Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid

[Regeling vervallen per 01-12-2011.]
Geraadpleegd op 31-10-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2020 en zichtdatum 01-05-2024.
Geldend van 01-11-2011 t/m 30-11-2011

Regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat, houdende nadere regels met betrekking tot de maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid, bedoeld in Hoofdstuk VI, paragraaf 9, van de Wegenverkeerswet 1994

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 130, 131, 132 en 134 van de Wegenverkeerswet 1994;

Besluit:

Artikel 1. Definities

[Regeling vervallen per 01-12-2011]

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. wet: de Wegenverkeerswet 1994;

  • b. [Red: vervallen;]

  • c. directeur: de directeur van de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR).

  • d. ademalcoholgehalte: het ademalcoholgehalte dat wordt geconstateerd tijdens een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid onderdeel a, of derde lid, onderdeel a, van de wet.

  • e. bloedalcoholgehalte: het bloedalcoholgehalte dat wordt geconstateerd tijdens een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid onderdeel b, of derde lid, onderdeel b, van de wet;

  • f. beginnende bestuurder: bestuurder van een motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs is vereist, indien sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven nog geen vijf jaren zijn verstreken, dan wel, indien het voor het eerst afgegeven rijbewijs een rijbewijs betreft dat de bevoegdheid geeft tot het besturen van bromfietsen en dit rijbewijs is afgegeven aan een persoon die op het ogenblik van die afgifte de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, nog geen zeven jaar zijn verstreken, en indien de afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden.

Artikel 2. Vermoeden van onvoldoende rijvaardigheid of geschiktheid

[Regeling vervallen per 01-12-2011]

  • 2 Indien een vermoeden als bedoeld in het eerste lid wordt gebaseerd op het gestelde in de bij deze regeling behorende bijlage 1 onder ‘Drogerende stoffen Alcohol’, dient betrokkene bij minimaal één feit bestuurder te zijn geweest van een motorrijtuig waarvoor een rijbewijs is vereist.

Artikel 3. Idem

[Regeling vervallen per 01-12-2011]

  • 1 Feiten of omstandigheden, als bedoeld in artikel 2, kunnen blijken uit:

    • a. eigen waarneming en gegevens afkomstig van de politie;

    • b. gegevens afkomstig van de officier van Justitie, of

    • c. door de politie nagetrokken gegevens uit andere bron.

  • 2 Feiten of omstandigheden, als bedoeld in artikel 2, kunnen voor zover het de geschiktheid betreft bovendien blijken uit:

    • a. gegevens door de directeur verkregen in het kader van aanvragen van verklaringen van geschiktheid als bedoeld in artikel 97 van het Reglement rijbewijzen;

    • b. gegevens, door de directeur van een arts verkregen, of

    • c. gegevens, door de directeur uit andere bron verkregen.

  • 3 Het meest recente feit, bedoeld in artikel 2, is ten tijde van de mededeling niet langer dan zes maanden geleden. Indien het een mededeling betreft van de officier van justitie inzake bijlage 1, onder IV, dient de mededeling uiterlijk binnen zes maanden nadat de laatste afdoening onherroepelijk is geworden, te worden gedaan. Een uitzondering is slechts mogelijk, indien in de aard van de zaak gelegen omstandigheden dit rechtvaardigen.

Artikel 4. Mededeling van een vermoeden

[Regeling vervallen per 01-12-2011]

  • 1 De mededeling, bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de wet kan schriftelijk worden gedaan volgens het model, opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 2, of op andere wijze, mits daarbij dezelfde gegevens als in dat model worden vermeld. Hieronder wordt tevens verstaan aanlevering via geautomatiseerde systemen.

Artikel 5. Vordering tot overgifte van het rijbewijs

[Regeling vervallen per 01-12-2011]

Een vordering tot overgifte van het rijbewijs als bedoeld in artikel 130, tweede lid, van de wet geschiedt ten aanzien van in de volgende gevallen:

  • a. betrokkene heeft een motorrijtuig bestuurd onder invloed van drogerende stoffen, andere dan alcohol;

  • b. betrokkene heeft een poging tot zelfdoding met een motorrijtuig ondernomen;

  • c. er zijn duidelijke aanwijzingen dat betrokkene lijdt aan een aandoening waardoor hij geestelijk en/of lichamelijk niet goed functioneert, dan wel ernstige psychiatrische problemen ondervindt, hetgeen bij twijfel bevestigd wordt door een medisch deskundige;

  • d. betrokkene heeft met een motorrijtuig tegen de rijrichting in gereden (spookrijden);

  • e. betrokkene heeft binnen een periode van een jaar ten minste drie aanrijdingen veroorzaakt;

  • f. betrokkene is als bestuurder van een motorrijtuig rechtstreeks betrokken bij een aanrijding met duidelijke materiële dan wel letselschade en verklaart de aanrijding niet te hebben bemerkt;

  • g. betrokkene is niet in staat het motorrijtuig in bedwang te houden;

  • h. betrokkene heeft een aanrijding veroorzaakt door het intrappen van het onjuiste pedaal of het niet intrappen van het juiste pedaal;

  • i. betrokkene is binnen een periode van vijf jaar ten minste vier maal aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 8, eerste, tweede of derde lid, van de wet;

  • j. bij betrokkene wordt, als bestuurder van een motorrijtuig, een adem- of bloedalcoholgehalte geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 1090 µg/l respectievelijk 2,5 ‰;

  • k. betrokkene is bewust ingereden op een andere weggebruiker;

  • l. betrokkene heeft drie maal als beginnende bestuurder een of meer van de in bijlage 1, onderdeel IV, opgenomen feiten begaan en voor deze feiten is hij tijdens of na de in artikel 1, onderdeel f, genoemde termijn van vijf jaar onherroepelijk veroordeeld dan wel is voor deze feiten tijdens of na die termijn ten aanzien van hem een onherroepelijk geworden strafbeschikking uitgevaardigd;

  • m. bij betrokkene wordt in de hoedanigheid van beginnende bestuurder een adem- of bloedalcoholgehalte geconstateerd dat gelijk is aan dan wel hoger is dan 915 μg/l, respectievelijk 2,1‰.

Artikel 6. Onderwerping aan een onderzoek

[Regeling vervallen per 01-12-2011]

  • 1 Het CBR besluit dat betrokkene zich dient te onderwerpen aan een onderzoek naar de geschiktheid als bedoeld in artikel 131, eerste lid, van de wet indien:

    • a. bij betrokkene een adem- of bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 785 µg/l, respectievelijk 1,8 ‰,

    • b. bij betrokkene in de hoedanigheid van beginnende bestuurder een adem- of bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan dan wel hoger is dan 570 μg/l respectievelijk 1,3‰,

    • c. betrokkene binnen een periode van vijf jaar tenminste viermaal is aangehouden op verdenking van het overtreden van artikel 8, eerste, tweede of derde lid, van de wet, of

    • d. betrokkene binnen een periode van vijf jaar ten minste tweemaal is aangehouden op verdenking van het overtreden van artikel 8 van de wet, en hierbij ten minste eenmaal heeft geweigerd mee te werken aan een onderzoek als bedoeld in dat artikel,

    • da. betrokkene op grond van artikel 10a, tweede lid, onderdelen a, b, d, e of f, niet in aanmerking komt voor een Lichte Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer,

    • e. betrokkene op grond van artikel 8, tweede lid, niet in aanmerking komt voor een Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer, dan wel

    • f. uit een verklaring van een medisch deskundige blijkt dat betrokkene alcoholist is.

  • 2 Het CBR besluit voorts dat betrokkene zich dient te onderwerpen aan een onderzoek naar de rijvaardigheid, meer in het bijzonder het rijgedrag, indien betrokkene op grond van artikel 10b, tweede lid, onderdeel d, niet in aanmerking komt voor een Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer.

  • 3 Het CBR besluit ten slotte dat betrokkene zich dient te onderwerpen aan een onderzoek naar de rijvaardigheid of naar de geschiktheid:

    • a. in geval van feiten of omstandigheden als genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage 1, anders dan die vermeld onder A, onderdeel III, Rijgedrag, of onder B, onderdeel III, Drogerende stoffen Alcohol, alsmede

    • b. indien betrokkene op grond van artikel 10b, tweede lid, onderdelen a, b, c, e, f of g, niet in aanmerking komt voor een Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer.

  • 4 Indien de mededeling, bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de wet is gedaan op basis van feiten en omstandigheden als genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage 1, vermeld onder A, onderdeel IV, Herhaaldelijk niet of niet op de juiste wijze naleven van essentiële verkeersregels dan wel verkeerstekens, kan het CBR besluiten af te zien van het opleggen van een onderzoek als bedoeld in het tweede lid, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

Artikel 6a

[Regeling vervallen per 01-12-2011]

  • 2 De kosten van dit onderzoek worden jaarlijks vastgesteld en bedragen voor 2009 € 918,02.

Artikel 7. Schorsing geldigheid rijbewijs

[Regeling vervallen per 01-12-2011]

In de gevallen bedoeld in artikel 5 schorst het CBR overeenkomstig artikel 131, derde lid onder a, van de wet de geldigheid van het rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, tenzij een Educatieve Maatregel als bedoeld in artikel 131, vierde lid, van de wet wordt opgelegd.

Artikel 8. Oplegging van een Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer

[Regeling vervallen per 01-12-2011]

  • 1 Het CBR besluit tot oplegging van een Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer indien:

    • a. bij betrokkene een adem- of bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 570 µg/l, respectievelijk 1,3 ‰,

    • b. betrokkene binnen een periode van vijf jaar meermalen is aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 8, eerste, tweede of derde lid, van de wet, waarbij bij één van de aanhoudingen een adem- of bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 350 µg/l, respectievelijk 0,8 ‰,

    • c. betrokkene, in de hoedanigheid van beginnende bestuurder, binnen een periode van vijf jaar meermalen is aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 8, derde lid, van de wet, waarbij bij één van de aanhoudingen een adem- of bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 220 μg/l, respectievelijk 0,5‰.

    • d. betrokkene weigert mee te werken aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede of derde lid, van de wet, dan wel

    • e. de uitslag van het ingevolge artikel 6, eerste lid, opgelegde onderzoek geen aanleiding geeft tot ongeldigverklaring van het rijbewijs;

    • f. bij betrokkene in de hoedanigheid van beginnende bestuurder een adem- of bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan, dan wel hoger is dan 350 μg/l, respectievelijk 0,8‰.

    • g. betrokkene op grond van artikel 10a, tweede lid, onderdeel c, niet in aanmerking komt voor een Lichte Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer.

  • 2 Betrokkene komt niet in aanmerking voor de Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer indien:

    • a. hij onder invloed van alcohol een ongeval heeft veroorzaakt waardoor een ander is gedood of waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel is toegebracht,

    • b. blijkt dat hij de Nederlandse taal dan wel een andere taal waarin de Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer wordt gegeven, niet of niet in voldoende mate beheerst,

    • c. hij de afgelopen 5 jaar reeds eerder aan de Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer heeft deelgenomen,

    • d. hij naar het oordeel van een medisch deskundige lijdt aan een ernstige psychiatrische stoornis of dementie, dan wel aan een langdurige lichamelijke stoornis die deelname onmogelijk maakt,

    • e. het vermoeden bestaat dat er bij betrokkene sprake is van alcoholverslaving,

    • f. hij bij de politie bekend staat als gebruiker van drogerende stoffen.

Artikel 9. Gedrag tijdens de Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer

[Regeling vervallen per 01-12-2011]

Betrokkene verleent onder meer niet de vereiste medewerking aan de educatieve maatregel indien hij:

  • a. onder invloed van alcohol of andere drogerende stoffen op de desbetreffende cursus verschijnt;

  • b. demonstratief niet aan de cursus deelneemt;

  • c. zich tijdens de cursus agressief gedraagt, of

  • d. tijdens de cursus op andere wijze het groepsproces verstoort.

Artikel 10. Kosten van de Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer

[Regeling vervallen per 01-12-2011]

  • 1 De ten laste van betrokkene komende kosten van de Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer bedragen € 648,60 (exclusief BTW). Dit bedrag wordt telkenjare voor het komende kalenderjaar vastgesteld met toepassing van de volgende rekenformule:

    Bijlage 202017.png

    bedrag voor

    het huidige

    kalenderjaar

    =

    bedrag voor het

    komende

    kalenderjaar

    Voor de toepassing van deze rekenformule wordt verstaan onder:

    C1: het CBS-prijsindexcijfer (totaal, zonder verrekeningen) van de gezinsconsumptie

    over de maand juni van het lopende kalenderjaar zoals dat is gepubliceerd in het Statistisch Bulletin;

    Cv: het CBS-prijsindexcijfer (totaal, zonder verrekeningen) van de gezinsconsumptie

    over de maand juni van het kalenderjaar voorafgaande aan het lopende kalenderjaar zoals dat is gepubliceerd in het Statistisch Bulletin;

    R1: het CBS-indexcijfer van regelingslonen voor de particuliere bedrijven over de maand juni van het lopende kalenderjaar zoals dat is gepubliceerd in het Statistisch Bulletin.

    Rv: het CBS-indexcijfer van regelingslonen voor de particuliere bedrijven over de maand juni van het kalenderjaar voorafgaande aan het lopende kalenderjaar zoals dat is gepubliceerd in het Statistisch Bulletin.

  • 2 De kosten worden betaald binnen tien weken nadat het besluit tot oplegging van de educatieve maatregel aan betrokkene is meegedeeld, op de wijze zoals aangegeven bij die mededeling.

  • 3 Betrokkene verleent onder meer niet de vereiste medewerking aan de educatieve maatregel, bedoeld in artikel 132, eerste lid, van de wet, indien hij de kosten, bedoeld in het eerste lid, niet tijdig of niet op de voorgeschreven wijze voldoet.

  • 4 Indien betrokkene zich in een dusdanig financiële situatie bevindt dat betaling binnen de termijn redelijkerwijs niet mogelijk is, kan de in het tweede lid genoemde termijn worden verlengd.

Artikel 10a

[Regeling vervallen per 01-12-2011]

  • 1 Het CBR besluit tot oplegging van een Lichte Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer indien bij betrokkene, in de hoedanigheid van beginnende bestuurder, een adem- of bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 220µg/l, respectievelijk 0,5‰.

  • 2 Betrokkene komt niet in aanmerking voor de Lichte Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer indien:

    • a. hij onder invloed van alcohol een ongeval heeft veroorzaakt waardoor een ander is gedood of waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel is toegebracht,

    • b. blijkt dat hij de Nederlandse taal dan wel een andere taal waarin de Lichte Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer wordt gegeven, niet of niet in voldoende mate beheerst,

    • c. hij de afgelopen vijf jaar reeds eerder aan de Lichte Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer heeft deelgenomen,

    • d. hij naar het oordeel van een medisch deskundige lijdt aan een ernstige psychiatrische stoornis of dementie, dan wel aan een langdurige lichamelijke stoornis die deelname onmogelijk maakt,

    • e. het vermoeden bestaat dat er bij betrokkene sprake is van alcoholverslaving,

    • f. hij bij de politie bekend staat als gebruiker van drogerende stoffen.

  • 3 De ten laste van betrokkene komende kosten van de Lichte Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer bedragen € 350,–.

  • 4 De kosten worden betaald binnen vijf weken nadat het besluit tot oplegging van de Lichte Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer aan betrokkene is meegedeeld, op de wijze zoals aangegeven bij die mededeling. Deze termijn kan niet worden verlengd.

Artikel 10b

[Regeling vervallen per 01-12-2011]

  • 1 Het CBR besluit tot oplegging van een Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer indien:

    • a. betrokkene tijdens een rit herhaaldelijk gedragingen heeft verricht als genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage 1, onder A, onderdeel III, Rijgedrag;

    • b. ten aanzien van betrokkene als bestuurder van een motorrijtuig, niet zijnde een bromfiets, een overschrijding is geconstateerd van de toegestane maximumsnelheid met 50 km/u of meer op wegen binnen de bebouwde kom;

    • c. ten aanzien van betrokkene als bestuurder van een bromfiets een overschrijding is geconstateerd van de toegestane maximumsnelheid met 31 km/u of meer op wegen binnen de bebouwde kom;

    • d. ten aanzien van betrokkene als bestuurder van een motorrijtuig een overschrijding is geconstateerd van de toegestane maximumsnelheid met 31 km/u of meer op wegen binnen de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden;

    • e. de uitslag van het ingevolge artikel 6, tweede lid, opgelegde onderzoek geen aanleiding geeft tot ongeldigverklaring van het rijbewijs.

  • 2 Betrokkene komt niet in aanmerking voor de Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer indien:

    • a. hij een ongeval heeft veroorzaakt waardoor een ander is gedood of waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel is toegebracht,

    • b. hij bewust op een andere weggebruiker is ingereden,

    • c. blijkt dat hij de Nederlandse taal dan wel een andere taal waarin de Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer wordt gegeven, niet of niet in voldoende mate beheerst,

    • d. hij de afgelopen vijf jaar reeds twee maal aan de Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer heeft deelgenomen,

    • e. hij naar het oordeel van een medisch deskundige lijdt aan een ernstige psychiatrische stoornis of dementie, dan wel aan een langdurige lichamelijke stoornis die deelname onmogelijk maakt,

    • f. het vermoeden bestaat dat er bij betrokkene sprake is van alcoholverslaving,

    • g. hij bij de politie bekend staat als gebruiker van drogerende stoffen.

  • 3 De ten laste van betrokkene komende kosten van de Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer bedragen € 750,–.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-12-2011]

  • 2 De kosten van het tweede onderzoek worden betaald binnen twee weken na de mededeling van het CBR als bedoeld in artikel 134, derde lid, van de wet, op de wijze zoals bij die mededeling is aangegeven.

  • 3 Betrokkene verleent onder meer niet de vereiste medewerking aan het tweede onderzoek, bedoeld in artikel 134, derde lid, van de wet, indien hij de kosten, bedoeld in het eerste lid, niet tijdig of niet op de voorgeschreven wijze voldoet.

Artikel 12. Ongeldigverklaring van het rijbewijs

[Regeling vervallen per 01-12-2011]

Het CBR besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs als bedoeld in artikel 134, derde lid, van de wet, indien de uitslag van het onderzoek, respectievelijk de onderzoeken, inhoudt dat betrokkene:

  • a. niet de rijvaardigheid bezit voor de desbetreffende categorie of categorieën motorrijtuigen, of

  • b. niet voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen.

Artikel 14. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-12-2011]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag waarop Hoofdstuk VI, paragraaf 9, van de wet in werking treedt.

Artikel 15. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-12-2011]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 17 april 1996

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

Bijlage 1. bij de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid

[Regeling vervallen per 01-12-2011]

[Regeling vervallen per 01-12-2011]

Feiten dan wel omstandigheden die een vermoeden rechtvaardigen dat betrokkene niet langer beschikt over de vereiste rijvaardigheid, dan wel, met uitzondering van de categorie AM, over de vereiste lichamelijke of geestelijke geschiktheid voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor een rijbewijs is afgegeven.

A. Rijvaardigheid en rijgedrag

[Regeling vervallen per 01-12-2011]

I. Vaardigheid in het omgaan met het motorrijtuig

[Regeling vervallen per 01-12-2011]

I.1. Bediening van het motorrijtuig

[Regeling vervallen per 01-12-2011]

1. Een onjuiste bediening van het koppelingspedaal dan wel het gaspedaal, zich manifesterend in het bij herhaling afslaan van de motor dan wel schokkend en slingerend rijden en bochten te ruim nemen dan wel het intrappen van het onjuiste pedaal of het niet intrappen van het juiste pedaal;

2. een onjuiste bediening van het versnellingsmechanisme, al dan niet in combinatie met het koppelings- of het gaspedaal, waardoor hoorbaar regelmatig de verkeerde versnelling wordt gekozen, langdurig in een te hoge of te lage versnelling wordt gereden en met een te laag of te hoog toerental;

3. een onjuiste bediening van de rem, waardoor bij herhaling abrupt wordt vertraagd en gestopt of met blokkerende wielen wordt geremd;

4. een onjuist gebruik of nalaten van het gebruik van mechanismen en apparatuur van het motorrijtuig die van belang zijn voor de verkeersveiligheid, zoals ruitenwissers, richtingaanwijzers, verlichting en voorruitverwarming.

I.2. Beheersing van het motorrijtuig

[Regeling vervallen per 01-12-2011]

1. Gebrek aan stuurvastheid waardoor, al dan niet in combinatie:

  • a. slingerend wordt gereden;

  • b. bij herhaling van de juiste koers wordt afgeweken;

  • c. bij het richting veranderen bochten niet vloeiend worden genomen;

  • d. bij het volgen van bochten in het wegverloop het motorrijtuig uit de bocht ’zeilt’;

2. onvoldoende rekening houden met de omvang van het motorrijtuig waardoor bijvoorbeeld bochten te ruim of te krap worden genomen;

3. overige feiten of omstandigheden waaruit een gebrek in de vaardigheid in de beheersing van het motorrijtuig blijkt:

  • a. het motorrijtuig niet onder controle houden op een niet vlakke weg;

  • b. bij herhaling op onjuiste wijze keren, achteruitrijden of parkeren;

  • c. bij herhaling veroorzaken van aanrijdingen.

II. Bedrevenheid in het deelnemen aan het verkeer

[Regeling vervallen per 01-12-2011]

1. Niet adequaat kijkgedrag

[Regeling vervallen per 01-12-2011]

Hanteren van een verkeerde kijktechniek en een slecht kijkgedrag al of niet met gebruikmaking van spiegels waardoor in gevaarlijke situaties niet of niet voldoende op het overige verkeer wordt gelet, zich onder meer manifesterend bij het:

  • a. wegrijden;

  • b. naderen en oprijden van kruispunten;

  • c. voorsorteren;

  • d. inhalen en het wisselen van rijstrook;

  • e. invoegen en het uitvoegen;

  • f. dan wel zich manifesterend door slecht kijkgedrag in het algemeen.

2. Gebrekkige rijvaardigheid

[Regeling vervallen per 01-12-2011]

Gebrekkige vaardigheid die blijkt uit:

  • a. de plaats op de weg, waaronder begrepen spookrijden;

  • b. rijden met een niet aan de snelheid van de overige gelijksoortige verkeersdeelnemers aangepaste snelheid;

  • c. onjuist invoegen en uitvoegen;

  • d. onnodig remmen en stoppen;

  • e. naar links of rechts afslaan op een wijze waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht;

  • f. rakelings passeren van andere weggebruikers en obstakels;

  • g. onvoldoende anticiperen op het gedrag van andere deelnemers;

  • h. niet adequaat reageren op bijzondere verkeerssituaties, zoals filevorming;

  • i. niet tijdig onderkennen van de invloed van externe of interne factoren.

III. Rijgedrag

[Regeling vervallen per 01-12-2011]

1. Gevaarzettend rijgedrag waardoor:

  • a. andere weggebruikers of obstakels rakelings worden gepasseerd;

  • b. andere weggebruikers worden klem gereden of de weg wordt afgesneden.

2. Gebrek aan inzicht in risico’s in het verkeer, zoals:

  • a. onvoldoende anticiperen op het gedrag van andere weggebruikers;

  • b. niet adequaat reageren op bijzondere verkeerssituaties, zoals filevorming;

  • c. niet tijdig onderkennen van de invloed van externe factoren, zoals het weer, de toestand van de weg, het tijdstip, de aanwezigheid van scholen, voetgangersoversteekplaatsen, de specifieke eigenschappen en de toestand van het eigen motorrijtuig en van andere voertuigen en van de vervoerde lading, of wegwerkzaamheden, of van interne factoren, zoals het ‘hand held’ bellen, afleiding door audiovisuele middelen of vermoeidheid;

  • d. uitvoeren van gevaarlijke inhaalmanoeuvres of inhalen nabij voetgangersoversteekplaatsen, waarbij voetgangers duidelijk in gevaar zijn gebracht;

  • e. met een te hoge snelheid naderen van of inhalen nabij voetgangersoversteekplaatsen of in andere onoverzichtelijke situaties, zoals kruisingen en spoorwegovergangen;

  • f. aanhouden van, gelet op de snelheid waarmee gereden wordt, een te korte en derhalve onveilige volgafstand;

  • g. geen rekening houden met de belangen van andere weggebruikers, zoals het:

    • 1. geen gelegenheid geven tot invoegen bij een rijbaanversmalling, na inhalen, vanaf de invoegstrook;

    • 2. blokkeren van doorgangen of dubbel parkeren.

3. Incorrect samenspel met andere verkeersdeelnemers in het verkeer, dat blijkt uit:

  • a. rijden met een niet aan de snelheid van de overige gelijksoortige verkeersdeelnemers aangepaste snelheid;

  • b. onnodig remmen en stoppen;

  • c. snijden: het niet juist afmaken van de inhaalmanoeuvre door te snel en te abrupt naar rechts of naar links te gaan;

  • d. op te korte afstand volgen van voorliggers;

  • e. onjuist invoegen of onjuist uitvoegen op autowegen en autosnelwegen;

  • f. onjuist invoegen of onjuist uitvoegen bij vermindering van het aantal rijstroken.

4. Duidelijk een gedrag tentoonspreiden dat in strijd is met de essentiële verkeersregels en verkeerstekens terzake van:

  • a. de plaats op de weg, waaronder begrepen spookrijden;

  • b. het inhalen;

  • c. het verlenen van voorrang;

  • d. het naar links of rechts afslaan;

  • e. het gebruik van lichten en geven van signalen;

  • f. het rijden op auto(snel)wegen: bijvoorbeeld het rijden op de vluchtstrook of het negeren van het rode kruis boven een rijstrook;

  • g. het negeren van een rood verkeerslicht;

  • h. het als bestuurder van een motorrijtuig, niet zijnde een bromfiets, overschrijden van de toegestane maximumsnelheid met 50 km/u of meer op wegen binnen de bebouwde kom;

  • i. het als bestuurder van een motorrijtuig, niet zijnde een bromfiets, overschrijden van de toegestane maximumsnelheid met 31 km/u of meer op wegen binnen de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden;

  • j. het als bestuurder van een bromfiets overschrijden van de toegestane maximumsnelheid met 31 km/u of meer op wegen binnen de bebouwde kom.

IV. Herhaaldelijk niet of niet op de juiste wijze naleven van essentiële verkeersregels dan wel verkeerstekens

[Regeling vervallen per 01-12-2011]

In de hoedanigheid van beginnende bestuurder, onverminderd het overigens in deze bijlage bepaalde, drie maal een of meer van de navolgende feiten hebben begaan waarvoor hij tijdens of na de in artikel 1, onderdeel f, genoemde termijn van vijf jaar onherroepelijk is veroordeeld, dan wel indien voor deze feiten tijdens of na die termijn ten aanzien van hem een onherroepelijk geworden strafbeschikking is uitgevaardigd:

B. Geschiktheid

[Regeling vervallen per 01-12-2011]

I. Lichamelijke geschiktheid

[Regeling vervallen per 01-12-2011]

  • a. bewusteloosheid of stoornis in het bewustzijn;

  • b. wegraking / black-out;

  • c. hevige duizeligheid;

  • d. evenwichtsstoornis;

  • e. coördinatiestoornis, ongecontroleerde bewegingen;

  • f. stoornis in het gebruik van één of meer ledematen;

  • g. duidelijk verminderd gezichtsvermogen;

  • h. betrokkene verklaart geneesmiddelen te hebben ingenomen die, al dan niet in combinatie met alcohol, de rijvaardigheid beïnvloeden;

  • i. lichamelijk gebrek of functieverlies terwijl op het rijbewijs niet is vermeld dat betrokkene slechts:

    • een motorrijtuig mag besturen dat aan bijzondere eisen voldoet die zijn gericht op dat gebrek of functieverlies;

    • een motorrijtuig mag besturen onder gebruikmaking van kunst- of hulpstukken;

  • j. uit een medische verklaring blijkt van sterke aanwijzingen voor een verhoogd risico op een situatie als bedoeld onder a tot en met i.

II. Geestelijke geschiktheid

[Regeling vervallen per 01-12-2011]

  • a. verwardheid, geheugenstoornissen, oriëntatiestoornissen;

  • b. ernstig gestoord inzicht of gedrag;

  • c. ernstig onaangepast rijgedrag;

  • d. agressiviteit in het verkeer;

  • e. paniekaanvallen;

  • f. abnormale opwindingstoestanden;

  • g. poging tot zelfdoding met een motorrijtuig.

III. Drogerende stoffen

[Regeling vervallen per 01-12-2011]

Alcohol

[Regeling vervallen per 01-12-2011]

  • a. bij betrokkene is een adem- of bloedalcoholgehalte geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 570 µg/l, respectievelijk 1,3‰;

  • b. betrokkene is binnen een periode van vijf jaar meermalen aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 8, eerste, tweede of derde lid, van de wet, waarbij bij één van de aanhoudingen een adem- of bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 350 µg/l, respectievelijk 0,8‰;

  • c. betrokkene weigert mee te werken aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede of derde lid, van de wet;

  • d. betrokkene is binnen een periode van vijf jaar ten minste viermaal aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 8, eerste, tweede of derde lid, van de wet;

  • e. uit een verklaring van een medisch deskundige blijkt dat betrokkene alcoholist is;

  • f. bij betrokkene is in de hoedanigheid van beginnende bestuurder een adem- of bloedalcoholgehalte geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 220 µg/l, respectievelijk 0,5‰;

  • g. betrokkene is in de hoedanigheid van beginnende bestuurder binnen een periode van vijf jaar meermalen aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 8, derde lid, van de wet, waarbij bij één van de aanhoudingen een adem- of bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 220 µg/l, respectievelijk 0,5‰;

  • h. betrokkene is binnen een periode van vijf jaar ten minste tweemaal aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 8 van de wet, en hierbij heeft hij ten minste eenmaal geweigerd mee te werken aan een onderzoek als bedoeld in dat artikel.

Andere drogerende stoffen

[Regeling vervallen per 01-12-2011]

  • a. betrokkene is in het bezit van benodigdheden voor het gebruik van drogerende stoffen en uit een door betrokkene aan de politie afgelegde verklaring blijkt dat deze voor eigen gebruik zijn;

  • b. betrokkene is in het bezit van een gebruikershoeveelheid drogerende stoffen en uit een door betrokkene aan de politie afgelegde verklaring blijkt dat deze voor eigen gebruik is;

  • c. betrokkene staat bij de politie bekend als gebruiker van drogerende stoffen;

  • d. betrokkene is aangehouden onder invloed van drogerende stoffen.

Bijlage 2. bij de Regeling maatregelenrijvaardigheid en geschiktheid

[Regeling vervallen per 01-12-2011]

Model mededeling

Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen

Divisie Vorderingen

Postbus 3012

2280 GA RIJSWIJK (ZH)

Regiopolitie/Openbaar Ministerie/CBR:

Afdeling/district:

PL-code:

Contactpersoon:

Adres:

Postcode + Plaatsnaam:

Telefoonnummer:

Ons kenmerk:

Mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994

  • De korpschef, bedoeld in artikel 24, onderscheidenlijk artikel 38 van de Politiewet 1993 en de door hem voor dit doel aangewezen plaatsvervangers,

  • De commandant, bedoeld in artikel 6, derde lid, van de Politiewet 1993 en de door hem voor dit doel aangewezen plaatsvervangers,

  • De officier van justitie,

  • De Directeur van de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, doet mededeling van het vermoeden dat de hierna genoemde houder (verder genoemd betrokkene) niet langer beschikt over de vereiste rijvaardigheid, dan wel, met uitzondering van de categorie AM, over de vereiste lichamelijke of geestelijke geschiktheid voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor een rijbewijs is afgegeven.

Gegevens betrokkene:

Naam:

Voornamen:

Geslacht:

Geboortedatum:

Geboorteplaats:

Adres:

Postcode:

Woonplaats:

Rijbewijsgegevens:

Rijbewijsnummer:

Burger Service Nummer

Afgifte autoriteit:

Afgegeven op:

Geldig tot:

Categorie(ën): / / / /

Het vermoeden dat betrokkene niet beschikt over de vereiste geschiktheid is gebaseerd op de volgende, aan alcohol gerelateerde, feiten en omstandigheden:

  • Bij betrokkene wordt een adem- of bloedalcoholgehalte geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 570 µg/l, respectievelijk 1,3‰;

  • Betrokkene is binnen een periode van vijf jaar meermalen aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 8, eerste, tweede of derde lid, van de wet, waarbij bij één van de aanhoudingen een adem- of bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 350 µg/l, respectievelijk 0,8‰;

  • Bij betrokkene is in de hoedanigheid van beginnende bestuurder een adem- of bloedalcoholgehalte geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 220 µg/l, respectievelijk 0,5‰;

  • Betrokkene is in de hoedanigheid van beginnende bestuurder binnen een periode van vijf jaar meermalen aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 8, derde lid, van de wet, waarbij bij één van de aanhoudingen een adem- of bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 220 µg/l, respectievelijk 0,5‰;

  • Betrokkene weigert mee te werken aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede of derde lid, van de wet;

  • Betrokkene is binnen een periode van vijf jaar tenminste viermaal aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 8, eerste, tweede of derde lid, van de wet;

  • Betrokkene is binnen een periode van vijf jaar ten minste tweemaal aangehouden op verdenking van het overtreden van artikel 8 van de wet, en heeft hierbij ten minste eenmaal geweigerd mee te werken aan een onderzoek als bedoeld in dat artikel;

  • Uit een verklaring van een medisch deskundige blijkt dat betrokkene alcoholist is.

Bijlage 243840.png

Het vermoeden dat betrokkene niet beschikt over de vereiste rijvaardigheid of zodanig rijgedrag heeft vertoond dat daardoor het vermoeden is ontstaan dat hij niet beschikt over de vereiste rijvaardigheid, is gebaseerd op de volgende, niet aan alcohol gerelateerde, feiten en omstandigheden:

  • Betrokkene heeft gevaarzettend rijgedrag tentoongespreid waardoor:

    • a. andere weggebruikers of obstakels rakelings worden gepasseerd;

    • b. andere weggebruikers worden klem gereden of de weg wordt afgesneden, of

  • Betrokkene heeft blijk gegeven van gebrek aan inzicht in risico’s in het verkeer, zoals:

    • a. onvoldoende anticiperen op het gedrag van andere weggebruikers;

    • b. niet adequaat reageren op bijzondere verkeerssituaties, zoals filevorming;

    • c. niet tijdig onderkennen van de invloed van externe factoren, zoals het weer, de toestand van de weg, het tijdstip, de aanwezigheid van scholen, voetgangersoversteekplaatsen, de specifieke eigenschappen en de toestand van het eigen motorrijtuig en van andere voertuigen en van de vervoerde lading, of wegwerkzaamheden of van interne factoren, zoals het ‘hand held’ bellen, afleiding door audiovisuele middelen of vermoeidheid;

    • d. uitvoeren van gevaarlijke inhaalmanoeuvres of inhalen bij voetgangersoversteekplaatsen, waarbij voetgangers duidelijk in gevaar zijn gebracht;

    • e. met een te hoge snelheid naderen van of inhalen bij voetgangersoversteekplaatsen of in andere onoverzichtelijke situaties, zoals kruisingen en spoorwegovergangen;

    • f. aanhouden van, gelet op de snelheid waarmee gereden wordt, een te korte en derhalve onveilige volgafstand;

    • g. geen rekening houden met de belangen van andere weggebruikers, zoals het:

      • 1. geen gelegenheid geven tot invoegen bij een rijbaanversmalling, na inhalen, vanaf de invoegstrook;

      • 2. blokkeren van doorgangen of dubbel parkeren, of

  • Betrokkene heeft blijk gegeven van incorrect samenspel met andere verkeersdeelnemers in het verkeer, dat blijkt uit:

    • a. rijden met een niet aan de snelheid van de overige gelijksoortige verkeersdeelnemers aangepaste snelheid;

    • b. onnodig remmen en stoppen;

    • c. snijden: het niet juist afmaken van de inhaalmanoeuvre door te snel en te abrupt naar rechts of naar links te gaan;

    • d. op te korte afstand volgen van voorliggers;

    • e. onjuist invoegen of onjuist uitvoegen op autowegen en autosnelwegen;

    • f. onjuist invoegen of onjuist uitvoegen bij vermindering van het aantal rijstroken, of

  • Betrokkene heeft blijk gegeven van een gebrekkige rijvaardigheid, die blijkt uit:

    • a. de plaats op de weg, waaronder begrepen spookrijden;

    • b. rijden met een niet aan de snelheid van de overige gelijksoortige verkeersdeelnemers aangepaste snelheid;

    • c. onjuist invoegen en uitvoegen;

    • d. onnodig remmen en stoppen;

    • e. naar links of rechts afslaan op een wijze waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht;

    • f. rakelings passeren van andere weggebruikers en obstakels;

    • g. onvoldoende anticiperen op het gedrag van andere verkeersdeelnemers;

    • h. niet adequaat reageren op bijzondere verkeerssituaties, zoals filevorming;

    • i. niet tijdig onderkennen van de invloed van externe of interne factoren, of

  • Betrokkene heeft duidelijk een gedrag tentoongespreid dat in strijd is met de essentiële verkeersregels en verkeerstekens terzake van:

    • a. de plaats op de weg, waaronder begrepen spookrijden;

    • b. het inhalen;

    • c. het verlenen van voorrang;

    • d. het naar links of rechts afslaan;

    • e. het gebruik van lichten en geven van signalen;

    • f. het rijden op auto(snel)wegen: bijvoorbeeld het rijden op de vluchtstrook of het negeren van het rode kruis boven een rijstrook;

    • g. het negeren van een rood verkeerslicht;

    • h. het als bestuurder van een motorrijtuig, niet zijnde een bromfiets, overschrijden van de toegestane maximumsnelheid met 50 km/u of meer op wegen binnen de bebouwde kom;

    • i. het als bestuurder van een motorrijtuig, niet zijnde een bromfiets, overschrijden van de toegestane maximumsnelheid met 31 km/u of meer op wegen binnen de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden;

    • j. het als bestuurder van een bromfiets overschrijden van de toegestane maximumsnelheid met 31 km/u of meer op wegen binnen de bebouwde kom.

Het vermoeden dat betrokkene niet beschikt over de vereiste rijvaardigheid of geschiktheid is gebaseerd op de volgende, niet aan alcohol gerelateerde, feiten en omstandigheden:

Het vertoonde gedrag is:

  • nader omschreven in bijgaande afschriften van het proces-verbaal

  • nader te bekijken op bijgaande kopie van een video-opname.

Vordering in het kader van begeleid rijden

  • Betrokkene die voor zijn achttiende verjaardag in het kader van begeleid rijden een rijbewijs voor de categorie B heeft behaald, heeft in de periode tot zijn achttiende verjaardag een motorrijtuig bestuurd zonder een op de begeleiderspas geregistreerde begeleider, dan wel met een begeleider van wie hij weet dat deze onder zodanige invloed verkeert van een stof, waarvan het gebruik – al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof – de rijvaardigheid kan verminderen, dat deze niet tot behoorlijk begeleiden in staat moet worden geacht.

Indien van toepassing:

Invordering als bedoeld in artikel 130, tweede en derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 heeft op grond van het volgende plaatsgevonden:

  • Betrokkene heeft een motorrijtuig bestuurd onder invloed van drogerende stoffen, andere dan alcohol;

  • Betrokkene heeft een poging tot zelfdoding met een motorrijtuig ondernomen;

  • Er zijn duidelijke aanwijzingen dat betrokkene lijdt aan een aandoening waardoor hij geestelijk en/of lichamelijk niet goed functioneert, dan wel ernstige psychiatrische problemen ondervindt, hetgeen bij twijfel bevestigd wordt door een medisch deskundige;

  • Betrokkene heeft met een motorrijtuig tegen de rijrichting in gereden (spookrijden);

  • Betrokkene heeft binnen een periode van een jaar ten minste drie aanrijdingen veroorzaakt;

  • Betrokkene is rechtstreeks betrokken bij een aanrijding met duidelijke materiële dan wel letselschade en verklaart de aanrijding niet te hebben bemerkt;

  • Betrokkene is niet in staat het motorrijtuig in bedwang te houden;

  • Betrokkene heeft een aanrijding veroorzaakt door het intrappen van het onjuiste pedaal of door het niet intrappen van het juiste pedaal;

  • Betrokkene is binnen een periode van vijf jaar ten minste viermaal aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 8, eerste, tweede of derde lid, van de wet;

  • Bij betrokkene wordt een adem- of bloedalcoholgehalte geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 1090 µg/l respectievelijk 2,5‰;

  • Bij betrokkene wordt in de hoedanigheid van beginnende bestuurder een adem- of bloedalcoholgehalte geconstateerd dat gelijk is aan dan wel hoger is dan 915 µg/l, respectievelijk 2,1‰;

  • Betrokkene is bewust ingereden op een andere weggebruiker;

  • Betrokkene heeft drie maal als beginnende bestuurder een of meer van de strafbare feiten begaan die worden genoemd in bijlage 1, onderdeel IV, bij de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid en voor deze feiten is hij tijdens of na de in artikel 1, onderdeel f, van die regeling genoemde termijn van vijf jaar onherroepelijk veroordeeld dan wel is voor deze feiten tijdens of na die termijn ten aanzien van hem een onherroepelijk geworden strafbeschikking uitgevaardigd;

  • betrokkene die voor zijn achttiende verjaardag in het kader van begeleid rijden een rijbewijs voor de categorie B heeft behaald, heeft in de periode tot zijn achttiende verjaardag een motorrijtuig bestuurd zonder een op de begeleiderspas geregistreerde begeleider, dan wel met een begeleider van wie hij weet dat deze onder zodanige invloed verkeert van een stof, waarvan het gebruik – al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof – de rijvaardigheid kan verminderen, dat deze niet tot behoorlijk begeleiden in staat moet worden geacht.

Overige:

  • Het rijbewijs is bij de mededeling gevoegd.

  • Betrokkene beheerst de Nederlandse taal (van belang voor de verschillende educatieve maatregelen).

  • Betrokkene beheerst de volgende taal of talen (alleen invullen indien betrokkene de Nederlandse taal niet beheerst):

Aantal bijlage(n) meegestuurd:

Plaats:

Datum:

Handtekening:

Naam:

Functie: