Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van
10 mei 1994, no. J. 947133, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken,
gedaan mede namens Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur;
Gelet op artikel 4, eerste lid, eerste gedachtenstreepje en artikel 6bis, tweede lid, onderdeel a, van Richtlijn nr. 80/217/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 22 januari 1980 tot vaststelling van
gemeenschappelijke maatregelen ter bestrijding van klassieke varkenspest (PbEG L 47), artikel 4, eerste lid, eerste gedachtenstreepje, van Richtlijn nr. 85/511/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 november 1985 tot vaststelling
van gemeenschappelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer (PbEG L 315), artikel 4, tweede lid, onderdeel b, subonderdeel i, en derde lid, van Richtlijn nr. 92/35/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 april 1992 tot vaststelling van
controlevoorschriften en van maatregelen ter bestrijding van paardepest (PbEG L 157), artikel 4, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, van Richtlijn nr. 92/40/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 mei 1992 tot vaststelling van communautaire
maatregelen voor de bestrijding van aviaire influenza (PbEG L 167), artikel 4, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, van Richtlijn nr. 92/66/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juli 1992 tot vaststelling van
communautaire maatregelen voor de bestrijding van de ziekte van Newcastle (PbEG L 260); artikel 3, derde lid, artikel 4, eerste lid, onderdelen a en d, en Bijlage III, deel II van Richtlijn nr. 92/117/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 december 1992 inzake maatregelen
voor de bescherming tegen bepaalde zoönoses en bepaalde zoönoseverwekkers bij dieren
en in produkten van dierlijke oorsprong ten einde door voedsel overgedragen infecties
en vergiftigingen te voorkomen (PbEG 1993, L 62), artikel 4, tweede lid, onderdeel a, en derde lid van Richtlijn nr. 92/119/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 december 1992 tot vaststelling
van algemene communautaire maatregelen voor de bestrijding van bepaalde dierziekten
en van specifieke maatregelen ten aanzien van de vesiculaire varkensziekte (PbEG 1993, L 62), artikel 5, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, van Richtlijn nr. 93/53/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 juni 1993 tot vaststelling van
minimale communautaire maatregelen voor de bestrijding van bepaalde visziekten (PbEG L 175);
Gelet op de artikelen 15, vierde lid, 25, eerste lid, 86, tweede lid, 97, 108 en 111 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;
Gezien het advies van de Raad voor dierenaangelegenheden (d.d. 23 februari 1994),
het Landbouwschap (d.d. 25 februari 1994), het Produktschap Vee en Vlees (d.d. 18
februari 1994), het Produktschap voor Pluimvee en Eieren (d.d. 3 maart 1994), het
Produktschap voor Vis en Visprodukten (d.d. 3 maart 1994), Produktschap voor Veevoeder
(d.d. 7 februari 1994), het Bedrijfschap voor de Pluimveehandel en -industrie (d.d.
3 maart 1994) en het Bedrijfschap voor de Handel in Vee (d.d. 11 maart 1994);
De Raad van State gehoord (advies van 9 augustus 1994, No. W11.94.0299);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
van 12 december 1995, No. J. 9515 407, Directie Juridische Zaken, uitgebracht mede
namens Onze Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
Hebben goedgevonden en verstaan: