemd in het eerste lid kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld die betrekking hebben op:

    • a. het afleggen en het afnemen van het examen;

    • b. de eisen van het examen;

    • c. de ontheffing van het examen;

    • d. de wijze waarop de vergoeding voor een examen dan wel een ontheffing moet worden voldaan;

    • e. het verkrijgen van een certificaat van bediening.

  • 3 Voor zover de aard, de omvang of het maatschappelijk belang van de vergunning daartoe naar het oordeel van Onze Minister aanleiding geeft, kunnen naast de eisen genoemd in het eerste lid bij ministeriële regeling tevens de eisen worden gesteld bedoeld in artikel 6, tweede en derde lid, en kunnen voorts regels worden gesteld in het belang van een evenwichtige verdeling dan wel een doelmatig gebruik van frequentieruimte.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de indiening van de aanvraag om een vergunning en omtrent de inhoud van de aanvragen en de daarbij te overleggen gegevens. Deze regeling kan per te verlenen vergunning verschillen.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

  • 1 Een vergunning wordt op aanvraag verlengd, tenzij een doelmatige ordening van het frequentiespectrum zich daartegen verzet.

  • 2 Bij verlenging van een vergunning kunnen de aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen worden gewijzigd en kunnen nieuwe voorschriften of beperkingen aan de vergunning worden toegevoegd.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op een vergunning die op grond van de artikelen 3.7a of 3.8 van de wet is verkregen.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen inzake de verlenging van vergunningen nadere regels worden gesteld. Deze regels kunnen per te verlenen vergunning verschillen.

Paragraaf 4. procedure waarbij vergunningen bij voorrang worden verleend

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

Artikel 14

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

Op aanvragen om een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte ten behoeve van de uitvoering van vitale overheidstaken, van het verzorgen van taken op het terrein van de publieke omroep als bedoeld in artikel 1, onder t, van de Mediawet, of ter uitvoering van een wettelijk voorschrift, zijn de artikelen 12 en 13 van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 5. termijn vergunningverlening

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

Artikel 15

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

  • 1 In het geval de verlening van een vergunning betrekking heeft op frequentieruimte die is bestemd voor het aanbieden van openbare elektronische communicatienetwerken of openbare elektronische communicatiediensten beslist Onze Minister op een aanvraag om verlening van de vergunning binnen 6 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2 Indien de duur van de procedure van veiling of vergelijkende toets tot gevolg heeft dat niet binnen de in het eerste lid bedoelde termijn kan worden beslist, stelt Onze Minister de aanvrager daarvan in kennis en geeft daarbij een termijn waarbinnen zal worden beslist, welke termijn niet langer is dan 32 weken na afloop van de in het eerste lid genoemde termijn.

  • 3 Van de termijnen, genoemd in het eerste en tweede lid, kan worden afgeweken indien op grond van het Internationale Telecommunicatieverdrag internationale frequentie- en satellietcoördinatie daartoe nopen.

Paragraaf 6. Verplichte overdracht van een vergunning

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

Artikel 15a

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

Artikel 15b

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent:

  • a. de indiening van de aanvraag om toestemming of overdracht,

  • b. de eisen die ter verkrijging van toestemming of ter overdracht van de vergunning worden gesteld aan de aanvrager,

  • c. de inhoud van de aanvraag en de daarbij te overleggen gegevens.

Deze regels kunnen per vergunning verschillen.

Artikel 15c

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

  • 1 Tot een procedure ter verkrijging van toestemming en een procedure tot overdracht als bedoeld in artikel 3.7a, eerste en tweede lid, van de wet worden slechts toegelaten aanvragers die voldoen aan bij ministeriële regeling te stellen eisen. Deze eisen kunnen per vergunning verschillen.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde eisen kunnen slechts betrekking hebben op de:

    • a. rechtsvorm van de aanvrager;

    • b. financiële positie van de aanvrager;

    • c. kennis en ervaring van de aanvrager;

    • d. technische middelen waarover de aanvrager kan beschikken;

    • e. hoedanigheid van de aanvrager als commerciële omroep;

    • f. door de aanvrager te leveren bijdrage aan de overgang van analoge naar digitale techniek.

  • 4 Voor zover de aard, de omvang of het maatschappelijk belang van de vergunning daartoe naar het oordeel van Onze Minister aanleiding geeft, kunnen naast de eisen genoemd in het tweede en derde lid bij ministeriële regeling tevens regels worden gesteld in het belang van een evenwichtige verdeling dan wel een doelmatig gebruik van frequentieruimte.

  • 5 Toestemming wordt in ieder geval geweigerd indien:

    • a. de aanvrager de latende vergunninghouder is,

    • b. de aanvrager op de latende vergunninghouder of de latende vergunninghouder op de aanvrager zodanige zeggenschap of feitelijke invloed heeft dat deze in belangrijke mate het beleid van de aanvrager of de latende vergunninghouder kan bepalen of aanmerkelijke invloed heeft op de inhoud van dat beleid, of

    • c. een natuurlijke persoon of groep van natuurlijke personen direct of indirect een zodanige zeggenschap of feitelijke invloed heeft in zowel de aanvrager als de latende vergunninghouder dat deze in belangrijke mate het beleid van beiden kan bepalen of aanmerkelijke invloed heeft op de inhoud van het beleid van beiden.

Artikel 15d

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

  • 1 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de wijze waarop de procedure ter verkrijging van toestemming en de procedure om te bepalen aan welke natuurlijke of rechtspersoon de vergunning wordt overgedragen plaatsvindt. Deze regeling kan per vergunning verschillen.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde regels hebben in elk geval betrekking op:

    • a. de door de aanvrager en de latende vergunninghouder in acht te nemen geheimhouding;

    • b. de wijze waarop een prijs voor de vergunning wordt geboden;

    • c. de wijze om te bepalen wie de hoogste prijs heeft geboden;

    • d. de eisen die aan een geldig bod worden gesteld;

    • e. de zekerheidstelling dat een bij of krachtens artikel 3.3a, van de wet opgelegde financiële verplichting gestand wordt gedaan;

    • f. de maatregelen ten behoeve van een ongestoord verloop van de in het eerste lid bedoelde procedure;

    • g. de door de vergunninghouder toe te passen methode ter vaststelling van het bod waarvan de uitbrenger in aanmerking komt voor verlening van de vergunning;

    • h. de eisen die worden gesteld met betrekking tot de wijze van betaling van de in onderdeel e bedoelde financiële verplichtingen, en het tijdstip waarop degene aan wie de vergunning wordt overgedragen deze betaling moet hebben verricht.

Hoofdstuk 3. De vergunning

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

Artikel 16

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

  • 1 De aan een vergunning te verbinden voorschriften en beperkingen kunnen slechts betrekking hebben op:

    • a. het doelmatig gebruik van de toegewezen frequentieruimte;

    • b. de aard van de radiozendapparaten en de daarbij behorende antenne-inrichtingen alsmede het vermogen waarmee mag worden uitgezonden;

    • c. bescheiden die de vergunninghouder ter beschikking moet houden;

    • d. verplichtingen die voortvloeien uit de toezeggingen die de vergunninghouder in het kader van een veiling of een vergelijkende toets heeft gedaan, ook indien slechts één aanvrager aan de bij of krachtens de wet gestelde eisen voldoet;

    • e. het veroorzaken van belemmeringen in radiozend- of ontvangapparaten of in elektrische of elektronische inrichtingen door het gewenste signaal van een radiozendapparaat;

    • f. het waarborgen van de in artikel 6, derde lid, bedoelde belangen;

    • g. de diensten die moeten worden aangeboden, het soort elektronisch communicatienetwerk dat moet worden aangeboden of de technologie die moet worden gebruikt;

    • h. de naleving van verdragen of besluiten van een volkenrechtelijke organisatie aangaande het gebruik van frequentieruimte;

    • i. de identificatie van het zendapparaat door middel van een daartoe bij de vergunningverlening toe te kennen combinatie van letters of cijfers.

  • 2 De in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde voorschriften en beperkingen kunnen onder meer betrekking hebben op de termijn waarop en het geografisch gebied waarbinnen de in het eerste lid, onderdeel g, bedoelde diensten moeten worden aangeboden.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

Onze Minister kan een vergunning en de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen gedurende de looptijd van de vergunning slechts wijzigen:

  • a. op verzoek van de vergunninghouder;

  • b. indien de naleving van een internationale overeenkomst aangaande het gebruik van frequentieruimte dit vordert;

  • c. in de gevallen bedoeld in artikel 3.7, derde lid, van de wet, en

  • d. indien door het gebruik van de vergunning ontoelaatbare belemmeringen worden veroorzaakt in radiozend- of ontvangapparaten of in elektrische of elektronische inrichtingen.

Hoofdstuk 4. Gebruik van frequentieruimte zonder dat daarvoor een vergunning is vereist

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

Artikel 18

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

Bij ministeriële regeling kunnen ter zake van het gebruik van frequentieruimte waarvoor geen vergunning is vereist, regels worden gesteld inzake:

  • a. de doelmatigheid van het gebruik;

  • b. de aard van de radiozendapparaten en de daarbij behorende antenne-inrichtingen alsmede het vermogen waarmee mag worden uitgezonden;

  • c. het door de gebruiker beschikbaar houden van bescheiden;

  • d. het veroorzaken van belemmeringen in radiozend- of ontvangapparaten of in elektrische of elektronische inrichtingen door het gewenste signaal van een radiozendapparaat;

  • e. de naleving van verdragen of besluiten van een volkenrechtelijke organisatie aangaande het gebruik van frequentieruimte.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

De aanwijzing van categorieën radiozendapparaten, bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder a, van de wet, kan uitsluitend geschieden voor zover het radiozendapparaten betreft, die geen of vrijwel geen storing of belemmering veroorzaken in elektrische of elektronische apparaten, die geen radiozendapparaten zijn.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

  • 1 Bij ministeriële regeling kunnen eisen worden gesteld waaraan een natuurlijke persoon moet voldoen voor het gebruik van de frequentieruimte, bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, aanhef en onder c, van de wet. Deze eisen kunnen slechts inhouden dat:

    • a. de gebruiker een bepaalde leeftijd heeft bereikt;

    • b. de gebruiker met goed gevolg een voor het gebruik van de gevraagde frequentieruimte, in samenhang met het doel waarvoor die frequentieruimte wordt gebruikt, vereist examen heeft afgelegd, of

    • c. de gebruiker in het bezit is van een certificaat van bediening.

  • 4 Voor de toepassing van dit artikel wordt een personenvennootschap gelijk gesteld met een rechtspersoon.

Artikel 20a

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

  • 2 Onze Minister registreert het in de melding bedoelde frequentiegebruik tenzij niet wordt voldaan aan bij ministeriële regeling te stellen regels.

  • 4 Met het oog op de identificatie van het radiozendapparaat kent Onze Minister in bij ministeriële regeling te bepalen gevallen aan degene die de melding heeft gedaan een combinatie van letters of cijfers toe.

  • 5 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter zake van de melding, de registratie en de toekenning van de combinatie van letters of cijfers.

Hoofdstuk 4a

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

Antenneregister

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

Artikel 20b

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

  • 1 In het antenneregister worden gegevens opgenomen van:

    • a) antennes die zijn geplaatst op een vaste locatie met het doel met een zendvermogen van meer dan 10 dB watt Effective Radiated Power (ERP) uit te gaan zenden;

    • b) antennes die zijn geplaatst op een vaste locatie en die tot een netwerk behoren, indien meer dan de helft van het aantal antennes van het netwerk een zendvermogen van meer dan 10 dB watt ERP heeft.

    • c) antennes van radiozendamateurs die zijn geregistreerd als gebruiker van frequentieruimte.

  • 2 Van het eerste lid zijn uitgezonderd de gegevens van antennes in gebruik bij overheidsorganen die een taak uitoefenen op het terrein van politie, justitie of veiligheid.

Artikel 20c

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

  • 1 In het antenneregister worden voor de antennes, bedoeld in artikel 20b, eerste lid, onder a en b de volgende gegevens opgenomen:

    • a) de toepassing van de antenne;

    • b) de hoogte gemeten vanaf het maaiveld tot het geometrische midden van de antenne;

    • c) de frequentie van de gebruikte toepassing;

    • d) de hoofdstraalrichting van de antenne;

    • e) het zendvermogen van de antenne in de hoofdstraalrichting aangeduid in dB watt ERP;

    • f) de datum van ingebruikname van de antenne en

    • g) de locatie van de antenne-installatie, met een nauwkeurigheid van 15 meter, aangeduid met toepassing van het World Geodetic System 1984.

  • 2 De gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden aan Onze Minister verstrekt door de diegene die de frequentie gebruikt of wil gebruiken.

Artikel 20d

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

  • 1 In het antenneregister worden voor de antennes, bedoeld in artikel 20b, eerste lid, onder c, de volgende gegevens opgenomen:

    • a. de locatie van de antenne-installatie, met een nauwkeurigheid van 15 meter, aangeduid met toepassing van het World Geodetic System 1984 en

    • b. het type registratie

  • 2 De gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden aan Onze Minister verstrekt door de radiozendamateur die zich voor het gebruik van frequentieruimte heeft geregistreerd.

  • 3 Onze Minister kan gegevens die door radiozendamateurs worden verstrekt in het kader van de registratie opnemen in het antenneregister.

Artikel 20e

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

Bij ministeriële regeling kunnenregels worden gesteld met betrekking tot:

  • a) de inrichting van het antenneregister,

  • b) het tijdstip waarop de gegevens worden aangeleverd,

  • c) de wijze waarop en de vorm waarin de gegevens aangeleverd worden en

  • d) de wijze waarop van de gegevens kennis wordt genomen.

Hoofdstuk 5. Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

Artikel 21

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

  • 1 In dit artikel wordt verstaan onder de inwerkingtredingsdatum: de datum waarop het Besluit van 8 maart 2005, houdende enkele technische wijzigingen van het Frequentiebesluit en het Besluit beveiliging gegevens aftappen telecommunicatie, alsmede een wijziging van het Besluit medegebruik omroepzendernetwerken teneinde het regime van medegebruik uit te breiden tot aanbieders van antenne-opstelpunten die bestemd zijn voor omroep in werking treedt.

  • 2 Dit besluit, zoals dat luidde voor de inwerkingtredingsdatum, blijft, met uitzondering van artikel 19, van toepassing op:

    • a. vergunningen die zijn verleend voor de inwerkingtredingsdatum;

    • b. veiling- of vergelijkende toetsprocedures die zijn aangevangen voor de inwerkingtredingsdatum, en

    • c. vergunningen die op of na de inwerkingtredingsdatum zijn verleend door middel van een veiling- of vergelijkende toetsprocedure die is aangevangen voor de inwerkingtredingsdatum.

  • 3 Artikel 17 is van toepassing op de in het eerste lid bedoelde vergunningen.

  • 4 Artikel 9 zoals dat luidde voor 25 februari 2011, blijft van toepassing op aanvragen om verlenging die zijn ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van dat besluit.

Artikel 23

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld.

Artikel 24

[Regeling vervallen per 15-03-2013]

Dit besluit wordt aangehaald als: Frequentiebesluit.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 10 november 1998

Beatrix

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. M. de Vries

Uitgegeven de negentiende november 1998

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals