Instelling Commissie herijking omvang verplichte procesvertegenwoordiging

[Regeling vervallen per 02-01-2005.]
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 01-06-1996 t/m 01-01-2005

Instelling Commissie herijking omvang verplichte procesvertegenwoordiging

De Minister van Justitie,

Overwegende, dat in het kader van het project ’Marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit’ op 27 juni 1995 door de interdepartementale werkgroep domeinmonopolie advocatuur, hierna de werkgroep, een rapport is uitgebracht;

Dat in het rapport van de werkgroep wordt vastgesteld, dat met de verplichte inschakeling van een advocaat het algemeen belang kan zijn gediend, doch dat de omvang van deze verplichte procesvertegenwoordiging aan een herijking toe is;

Dat de werkgroep heeft aanbevolen bij een dergelijke herijking de volgende criteria in acht te nemen:

  • -

    het (financiële) belang van de zaak welk in het geding is en de kosten voor rechtsbijstand en rechtspleging;

  • -

    complexiteit van het materieel recht;

  • -

    complexiteit van de procedure;

  • -

    de rol van de rechter;

Dat de analyses en conclusies van de werkgroep op 7 juli 1995 door het kabinet zijn overgenomen;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 02-01-2005]

Een commissie in te stellen met als taak, in het licht van de conclusies en aanbevelingen van de werkgroep, te onderzoeken op welke terreinen verplichte procesvertegenwoordiging voorgeschreven dient te worden.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 02-01-2005]

In de commissie hebben zitting:

  • a. als voorzitter:

    • -

      mr. A.H. van Delden, president arrondissementsrechtbank te ’s-Gravenhage;

  • b. als leden:

    • -

      prof. mr. A.F.M. Brenninkmeijer, hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de Universiteit van Leiden;

    • -

      prof. dr. F. Bruinsma, hoogleraar rechtssociologie aan de Rijksuniversiteit te Utrecht;

    • -

      mr. R.T. van Leeuwen, kantonrechter te Leiden;

    • -

      prof. mr. A.I.M. van Mierlo, hoogleraar burgerlijk procesrecht aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam;

    • -

      mevrouw mr. E. Swaab, advocaat te Amsterdam;

    • -

      mr. F.H. de Vries, vice-president arrondissementsrechtbank te Arnhem;

    • -

      mr. J.G. de Vries Robbé, advocaat te Den Haag;

  • c. als adviserende leden:

    • -

      mevrouw mr. M.C.C. Hueber, raadadviseur, bij de directie wetgeving van het ministerie van Justitie;

    • -

      mevrouw mr. J.R. Mantz, senior beleidsmedewerkster bij de directie beleid van het ministerie van Justitie;

    • -

      mr. drs. J.M. Schoenmakers, plaatsvervangend hoofd van de dienst rechtsbijstand en juridische beroepen van het ministerie van Justitie;

    • -

      mr. J.J. Wiarda, raadadviseur, bij de directie wetgeving van het ministerie van Justitie.

    • -

      E.J. van der Vlis, juridisch beleidsmedewerker bij de dienst rechtsbijstand en juridische beroepen van het ministerie van Justitie, tevens secretaris.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 02-01-2005]

De commissie zal vóór 1 november 1996 haar rapport uitbrengen.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 02-01-2005]

Op de commissie is het Vacatiegelden-besluit 1988 (Stb. 1988, 205) van toepassing.

Dit besluit zal worden gepubliceerd in de Staatscourant.

’s-Gravenhage, 24 april 1996

De

Minister

voornoemd,

W. Sorgdrager

Naar boven