Wijzigingswet Wet op het basisonderwijs, enz. (regeling schoolbegeleiding)

[Regeling materieel uitgewerkt per 04-07-2013.]
Geraadpleegd op 22-05-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 15-10-2005 en zichtdatum 01-05-2024.
Geldend van 01-01-2002 t/m 31-07-2006

Wet van 15 mei 1997 tot wijziging van onder meer de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs inzake schoolbegeleiding (regeling schoolbegeleiding)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is wettelijke regels te stellen betreffende de verantwoordelijkheid van gemeentebesturen voor schoolbegeleiding en voor de instandhouding van schoolbegeleidingsdiensten;

Dat het tevens wenselijk is daartoe tijdelijk een wettelijke basis te bieden voor een specifieke uitkering voor de subsidiëring van schoolbegeleidingsactiviteiten;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE ISOVSO

[Red: Wijzigt de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs.]

ARTIKEL III. WIJZIGING VAN DE WVO

[Red: Wijzigt de Wet op het voortgezet onderwijs.]

ARTIKEL IV. WIJZIGING VAN DE WET PRIVATISERING ABP

[Red: Wijzigt de Wet privatisering ABP.]

ARTIKEL V. OVERIGE BEPALINGEN

TITEL A. REGELING SPECIFIEKE UITKERING SCHOOLBEGELEIDING

Artikel A1. Begripsbepalingen

Tenzij anders is bepaald, wordt in de titels A en B verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;

  • b. schoolbegeleidingsdienst: de rechtspersoon, bedoeld in de artikelen 113, tweede lid, van de Wet op het basisonderwijs en 108a, tweede lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs.

Artikel A2. Specifieke uitkering

  • 1. Uit 's Rijks kas wordt onder de bij deze wet, de Wet op het basisonderwijs en de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs gestelde voorwaarden met ingang van 1 januari 1998 jaarlijks een specifieke uitkering verstrekt aan de gemeenten ter tegemoetkoming in de kosten voor schoolbegeleiding als bedoeld in de artikelen 113 van de Wet op het basisonderwijs en 108a van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs.

  • 2. De hoogte van de specifieke uitkering wordt bepaald op de grondslag van het totale aantal leerlingen dat op 1 oktober 1996 op de scholen, bedoeld in de Wet op het basisonderwijs, en op de scholen en instellingen, bedoeld in de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, staat ingeschreven in elke gemeente en een bedrag per leerling. Indien het aantal leerlingen in een gemeente na 1 oktober 1996 verandert als gevolg van een wijziging van de grenzen van de desbetreffende gemeente kan Onze Minister met het oog op de berekening in de vorige volzin het aantal leerlingen in overeenstemming brengen met het aantal leerlingen bij de aanvang van het kalenderjaar na dat waarin die grenzen zijn gewijzigd. Indien het aantal leerlingen in een gemeente, anders dan door een wijziging van de grenzen van die gemeente, op 1 oktober van een van de jaren 1997, 1998 of 1999 toeneemt met een aantal dat uitkomt boven een door Onze Minister vast te stellen percentage van het totale aantal leerlingen per 1 oktober 1996, wordt het aantal leerlingen boven dat percentage voor het desbetreffende jaar meegeteld als leerling bedoeld in de eerste volzin.

  • 3. Bij ministeriële regeling wordt jaarlijks voor 1 oktober het bedrag per leerling vastgesteld voor het komende kalenderjaar.

  • 4. Tot het tijdstip waarop de overeenkomst, bedoeld in artikel B2, tweede lid, ingaat, wordt de specifieke uitkering verhoogd met een bedrag ten behoeve van de bijdrage waartoe de schoolbegeleidingsdiensten verplicht zijn in verband met werkloosheidsuitkeringen en herplaatsingswachtgelden. De hoogte van dit bedrag wordt vastgesteld op basis van de opslag betreffende werkloosheidsuitkeringen en herplaatsingswachtgelden, die in het kalenderjaar 1997 aan de desbetreffende schoolbegeleidingsdienst is toegekend en van het aantal leerlingen, bedoeld in het tweede lid. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gegeven omtrent de uitvoering van de vorige volzin.

Artikel A3. Controle en terugvordering

  • 1. Binnen tien maanden na afloop van het kalenderjaar waarover de specifieke uitkering is toegekend, legt het gemeentebestuur een verklaring van een accountant, als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, over aan Onze Minister, waaruit blijkt in hoeverre de toegekende uitkering is besteed in overeenstemming met de bepalingen van deze wet.

  • 2. Indien de in het eerste lid bedoelde gegevens voldoende blijken uit de vastgestelde rekening van de gemeente, kan worden volstaan met de toezending aan Onze Minister van de rekening, voorzien van een verklaring als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Voor zover niet uit de verklaring, bedoeld in het eerste lid, of uit de rekening, bedoeld in het tweede lid, blijkt dat de uitkering is besteed in overeenstemming met de bepalingen van deze wet, vordert Onze Minister het betreffende bedrag terug.

Artikel A4. Leerlingaantal schoolbegeleidingsdienst

  • 1. Tot 1 januari 2002 begeleidt een schoolbegeleidingsdienst een zodanig aantal scholen als bedoeld in artikel A2, tweede lid, dat die scholen tezamen door ten minste 20 000 leerlingen worden bezocht.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing voor zover het betreft op 31 december 1996 bestaande schoolbegeleidingsdiensten, bedoeld in Hoofdstuk II, Titel II, van de Wet op de onderwijsverzorging zoals die luidde op die datum, waarvan de scholen op die datum werden bezocht door een kleiner aantal leerlingen.

Artikel A5. Expiratie

Deze titel vervalt met ingang van 1 januari 2002 indien Onze Minister daartoe besluit. Hij kan dat besluit slechts nemen indien het totaal van de gemeentelijke bijdragen aan schoolbegeleiding over de periode vanaf de inwerkingtreding van deze wet tot 1 januari 2001 tenminste gelijk is aan de hoogte van de specifieke uitkering, bedoeld in artikel A2. Onze Minister besluit niet eerder dan na overleg met de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

TITEL B. OVERGANGSRECHT

Artikel B1

[Red: Vervallen.]

Artikel B2

[Red: Vervallen.]

Artikel B3. Landelijke diensten naar richting

Op scholen ten aanzien waarvan het bestuur dat deze scholen in stand houdt, voor 1 januari 1997 een schoolbegeleidingsovereenkomst heeft opgezegd met het doel zich aan te kunnen sluiten bij een van de door Onze Minister op 31 december 1997 bekostigde landelijke diensten naar richting, is artikel 113a, derde lid, van de Wet op het basisonderwijs dan wel artikel 108b, derde lid, van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, van overeenkomstige toepassing.

Artikel B4. Afhandeling bezwaar en beroep

Op bezwaar en beroep met betrekking tot de toepassing van de op 31 december 1997 geldende bij of krachtens de Wet op de onderwijsverzorging gegeven voorschriften die betrekking hebben op de schoolbegeleidingsdiensten, bedoeld in Hoofdstuk II, Titel II, van die wet, en aangevangen voor 1 januari 1998, of aangevangen na die datum doch binnen de termijn, danwel aangevangen na die datum en na afloop van de termijn voor zover daarbij artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is verklaard, blijven de op 31 december 1997 geldende voorschriften van toepassing.

Artikel B5. Verhaal ontslaguitkeringskosten

  • 1. Ten aanzien van de bijdrage die een gemeente in de ontslaguitkeringskosten dient te verstrekken bij of krachtens artikel 102 van de Wet op de onderwijsverzorging zoals die voorschriften luidden op 31 december 1997, blijven die voorschriften van kracht gedurende de periode waarover ontslaguitkeringen worden uitgekeerd.

  • 2. Een schoolbegeleidingsdienst dient aan Onze Minister op diens verzoek de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden te voldoen:

    • a. voor zover het betreft uitkeringen die zijn ontstaan voor 1 januari 1998: indien die kosten bij of krachtens de artikelen 90 en 102 van de Wet op de onderwijsverzorging zoals die voorschriften luidden op 31 december 1997, zouden worden ingehouden op de rijksvergoeding aan die schoolbegeleidingsdienst, en

    • b. voor zover het betreft uitkeringen die zijn ontstaan na 31 december 1997: indien de rechtspersoon, bedoeld in de artikelen 114b van de Wet op het basisonderwijs en 110b van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, op een daartoe strekkend verzoek van het bestuur van de schoolbegeleidingsdienst, voorafgaand aan het ontslag niet heeft ingestemd met het ten laste van die rechtspersoon brengen van de kosten van werkloosheidsuitkeringen of herplaatsingswachtgelden.

Artikel B6. Afhandeling aanspraken

  • 1. Met betrekking tot de op 31 december 1997 door het Rijk nog niet vastgestelde of uitgekeerde bedragen, blijven van toepassing de bij of krachtens de Wet op de onderwijsverzorging gegeven voorschriften die betrekking hebben op de schoolbegeleidingsdiensten, bedoeld in Hoofdstuk II, Titel II, van die wet.

  • 2. Met betrekking tot de op 31 december 2001 door het Rijk nog niet vastgestelde of uitgekeerde bedragen, blijven van toepassing de bij of krachtens artikel V, Titel A, van deze wet gegeven voorschriften.

Artikel B7. Expiratie

De artikelen B1 en B2 vervallen met ingang van 1 januari 2002.

ARTIKEL VI. EVALUATIE

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen zendt voor 1 januari 2001 aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van artikel V, Titel A, van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL VII. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 augustus 1997.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 15 mei 1997

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

T. Netelenbos

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

Uitgegeven de zesentwintigste juni 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven