Wet van 11 december 1997, houdende regels omtrent de bemanning van zeeschepen (Zeevaartbemanningswet)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe bepalingen vast
te stellen voor het bemannen van Nederlandse zeeschepen;
Gelet op het op 7 juli 1978 te Londen tot stand gekomen Internationale Verdrag betreffende
de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, 1978 (Trb.
1981, 144), alsmede op Richtlijn nr. 94/58/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 november 1994 inzake het minimumopleidingsniveau
van zeevarenden (PbEG L 319);
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: