Arbeidstijdenbesluit

Geraadpleegd op 30-04-2024.
Geldend van 22-06-2005 t/m 13-09-2005

Besluit van 4 december 1995, houdende nadere regels inzake de arbeids- en rusttijden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 11 juli 1995, AV/RV/95/1620;

Gelet op de Richtlijnen van de Raad van de Europese Unie van 23 november 1993 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (PbEG 1993, L 307) en van 22 juni 1994 betreffende de bescherming van jongeren op het werk (PbEG 1994, L 216);

Gelet op de artikelen 2:1, eerste lid, 2:7, eerste lid, 4:3, tweede en vierde lid, en 5:12, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet;

De Raad van State gehoord (advies van 4 september 1995, no. W12.95 0352);

Gezien het nader rapport van voornoemde minister van 28 november 1995, Directie Wetgeving, Bestuurlijke en Juridische Aangelegenheden, nr. WBJA/W2/95/1377;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Begrip alternatieve sanctie

Artikel 1:1

In dit besluit wordt verstaan onder alternatieve sanctie:

Overige begrippen

Artikel 1:2

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. wet: de Arbeidstijdenwet;

  • b. consignatie: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 5:11, eerste lid, van de wet;

  • c. aanwezigheidsdienst: een aaneengesloten tijdruimte van ten hoogste 24 uren, waarin de werknemer, zonodig naast het verrichten van de bedongen arbeid, consignatie wordt opgelegd waarbij in afwijking van artikel 5:11 van de wet die werknemer verplicht is om op de arbeidsplaats aanwezig te zijn om op oproep zo spoedig mogelijk de bedongen arbeid te verrichten;

  • d. bereikbaarheidsdienst: een aaneengesloten tijdruimte van ten hoogste 24 uren, waarin de werknemer, zo nodig naast het verrichten van de bedongen arbeid, consignatie wordt opgelegd waarbij in afwijking van artikel 5:11 van de wet die werknemer verplicht is om op oproep zo spoedig mogelijk de bedongen arbeid te verrichten;

  • e. piket: een periode waarin de werknemer, zonodig naast het verrichten van de bedongen arbeid, consignatie wordt opgelegd waarbij in afwijking van artikel 5:11 van de wet die werknemer verplicht is om in verband met zijn bereikbaarheid op de arbeidsplaats aanwezig te zijn;

  • f. jeugdhulpverlening: residentiële en semi-residentiële hulpverlening als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdelen b en c, van de Wet op de jeugdhulpverlening, voor zover daarin personen plegen te worden verzorgd uit andere hoofde dan wegens hun lichamelijke of geestelijke gesteldheid;

  • g. landbouwarbeid: alle arbeid die direct verband houdt met het ten behoeve van consumptie- en gebruiksartikelen verbouwen van gewassen en houden van dieren;

  • h. mijnbouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, onderdeel n, van de Mijnbouwwet;

  • i. mijnbouwinstallatie: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, onderdeel o, van de Mijnbouwwet;

  • j. verpleging en verzorging: de verpleging, de verzorging, de begeleiding, de medische behandeling of het medisch onderzoek van personen in verband met hun lichamelijke of geestelijke gesteldheid dan wel hun gevorderde leeftijd.

Terugwerkende kracht

Stb. 2005, 435, datum inwerkingtreding 14-09-2005, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2005.

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. wet: de Arbeidstijdenwet;

  • b. consignatie: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 5:11, eerste lid, van de wet;

  • c. aanwezigheidsdienst: een aaneengesloten tijdruimte van ten hoogste 24 uren, waarin de werknemer, zonodig naast het verrichten van de bedongen arbeid, consignatie wordt opgelegd waarbij in afwijking van artikel 5:11 van de wet die werknemer verplicht is om op de arbeidsplaats aanwezig te zijn om op oproep zo spoedig mogelijk de bedongen arbeid te verrichten;

  • d. bereikbaarheidsdienst: een aaneengesloten tijdruimte van ten hoogste 24 uren, waarin de werknemer, zo nodig naast het verrichten van de bedongen arbeid, consignatie wordt opgelegd waarbij in afwijking van artikel 5:11 van de wet die werknemer verplicht is om op oproep zo spoedig mogelijk de bedongen arbeid te verrichten;

  • e. piket: een periode waarin de werknemer, zonodig naast het verrichten van de bedongen arbeid, consignatie wordt opgelegd waarbij in afwijking van artikel 5:11 van de wet die werknemer verplicht is om in verband met zijn bereikbaarheid op de arbeidsplaats aanwezig te zijn;

  • f. jeugdzorg: jeugdzorg als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg die gepaard gaat met verblijf als bedoeld in artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg, voor zover daarin personen plegen te worden verzorgd uit andere hoofde dan wegens hun geestelijke of lichamelijke gesteldheid;

  • g. landbouwarbeid: alle arbeid die direct verband houdt met het ten behoeve van consumptie- en gebruiksartikelen verbouwen van gewassen en houden van dieren;

  • h. mijnbouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, onderdeel n, van de Mijnbouwwet;

  • i. mijnbouwinstallatie: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, onderdeel o, van de Mijnbouwwet;

  • j. verpleging en verzorging: de verpleging, de verzorging, de begeleiding, de medische behandeling of het medisch onderzoek van personen in verband met hun lichamelijke of geestelijke gesteldheid dan wel hun gevorderde leeftijd.

Gelijkstelling rusttijd

Artikel 1:3

  • 1 Dit artikel strekt tot aanvulling van artikel 5:11 van de wet.

  • 2 Voor de toepassing van dit besluit geldt de tijd tijdens een aanwezigheidsdienst of piket waarop de arbeid van de werknemer zich uitsluitend beperkt tot de verplichte aanwezigheid op de arbeidsplaats, als rusttijd.

Hoofdstuk 2. Toepassingsgebied van de wet

§ 2.1. Gedeeltelijke uitsluiting van de toepasselijkheid van de wet

Geestelijk ambt

Artikel 2.1:2

Artikel 5:4 van de wet is niet van toepassing op arbeid verricht door de werknemer in verband met het vervullen van een geestelijk ambt alsmede op arbeid verricht door de werknemer die hem in de uitoefening van dat ambt bijstaat.

Gezinshuisouder

Artikel 2.1:3

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De artikelen 4:2 en 4:3 en de hoofdstukken 5 en 6 van de wet en de daarop berustende bepalingen zijn niet van toepassing op arbeid verricht door een werknemer van 18 jaar of ouder, die uitsluitend werkzaamheden verricht als gezinshuisouder in het kader van de residentiële hulpverlening als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel b, van de Wet op de jeugdhulpverlening, of in het kader van de verpleging of verzorging.

Terugwerkende kracht

Stb. 2005, 435, datum inwerkingtreding 14-09-2005, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2005.

De artikelen 4:2 en 4:3 en de hoofdstukken 5 en 6 van de wet en de daarop berustende bepalingen zijn niet van toepassing op arbeid verricht door een werknemer van 18 jaar of ouder, die uitsluitend werkzaamheden verricht als gezinshuisouder in het kader van jeugdzorg met verblijf als bedoeld in artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg gedurende het etmaal, of in het kader van de verpleging of verzorging.

Inwonend huishoudelijk personeel

Artikel 2.1:4

  • 1 Paragraaf 4.1 en de daarop berustende bepalingen en hoofdstuk 6 van de wet zijn niet van toepassing op arbeid van huishoudelijke aard verricht door de werknemer van 18 jaar of ouder in of ten behoeve van een particuliere huishouding, waarbij die werknemer in die particuliere huishouding inwoont.

  • 2 Onder arbeid, als bedoeld in het eerste lid, wordt mede verstaan: arbeid van huishoudelijke aard, verricht in de ruimte die de werkgever gebruikt om geheel of gedeeltelijk door middel van werkzaamheden in zijn levensonderhoud te voorzien.

Leidinggevenden en hoger personeel

Artikel 2.1:5

  • 1 De artikelen 4:2 en 4:3 en de hoofdstukken 5 en 6 van de wet en de daarop berustende bepalingen zijn niet van toepassing op arbeid verricht door de werknemer van 18 jaar of ouder:

    • a. die namens de werkgever uitsluitend of in hoofdzaak leiding geeft aan werknemers die voor die werkgever arbeid verrichten en van wie het jaarlijks in geld vastgesteld loon ten minste tweemaal het bedrag, vastgesteld overeenkomstig artikel 2.1:6, bedraagt;

    • b. die namens de werkgever en in diens plaats een landbouwbedrijf uitoefent en daarin landbouwarbeid verricht en van wie het jaarlijks in geld vastgesteld loon ten minste tweemaal het bedrag, vastgesteld overeenkomstig artikel 2.1:6, bedraagt;

    • c. die de werkgever of de werknemer, bedoeld in de onderdelen a of b, vervangt, gedurende die vervanging, mits het jaarlijks in geld vastgesteld loon van die werknemer ten minste tweemaal het bedrag, vastgesteld overeenkomstig artikel 2.1:6, bedraagt;

    • d. wiens jaarlijks in geld vastgesteld loon ten minste driemaal het bedrag, vastgesteld overeenkomstig artikel 2.1:6, bedraagt.

  • 2 Het eerste lid, onderdelen b tot en met d, is niet van toepassing op arbeid verricht op of vanaf een mijnbouwwerk.

  • 3 Het eerste lid, onderdeel d, is niet van toepassing op de werknemer die:

    • a. arbeid pleegt te verrichten in nachtdienst;

    • b. arbeid verricht waaraan of in rechtstreeks verband waarmee ernstige gevaren voor de veiligheid of de gezondheid van personen zijn verbonden.

Loonbepaling

Artikel 2.1:6

De hoogte van het bedrag, bedoeld in artikel 2.1:5, eerste lid, bedraagt:

Podiumkunstenaars

Artikel 2.1:7

De artikelen 4:2 en 4:3 en de hoofdstukken 5 en 6 van de wet en de daarop berustende bepalingen zijn niet van toepassing op arbeid verricht door de werknemer van 18 jaar of ouder, die uitsluitend of in hoofdzaak als acteur, artiest of musicus in zijn levensonderhoud voorziet.

School- en vakantiekampen

Artikel 2.1:8

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De artikelen 4:2 en 4:3 en de hoofdstukken 5 en 6 van de wet en de daarop berustende bepalingen zijn op ten hoogste 14 dagen in elke periode van 26 achtereenvolgende weken niet van toepassing op werknemers van 18 jaar of ouder die arbeid verrichten welke bestaat uit het leiden of begeleiden van leerlingen onderscheidenlijk personen tijdens schoolkampen of -reizen onderscheidenlijk vakantiedagen of -kampen, welke in het kader van de onderwijsinstelling, een inrichting ten behoeve van de jeugdhulpverlening of een inrichting voor verpleging of verzorging worden georganiseerd en welke arbeid buiten die instelling onderscheidenlijk inrichting wordt verricht, mits die werknemer na het verrichten van deze arbeid een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 36 uren, welke rusttijd dient in te gaan uiterlijk op de derde dag na terugkeer van de bedoelde schoolkampen of -reizen onderscheidenlijk vakantiedagen of -kampen.

Terugwerkende kracht

Stb. 2005, 435, datum inwerkingtreding 14-09-2005, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2005.

De artikelen 4:2 en 4:3 en de hoofdstukken 5 en 6 van de wet en de daarop berustende bepalingen zijn op ten hoogste 14 dagen in elke periode van 26 achtereenvolgende weken niet van toepassing op werknemers van 18 jaar of ouder die arbeid verrichten welke bestaat uit het leiden of begeleiden van leerlingen onderscheidenlijk personen tijdens schoolkampen of -reizen onderscheidenlijk vakantiedagen of -kampen, welke in het kader van de onderwijsinstelling, een accommodatie waarin verblijf als bedoeld in artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg wordt geboden, of een inrichting voor verpleging of verzorging worden georganiseerd en welke arbeid buiten die instelling, accommodatie, onderscheidenlijk inrichting wordt verricht, mits die werknemer na het verrichten van deze arbeid een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 36 uren, welke rusttijd dient in te gaan uiterlijk op de derde dag na terugkeer van de bedoelde schoolkampen of -reizen onderscheidenlijk vakantiedagen of -kampen.

Sport

Artikel 2.1:9

De artikelen 4:2 en 4:3 en de hoofdstukken 5 en 6 van de wet en de daarop berustende bepalingen zijn niet van toepassing op arbeid verricht door de werknemer van 18 jaar of ouder, die uitsluitend of in hoofdzaak door middel van het beoefenen van sport in zijn levensonderhoud voorziet.

Vrijwillige brandweer en politie

Artikel 2.1:10

Wetenschappelijk onderzoek

Artikel 2.1:11

De artikelen 4:2 en 4:3 en de hoofdstukken 5 en 6 van de wet en de daarop berustende bepalingen zijn niet van toepassing op arbeid verricht door de werknemer van 18 jaar of ouder, die wetenschappelijk onderzoek verricht, voor zover de aard van dit onderzoek of de in het onderzoek toe te passen processen dit noodzakelijk maken.

Specialisten

Artikel 2.1:12

De artikelen 4:2 en 4:3 en de hoofdstukken 5 en 6 van de wet en de daarop berustende bepalingen zijn niet van toepassing op arbeid verricht door de werknemer van 18 jaar of ouder, die werkzaam is als medisch specialist, als huisarts, als verpleeghuisarts of als sociaal geneeskundige en als zodanig staat geregistreerd in één van de registers van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst, dan wel als tandheelkundig specialist en als zodanig staat ingeschreven in het specialistenregister van de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde.

Dienst Koninklijk Huis

Artikel 2.1:13

Paragraaf 5.2 van de wet en de daarop berustende bepalingen zijn van toepassing op arbeid verricht door een werknemer van 18 jaar of ouder in dienst van de Dienst Koninklijk Huis, tenzij bijzondere omstandigheden om redenen van veiligheid en privacy samenhangend met de leden van het Koninklijk Huis de toepassing van die paragraaf en de daarop berustende bepalingen belemmeren.

Handelsondernemingen en kantoren

Artikel 2.1:14

  • 1 Artikel 5:3, tweede lid, van de wet, uitsluitend voor zover betrekking hebbend op een onafgebroken rusttijd van ten minste 60 uren in elke aaneengesloten tijdruimte van 9 maal 24 uren welke rusttijd éénmaal in elke periode van 5 achtereenvolgende weken mag worden bekort tot 32 uren, is niet van toepassing op arbeid verricht door werknemers in handelsondernemingen en kantoren.

  • 2 Het eerste lid blijft buiten toepassing indien de aard van de arbeid of de bedrijfsomstandigheden zulks noodzakelijk maken.

  • 3 Het tweede lid kan uitsluitend bij collectieve regeling of, indien geen collectieve regeling van toepassing is dan wel de collectieve regeling geen bepalingen terzake bevat, telkens met instemming van de betrokken werknemer worden toegepast.

§ 2.2. Uitbreiding van de toepasselijkheid van de wet

Mijnbouwwerk

Artikel 2.2:1

Paragraaf 5.1 van de wet en - voor zover aangeduid als beboetbare feiten - de paragrafen 5.2 tot en met 5.5 van de wet en de daarop berustende bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing op de persoon, die zonder werkgever of werknemer te zijn in de zin van de wet, arbeid verricht op of vanaf of ten behoeve van een mijnbouwwerk.

Artikel 2.2:2

Paragraaf 5.1 van de wet en – voor zover aangeduid als beboetbare feiten – de paragrafen 5.2 tot en met 5.5 van de wet en de daarop berustende bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing op de persoon, die zonder werknemer of werkgever te zijn in de zin van de wet duikwerkzaamheden en de direct daarmee samenhangende werkzaamheden verricht in de civiele onderwaterbouw.

Hoofdstuk 3. Registratie

§ 3.1. Registratieverplichtingen

Mijnbouwwerk

Artikel 3.1:1

De werkgever zorgt er voor, dat op een bemand mijnbouwwerk de op dat mijnbouwwerk betrekking hebbende deugdelijke registratie, bedoeld in artikel 4:3, eerste lid, van de wet aanwezig is. Een afschrift van deze registratie dient na ten hoogste 6 weken, gerekend vanaf de datum waarop de desbetreffende gegevens en bescheiden betrekking hebben, aanwezig te zijn in het hoofdkantoor van de werkgever in Nederland.

Artikel 3.1:2

  • 1 Indien artikel 5.14:5 van toepassing is, zorgt de werkgever er voor dat de registratie van de arbeids- en rusttijden van de werknemer plaatsvindt volgens een door Onze Minister vastgesteld model.

  • 2 De werknemer, bedoeld in het eerste lid, draagt tijdens het verrichten van de arbeid de in dat lid bedoelde registratie bij zich.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op een persoon als bedoeld in artikel 2.2:1.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de inhoud, de invulling en het gebruik van de in het eerste lid bedoelde registratie.

§ 3.2. Bewaartermijn

Artikel 3.2:1

De werkgever en de persoon als bedoeld in artikel 2:7, eerste lid, van de wet bewaart de gegevens en bescheiden met betrekking tot de in artikel 4:3 van de wet neergelegde registratieverplichting ten minste 52 weken, gerekend vanaf de datum waarop de desbetreffende gegevens en bescheiden betrekking hebben.

Hoofdstuk 4. Arbeids- en rusttijden, algemene afwijkingen en aanvullingen

§ 4.1. Alternatieve sancties

Toepasselijkheid van de paragraaf

Artikel 4.1:1

Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op arbeid verricht in het kader van een alternatieve sanctie.

Arbeidstijd van de jeugdige werknemer

Artikel 4.1:2

  • 1 In afwijking van artikel 5:6 van de wet kan dit artikel worden toegepast.

  • 2 De werkgever voor wie de jeugdige werknemer arbeid in het kader van een alternatieve sanctie verricht, organiseert de arbeid zodanig, dat die werknemer ten hoogste 10 uren per dienst en 55 uren per week arbeid verricht.

Arbeidstijd van de werknemer van 18 jaar of ouder

Artikel 4.1:3

  • 1 In afwijking van artikel 5:7 van de wet kan dit artikel worden toegepast.

  • 2 De werkgever voor wie de werknemer van 18 jaar of ouder arbeid in het kader van een alternatieve sanctie verricht, organiseert de arbeid zodanig, dat die werknemer ten hoogste 12 uren per dienst en 60 uren per week arbeid verricht.

Mededelingsverplichting

Artikel 4.1:4

De werknemer die bij een werkgever arbeid verricht in het kader van een alternatieve sanctie, verstrekt aan die werkgever uit eigen beweging tijdig de voor de naleving van de wet en de daarop berustende bepalingen nodige inlichtingen betreffende zijn arbeid.

§ 4.2. Feestdagen

Begrip feestdag

Artikel 4.2:1

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder feestdag: Nieuwjaarsdag, Eerste en Tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, Eerste en Tweede Pinksterdag en Eerste en Tweede Kerstdag.

Arbeidstijd voorafgaand aan de feestdag

Artikel 4.2:2

  • 1 In afwijking van artikel 5:9, eerste en derde lid, van de wet ten aanzien van de arbeidstijd per dienst onderscheidenlijk per nachtdienst kan dit artikel worden toegepast.

  • 2 Indien de aard van de arbeid of de bedrijfsomstandigheden dit in verband met de feestdag, Koninginnedag of 5 december noodzakelijk maakt, organiseert de werkgever de arbeid zodanig, dat de werknemer van 18 jaar of ouder in de aaneengesloten periode van 7 dagen voorafgaand aan die dag ten hoogste tweemaal 14 uren per dienst onderscheidenlijk per nachtdienst arbeid verricht.

  • 3 Indien een door godsdienstige opvattingen ingegeven feestdag, anders dan bedoeld in artikel 4.2:1, de aard van de arbeid of de bedrijfsomstandigheden beïnvloedt op een wijze die gelijkenis vertoont met de beïnvloeding van een aldaar bedoelde feestdag, is het tweede lid van overeenkomstige toepassing.

  • 4 Artikel 4.3:1 is niet van toepassing indien dit artikel wordt toegepast.

Arbeid op de feestdag

Artikel 4.2:3

  • 2 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer van 18 jaar of ouder in de tijdruimte tussen de dag voorafgaand aan de feestdag 18.00 uur en de op de feestdag volgende dag 08.00 uur:

    • a. ten hoogste 11 uren per dienst onderscheidenlijk per nachtdienst arbeid verricht;

    • b. na het verrichten van die arbeid een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 12 uren.

  • 3 Indien het tweede lid wordt toegepast, organiseert de werkgever de arbeid zodanig, dat zoveel mogelijk werknemers geen arbeid verrichten in de tijdruimte gelegen tussen de feestdag 00.00 uur en de daarop volgende dag 06.00 uur.

  • 4 Bij collectieve regeling kan een door godsdienstige opvattingen ingegeven feestdag, anders dan bedoeld in artikel 4.2:1, worden aangewezen waarop dit artikel van overeenkomstige toepassing is.

§ 4.3. Noodzakelijke werkzaamheden

Arbeidstijd

Artikel 4.3:1

  • 2 Indien de arbeid geen uitstel gedoogt en door het nemen van andere maatregelen redelijkerwijs niet is te voorkomen, organiseert de werkgever de arbeid zodanig, dat de werknemer van 18 jaar of ouder ten hoogste éénmaal in elke periode van 2 achtereenvolgende weken 14 uren per dienst onderscheidenlijk per nachtdienst arbeid verricht.

  • 3 Het tweede lid is eveneens van toepassing, indien de arbeid wordt verstoord door een zich plotseling voordoende situatie:

    • a. waarbij personen ernstig letsel oplopen, dan wel daartoe de onmiddellijke dreiging bestaat;

    • b. waarbij buitengewoon ernstige schade aan goederen ontstaat, dan wel dreigt te ontstaan.

§ 4.4. Overdracht van werkzaamheden

Rusttijd en arbeidstijd

Artikel 4.4:1

  • 1 Ten aanzien van de arbeidstijd per dienst onderscheidenlijk per nachtdienst en de onafgebroken rusttijd kan, in afwijking van paragraaf 5.2 van de wet en de paragrafen 4.2 en 4.5 en hoofdstuk 5, dit artikel worden toegepast.

  • 2 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de arbeidstijd per dienst of per nachtdienst onderscheidenlijk de onafgebroken rusttijd met ten hoogste 15 achtereenvolgende minuten wordt verlengd onderscheidenlijk ingekort, indien de werkzaamheden van de werknemer van 18 jaar of ouder aan het einde van zijn dienst onderscheidenlijk nachtdienst worden overgenomen en direct daaropvolgend worden voortgezet door een andere werknemer en een goede voortgang van die werkzaamheden overdracht noodzakelijk maakt.

§ 4.5. Ploegenarbeid

Toepasselijkheid van de paragraaf

Artikel 4.5:1

Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op arbeid die semi- of volcontinu in een ploegenstelsel door de werknemer van 18 jaar of ouder wordt verricht.

7/5-regeling

Artikel 4.5:2

  • 2 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer een onafgebroken rusttijd heeft van hetzij ten minste 36 uren in elke aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren, hetzij ten minste 92 uren in elke aaneengesloten tijdruimte van 11 maal 24 uren.

  • 3 Van de onafgebroken rusttijd in elke aaneengesloten tijdruimte van 11 maal 24 uren, bedoeld in het tweede lid, kan, met in achtneming van het vierde lid, slechts bij collectieve regeling worden afgeweken. Elk beding waarbij op andere wijze dan in de vorige volzin is bepaald, wordt afgeweken van het tweede lid, is nietig.

  • 4 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 92 uren in elke aaneengesloten tijdruimte van 11 maal 24 uren, welke rusttijd éénmaal in elke periode van 5 achtereenvolgende weken mag worden bekort tot 72 uren.

  • 5 De in het tweede en vierde lid bedoelde tijdruimte vangt aan op het eerste tijdstip van de dag, waarop de werknemer arbeid verricht.

Arbeid op zondag

Artikel 4.5:3

  • 2 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer in de tijdruimte tussen zaterdag 18.00 uur en de daaropvolgende maandag 08.00 uur:

    • a. ten hoogste 11 uren per dienst onderscheidenlijk per nachtdienst arbeid verricht;

    • b. na het verrichten van die arbeid een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 12 uren.

  • 3 Indien dit artikel wordt toegepast, organiseert de werkgever de arbeid van de in dat lid bedoelde werknemer zodanig, dat deze op ten minste 26 zondagen in elke periode van 52 achtereenvolgende weken geen arbeid verricht.

Pauze

Artikel 4.5:4

Doorstaan in ploegen

Artikel 4.5:5

  • 1 Van artikel 5:8, derde lid, onderdeel a, van de wet kan ten aanzien van de arbeidstijd per nachtdienst en van artikel 5:8, derde lid, onderdeel c, worden afgeweken, indien zich incidentele en onvoorziene omstandigheden voordoen waardoor het aantal werknemers in een ploeg onder het vereiste minimum komt, die een dergelijke afwijking noodzakelijk maken.

  • 2 Onverminderd de artikelen 4.2:3 en 4.5:3 organiseert de werkgever de arbeid zodanig, dat de werknemer:

    • a. gedurende ten hoogste 2 maal in elke periode van 4 achtereenvolgende weken en 8 maal in elke periode van 52 achtereenvolgende weken, ten hoogste 11 uren per nachtdienst arbeid verricht;

    • b. na het verrichten van die arbeid een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 12 uren.

§ 4.6. Pauze

Afwijking pauzeregeling

Artikel 4.6:1

  • 1 Uitsluitend bij collectieve regeling kan, met inachtneming van het derde lid, van artikel 5:10, tweede lid, van de wet worden afgeweken, indien:

    • a. de werknemer werkzaamheden verricht zonder enig direct contact met een andere werknemer die vergelijkbare werkzaamheden verricht, of

    • b. de aard van de arbeid met zich brengt dat de afwisseling van de arbeid per dienst onderscheidenlijk per nachtdienst door een pauze onmogelijk is en dit door het op een andere wijze organiseren van de arbeid redelijkerwijs niet is te voorkomen.

  • 2 Elk beding waarbij op andere wijze dan in het eerste lid, aanhef, is bepaald, wordt afgeweken van artikel 5:10, tweede lid, van de wet is nietig.

  • 3 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer in elke periode van 52 achtereenvolgende weken gemiddeld ten hoogste 40 uren per week arbeid verricht.

Afwijking consignatie

Artikel 4.6:2

  • 1 Uitsluitend bij collectieve regeling kan van artikel 5:11, eerste en derde lid, onderdeel a, van de wet ten aanzien van de pauze worden afgeweken, indien de aard van de arbeid het noodzakelijk maakt dat de werknemer tijdens de pauze bereikbaar is onderscheidenlijk op de arbeidsplaats aanwezig is om op oproep zo spoedig mogelijk die arbeid te verrichten en dit door het op een andere wijze organiseren van de arbeid redelijkerwijs niet is te voorkomen. Elk beding waarbij op andere wijze dan in de eerste volzin is bepaald, wordt afgeweken van artikel 5:11, eerste en derde lid, onderdeel a, van de wet is nietig.

  • 2 Voor de toepassing van dit artikel geldt de tijd tijdens de arbeidsplaatsgebonden pauze waarop arbeid van de werknemer zich uitsluitend beperkt tot de verplichte aanwezigheid op de arbeidsplaats, als pauze.

§ 4.7. Nachtdiensten

Artikel 4.7:1

  • 1 In afwijking van artikel 5:8, derde lid, onderdeel b, onder 2, van de wet, kan dit artikel worden toegepast, indien de aard van de arbeid met zich brengt dat arbeid in nachtdienst wordt verricht en dit door het op een andere wijze organiseren van de arbeid redelijkerwijs niet is te voorkomen.

  • 2 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer:

    • a. hetzij ten hoogste 35 maal in elke periode van 13 achtereenvolgende weken arbeid in nachtdienst verricht;

    • b. hetzij ten hoogste 20 uren in elke periode van 2 achtereenvolgende weken arbeid verricht tussen 00.00 uur en 06.00 uur.

§ 4.8. Aanwezigheidsdienst en consignatie

Aanwezigheidsdienst

Artikel 4.8:1

  • 1 Ter aanvulling van artikel 5:11 van de wet en in afwijking van de artikelen 5:5, tweede lid, en 5:11, derde lid, onderdeel a, van de wet kan dit artikel worden toegepast indien de aard van de arbeid het noodzakelijk maakt dat de werknemer een aanwezigheidsdienst wordt opgelegd en dit door het op een andere wijze organiseren van de arbeid redelijkerwijs niet is te voorkomen.

  • 2 Een aanwezigheidsdienst wordt, met inachtneming van het derde en vijfde lid, uitsluitend bij collectieve regeling bepaald. Elk beding waarin op andere wijze dan in de eerste volzin is bepaald, gebruik wordt gemaakt van het derde of vijfde lid, is nietig.

  • 3 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer:

    • a. ten hoogste 3 maal in elke aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren en 26 maal in elke periode van 13 achtereenvolgende weken een aanwezigheidsdienst wordt opgelegd;

    • b. vóór en nà een aanwezigheidsdienst een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 11 uren, welke rusttijd éénmaal in elke aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren mag worden ingekort tot ten minste 8 uren;

    • c. tijdens een aanwezigheidsdienst na een arbeidstijd van ten hoogste 10 uren een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 6 uren. 4. Het derde lid, onderdeel b, is niet van toepassing in de tijdruimte gelegen tussen vrijdag 18.00 uur en de daaropvolgende maandag 08.00 uur.

  • 5 In afwijking van het derde lid, onderdeel a, en vierde lid, organiseert de werkgever, indien een aanwezigheidsdienst van ten hoogste 12 uren wordt opgelegd en de werknemer in deze periode ten hoogste 5 uren arbeid verricht, de arbeid zodanig, dat die werknemer ten hoogste 5 maal in elke aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren en 26 maal in elke periode van 13 achtereenvolgende weken een aanwezigheidsdienst wordt opgelegd.

Arbeidstijd inclusief overwerk

Artikel 4.8:2

  • 2 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer ten hoogste 12 uren per dienst arbeid verricht.

Afwijking consignatie

Artikel 4.8:3

  • 1 Uitsluitend bij collectieve regeling kan in afwijking van artikel 5:11, derde lid, onderdeel a, van de wet dit artikel worden toegepast, indien de aard van de arbeid met zich brengt dat het voor de werknemer te belastend is om in een aaneengesloten periode van 7 maal 24 uur consignatie opgelegd te krijgen. Elk beding waarbij op een andere wijze dan in de eerste volzin is bepaald, wordt afgeweken van artikel 5:11, derde lid, onderdeel a, van de wet is nietig.

  • 2 De werkgever organiseert de arbeid zodanig dat de werknemer in elke periode van 4 achtereenvolgende weken:

    • a. ten minste 14 maal een tijdruimte van 24 achtereenvolgende uren geen consignatie wordt opgelegd en

    • b. ten minste 2 maal een aaneengesloten tijdruimte van 48 uren geen arbeid verricht noch consignatie wordt opgelegd.

Artikel 4.8:4

  • 1 Uitsluitend bij collectieve regeling kan in afwijking van artikel 5:11, vierde lid, van de wet, het tweede of het derde lid van dit artikel worden toegepast, indien de aard van de arbeid met zich brengt dat de werknemer bij uitzondering consignatie wordt opgelegd dan wel de werknemer na een oproep voldoende compenserende rust wordt geboden, maar de werkgever de arbeid redelijkerwijs niet op een zodanige wijze kan organiseren dat de werknemer ten hoogste de in artikel 5:11, vierde lid, van de wet voorgeschreven gemiddelde arbeidstijd per week arbeid verricht. Elk beding waarbij op een andere wijze dan in de eerste volzin is bepaald, wordt afgeweken van artikel 5:11, vierde lid, van de wet is nietig.

  • 2 De werkgever organiseert de arbeid zodanig dat de werknemer in elke periode van 13 achtereenvolgende weken ten hoogste gemiddeld 45 uren per week arbeid verricht, mits hem in elke periode van 4 achtereenvolgende weken ten hoogste 4 maal voor een tijdruimte van ten hoogste 24 achtereenvolgende uren consignatie wordt opgelegd.

  • 3 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer in elke periode van 13 achtereenvolgende weken ten hoogste gemiddeld 45 uren per week arbeid verricht, mits de werknemer:

    • a. in de periode van 00.00 uur tot 05.00 uur arbeid verricht als gevolg van een oproep, hij voordat zijn eerstvolgende dienst aanvangt een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 8 uren waarin hij geen arbeid verricht die een gevolg is van een oproep, of

    • b. in de periode van 05.00 uur tot 06.00 uur arbeid verricht als gevolg van een oproep, hij in de periode van 24 aaneengesloten uren welke periode aanvangt op 06.00 uur een onafgebroken rust heeft van ten minste 8 uren waarin hij geen arbeid verricht die een gevolg is van een oproep.

§ 4.9. Referentieperiode

Artikel 4.9:1

  • 2 Indien zich een onvoorziene wijziging van omstandigheden voordoet of de aard van de arbeid het noodzakelijk maakt, dat de werknemer slechts incidenteel of voor korte tijd arbeid in nachtdienst verricht en dit door het op een andere wijze organiseren van de arbeid redelijkerwijs niet is te voorkomen, organiseert de werkgever die arbeid zodanig dat de werknemer in elke periode van 52 achtereenvolgende weken gemiddeld 40 uren per week arbeid verricht.

Hoofdstuk 5. Arbeids- en rusttijden, bijzondere afwijkingen en aanvullingen

§ 5.1. Baggerwerkzaamheden

Begrip baggerwerkzaamheden

Artikel 5.1:1

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder baggerwerkzaamheden: werkzaamheden die bestaan uit het baggeren, zuigen, opspuiten, verplaatsen of winnen van materialen voor industriële, bouwkundige of andere doeleinden en de direct daarmee samenhangende werkzaamheden.

Toepasselijkheid van de paragraaf

Artikel 5.1:2

Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op baggerwerkzaamheden op het Nederlands territoir, verricht door een werknemer van 18 jaar of ouder die geen schepeling als bedoeld in artikel 6.1:2 van het Arbeidstijdenbesluit vervoer of bemanningslid als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart is.

Arbeidstijd

Artikel 5.1:3

  • 2 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer ten hoogste 11 uren per dienst, in elke periode van 4 achtereenvolgende weken gemiddeld 45 uren per week en in elke periode van 13 achtereenvolgende weken gemiddeld 40 uren per week arbeid verricht.

Arbeid in nachtdienst

Artikel 5.1:4

  • 2 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer die arbeid verricht in nachtdienst:

    • a. in elke periode van 13 achtereenvolgende weken niet meer dan ten hoogste 28 maal arbeid in nachtdienst verricht;

    • b. na het verrichten van arbeid in nachtdienst een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 12 uren;

    • c. na een reeks van ten minste 3 en ten hoogste 7 maal achtereen arbeid te hebben verricht in nachtdienst, een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 60 uren.

Pauze

Artikel 5.1:5

  • 2 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de in het tweede lid van artikel 5:10 van de wet bedoelde pauze ten minste één uur bedraagt, welke mag worden gesplitst in twee of meer pauzes.

§ 5.2. Beveiliging

Toepasselijkheid van de paragraaf

Artikel 5.2:1

Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op beveiligingswerkzaamheden die worden verricht door de werknemer van 18 jaar of ouder en waarvoor die werknemer toestemming als bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus heeft verkregen en bij de uitvoering van die werkzaamheden een legitimatiebewijs als bedoeld in artikel 9, vierde lid, van die wet bij zich draagt.

Arbeid op zaterdag en zondag

Artikel 5.2:2

  • 2 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer in de tijdruimte gelegen tussen vrijdag 18.00 uur en de daaropvolgende maandag 08.00 uur:

    • a. ten hoogste 11 uren per dienst onderscheidenlijk per nachtdienst arbeid verricht;

    • b. na het verrichten van die arbeid een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 12 uren;

    • c. ten minste 2 maal in elke periode van 4 achtereenvolgende weken geen arbeid verricht in de tijdruimte gelegen tussen zaterdag 00.00 uur en de daaropvolgende maandag 06.00 uur.

Arbeid in nachtdienst

Artikel 5.2:3

  • 1 In afwijking van artikel 5:8, derde lid, onderdeel b, onder 2, van de wet kan, echter uitsluitend indien de arbeid door het nemen van andere maatregelen redelijkerwijs niet anders is te organiseren, dit artikel worden toegepast.

  • 2 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer die arbeid verricht in nachtdienst hetzij ten hoogste 42 maal in elke periode van 13 achtereenvolgende weken en 140 maal in elke periode van 52 achtereenvolgende weken arbeid in nachtdienst verricht, hetzij ten hoogste 38 uren in elke periode van 2 achtereenvolgende weken arbeid verricht tussen 00.00 uur en 06.00 uur.

§ 5.3. Brandweer

Toepasselijkheid van de paragraaf

Artikel 5.3:1

Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op arbeid verricht door de werknemer van 18 jaar of ouder:

  • a. die met goed gevolg een brandweeropleiding heeft afgesloten met een vanwege Onze Minister van Binnenlandse Zaken afgenomen examen dan wel door voornoemd minister is vrijgesteld van de aan die opleiding verbonden diploma-eis en die als zodanig werkzaam is;

  • b. die in directe samenhang met de in onderdeel a bedoelde werknemer arbeid verricht voor de in dat onderdeel bedoelde arbeid.

Consignatie

Artikel 5.3:2

  • 1 Dit artikel is uitsluitend van toepassing op de werknemer die lid is van de vrijwillige brandweer en de functie van commandant of ondercommandant vervult.

  • 3 Indien dit door het nemen van andere maatregelen redelijkerwijs niet is te voorkomen, organiseert de werkgever de arbeid zodanig, dat de in het eerste lid bedoelde werknemer gedurende ten minste 13 maal een aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren in elke periode van 26 achtereenvolgende weken geen consignatie tussen twee opeenvolgende diensten wordt opgelegd.

Aanwezigheidsdienst

Artikel 5.3:3

  • 1 Dit artikel is niet van toepassing op de werknemer die lid is van de vrijwillige brandweer.

  • 3 De werknemer:

    • a. wordt ten hoogste 3 maal in elke aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren en 31 maal in elke periode van 13 achtereenvolgende weken een aanwezigheidsdienst opgelegd;

    • b. heeft vóór en ná een aanwezigheidsdienst een onafgebroken rusttijd van ten minste 11 uren;

    • c. verricht ten hoogste 9 uren in elke periode van 24 achtereenvolgende uren en in elke periode van 13 achtereenvolgende weken gemiddeld 40 uren per week arbeid.

  • 4 Van het derde lid kan, met inachtneming van het vijfde lid, slechts bij collectieve regeling worden afgeweken. Elk beding waarbij op andere wijze dan in de vorige volzin is bepaald, wordt afgeweken van het derde lid, is nietig.

  • 5 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer:

    • a. ten hoogste 4 maal in elke aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren, 46 maal in elke periode van 13 achtereenvolgende weken en 124 maal in elke periode van 52 achtereenvolgende weken een aanwezigheidsdienst wordt opgelegd;

    • b. vóór en ná een aanwezigheidsdienst een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 11 uren, welke rusttijd éénmaal in elke aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren mag worden ingekort tot ten minste 8 uren;

    • c. ten hoogste 10 uren in elke periode van 24 achtereenvolgende uren en in elke periode van 13 achtereenvolgende weken gemiddeld 45 uren per week arbeid verricht.

  • 6 Het vijfde lid, onderdeel b, blijft buiten toepassing, indien zich incidentele en onvoorziene omstandigheden voordoen waardoor het aantal werknemers dat nodig is onder het vereiste minimum komt, die een dergelijke afwijking noodzakelijk maakt.

Artikel 5.3:4

  • 1 Dit artikel is uitsluitend van toepassing op de werknemer die lid is van de vrijwillige brandweer.

  • 3 Een aanwezigheidsdienst wordt, met inachtneming van het vierde lid, uitsluitend bij collectieve regeling bepaald. Elk beding waarbij op andere wijze dan in de eerste volzin is bepaald, gebruik wordt gemaakt van het vierde lid, is nietig.

  • 4 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer:

    • a. ten hoogste éénmaal in elke aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren en 10 maal in elke periode van 13 achtereenvolgende weken een aanwezigheidsdienst wordt opgelegd;

    • b. ten hoogste 10 uren in elke periode van 24 achtereenvolgende uren en in elke periode van 13 achtereenvolgende weken gemiddeld 48 uren per week arbeid verricht.

§ 5.4. Brood- en banketbakkerij

Toepasselijkheid van de paragraaf

Artikel 5.4:1

Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op arbeid [tekstcorrectie :“arbeid” moet zijn “arbeid, die”] de werknemer verricht en die die [tekstcorrectie :“die die” moet zijn “die”] bestaat uit het bakken van brood en banket en de direct daarmee samenhangende werkzaamheden.

Arbeid in nachtdienst

Artikel 5.4:2

  • 1 Dit artikel is uitsluitend van toepassing op arbeid verricht door werknemers van 18 jaar of ouder.

  • 3 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer die arbeid verricht in nachtdienst:

    • a. hetzij ten hoogste 42 maal in elke periode van 13 achtereenvolgende weken en 140 maal in elke periode van 52 achtereenvolgende weken arbeid in nachtdienst verricht, hetzij ten hoogste 38 uren in elke periode van 2 achtereenvolgende weken arbeid verricht tussen 00.00 uur en 06.00 uur;

    • b. na een reeks van ten minste 3 en ten hoogste 6 maal achtereen arbeid te hebben verricht in nachtdienst, een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 36 uren.

Artikel 5.4:3

  • 1 Dit artikel is uitsluitend van toepassing op arbeid verricht in nachtdienst door een jeugdige werknemer die een opleiding volgt tot brood- en banketbakker, tot broodbakker of tot leidinggevende in de bakkerij door middel van hetzij een beroepsbegeleidende hetzij een beroepsopleidende leerweg in het kader van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs, voorzover die arbeid noodzakelijk is in het kader van die opleiding.

  • 2 Uitsluitend bij collectieve regeling kan, met inachtneming van het derde lid, van artikel 5:5, eerste lid, van de wet ten aanzien van de periode die in de onafgebroken rusttijd moet zijn gelegen, worden afgeweken. Elk beding waarbij op andere wijze dan in de eerste volzin is bepaald, wordt afgeweken van artikel 5:5, eerste lid, van de wet is nietig.

  • 3 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de jeugdige werknemer die arbeid in nachtdienst verricht:

    • a. geen arbeid verricht tussen 22.00 uur en 04.00 uur;

    • b. ten hoogste 8 uren per nachtdienst en 40 uren per week arbeid verricht;

    • c. ten hoogste 4 maal in elke aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren arbeid in nachtdienst verricht;

    • d. na het verrichten van arbeid in nachtdienst een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 14 uren.

§ 5.5. Dagbladbedrijf

Toepasselijkheid van de paragraaf

Artikel 5.5:1

Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op arbeid, waarbij de werknemer van 18 jaar of ouder werkzaamheden verricht in verband met de samenstelling, produktie en verspreiding van ochtendkranten, alsmede de direct daarmee samenhangende werkzaamheden.

Arbeid in nachtdienst

Artikel 5.5:2

  • 2 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer die arbeid verricht in nachtdienst ten hoogste 42 maal in elke periode van 13 achtereenvolgende weken en 140 maal in elke periode van 52 achtereenvolgende weken arbeid in nachtdienst verricht.

§ 5.6. Defensie

Toepasselijkheid van de paragraaf

Artikel 5.6:1

Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op arbeid verricht door defensiepersoneel dat als zodanig werkzaam is.

Jeugdige werknemers

Artikel 5.6:2

  • 2 Voor de toepassing van paragraaf 5.2 van de wet wordt de jeugdige werknemer, met inachtneming van het derde lid, gelijkgesteld aan de werknemer van 18 jaar of ouder. Voor de toepassing van dit besluit, met uitzondering van hoofdstuk 2, is de eerste volzin van overeenkomstige toepassing.

  • 3 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de jeugdige werknemer in elke periode van 13 achtereenvolgende weken gemiddeld ten hoogste 40 uren per week arbeid verricht.

Arbeid op zaterdag en zondag

Artikel 5.6:3

  • 2 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer in de tijdruimte gelegen tussen vrijdag 18.00 uur en de daaropvolgende maandag 08.00 uur:

    • a. ten hoogste 11 uren per dienst onderscheidenlijk per nachtdienst arbeid verricht;

    • b. na het verrichten van die arbeid een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 12 uren;

    • c. ten minste 2 maal in elke periode van 4 achtereenvolgende weken geen arbeid verricht in de tijdruimte gelegen tussen zaterdag 00.00 uur en de daaropvolgende maandag 06.00 uur.

Aanwezigheidsdienst

Artikel 5.6:4

  • 2 Een aanwezigheidsdienst wordt, met inachtneming van het derde en vierde lid, uitsluitend bij collectieve regeling bepaald. Elk beding waarbij op andere wijze dan in de eerste volzin is bepaald, gebruik wordt gemaakt van het derde en vierde lid, is nietig.

  • 3 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer ten hoogste 3 maal in elke aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren en 26 maal in elke periode van 13 achtereenvolgende weken een aanwezigheidsdienst wordt opgelegd.

  • 4 In afwijking van het derde lid organiseert de werkgever gedurende ten hoogste 6 weken in elke periode van 52 achtereenvolgende weken de arbeid zodanig, dat de werknemer:

    • a. ten hoogste 4 maal in elke aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren en 26 maal in elke periode van 13 achtereenvolgende weken een aanwezigheidsdienst wordt opgelegd;

    • b. na die aanwezigheidsdienst of reeks van aaneengesloten aanwezigheidsdiensten een onafgebroken rusttijd heeft die ten minste even lang is als de voorafgaande aanwezigheidsdienst onderscheidenlijk reeks van aaneengesloten aanwezigheidsdiensten.

Piket

Artikel 5.6:5

  • 2 Piket wordt, met inachtneming van het derde lid, uitsluitend bij collectieve regeling bepaald. Elk beding waarbij op andere wijze dan in de eerste volzin is bepaald, gebruik wordt gemaakt van het derde lid, is nietig.

  • 3 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer:

    • a. piket voor ten hoogste een aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren wordt opgelegd;

    • b. ten minste gedurende 8 maal een aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren in elke periode van 13 achtereenvolgende weken geen piket, aanwezigheidsdienst of consignatie wordt opgelegd.

§ 5.7. Distributie en overslag

Toepasselijkheid van de paragraaf

Artikel 5.7:1

Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op arbeid, waarbij werkzaamheden worden verricht die tot doel hebben goederen gereed te houden, te groeperen of over te slaan ten behoeve van het transport van die goederen alsmede het laden en lossen van die goederen, en de direct daarmee samenhangende werkzaamheden, waaronder het veilen van die goederen, verricht door de werknemer van 18 jaar of ouder.

Arbeid in nachtdienst

Artikel 5.7:2

  • 1 In afwijking van artikel 5:8, derde lid, onderdeel b, onder 2°, van de wet kan, echter uitsluitend indien de arbeid door het nemen van andere maatregelen redelijkerwijs niet anders is te organiseren, dit artikel worden toegepast.

  • 2 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer die arbeid verricht in nachtdienst hetzij ten hoogste 42 maal in elke periode van 13 achtereenvolgende weken en 140 maal in elke periode van 52 achtereenvolgende weken arbeid in nachtdienst verricht, hetzij ten hoogste 38 uren in elke periode van 2 achtereenvolgende weken arbeid verricht tussen 00.00 uur en 06.00 uur.

§ 5.8. Horecabedrijf

Begrip horecabedrijf

Artikel 5.8:1

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder horecabedrijf: café's, casino's, discotheken, hotels, nachtclubs, pensions, restaurants en daarmee vergelijkbare bedrijven.

Toepasselijkheid van de paragraaf

Artikel 5.8:2

Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op arbeid verricht door de werknemer van 18 jaar of ouder in het horecabedrijf.

Arbeid in nachtdienst

Artikel 5.8:3

  • 1 In afwijking van artikel 5:8, derde lid, onderdeel b, onder 2°, van de wet kan, echter uitsluitend indien de arbeid door het nemen van andere maatregelen redelijkerwijs niet anders is te organiseren, dit artikel worden toegepast.

  • 2 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer die arbeid verricht in nachtdienst hetzij ten hoogste 42 maal in elke periode van 13 achtereenvolgende weken en 140 maal in elke periode van 52 achtereenvolgende weken arbeid in nachtdienst verricht, hetzij ten hoogste 38 uren in elke periode van 2 achtereenvolgende weken arbeid verricht tussen 00.00 uur en 06.00 uur.

§ 5.9. Inlichtingen- en veiligheidsdiensten

Toepasselijkheid van de paragraaf

Artikel 5.9:2

Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op arbeid verricht door een werknemer van 18 jaar of ouder in dienst van een inlichtingen- of veiligheidsdienst.

Piket

Artikel 5.9:3

  • 2 Piket wordt, met inachtneming van het derde lid, uitsluitend bij collectieve regeling bepaald. Elk beding waarbij op andere wijze dan in de eerste volzin is bepaald, gebruik wordt gemaakt van het derde lid, is nietig.

  • 3 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer:

    • a. piket voor ten hoogste een aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren wordt opgelegd;

    • b. ten minste gedurende 8 maal een aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren in elke periode van 13 achtereenvolgende weken geen piket of consignatie wordt opgelegd.

§ 5.10. Inwonend huishoudelijk personeel

Wekelijkse onafgebroken rusttijd

Artikel 5.10:2

  • 1 De werknemer heeft een onafgebroken rusttijd van ten minste 36 uren in elke aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde tijdruimte vangt aan op het eerste tijdstip van de dag, waarop de werknemer arbeid verricht.

Dagelijkse onafgebroken rusttijd

Artikel 5.10:4

  • 1 De werknemer heeft een onafgebroken rusttijd van ten minste 9 uren in elke aaneengesloten tijdruimte van 24 uren.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde tijdruimte vangt aan op het eerste tijdstip van de dag, waarop de werknemer arbeid verricht.

Arbeidstijd

Artikel 5.10:5

De werknemer verricht ten hoogste in elke periode van 4 achtereenvolgende weken gemiddeld 50 uren per week en in elke periode van 13 achtereenvolgende weken gemiddeld 45 uren per week arbeid.

§ 5.11. Vrijwillige politie

Wekelijkse of dagelijkse onafgebroken rusttijd

Artikel 5.11:2

  • 2 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer in elke aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren:

    • a. hetzij een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 24 uren;

    • b. hetzij een rusttijd heeft van ten minste 11 uren in een aaneengesloten tijdruimte van 24 uren.

  • 3 Indien het tweede lid, onderdeel b, wordt toegepast, organiseert de werkgever de arbeid zodanig, dat de werknemer na het verrichten van die arbeid een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 24 uren.

Arbeid in nachtdienst

Artikel 5.11:3

  • 1 Uitsluitend bij collectieve regeling kan, met inachtneming van het tweede lid, dit artikel worden toegepast. Elk beding waarbij op andere wijze dan in de eerste volzin is bepaald, dit artikel wordt toegepast, is nietig.

§ 5.12. Audio-visuele producties

Toepasselijkheid van de paragraaf

Artikel 5.12:1

Met uitsluiting van hetgeen in paragraaf 5.16 is bepaald, is deze paragraaf uitsluitend van toepassing op arbeid, die bestaat uit werkzaamheden met betrekking tot het totstandkomen en het uitzenden van audio-, visuele of audio-visuele producties alsmede de direct daarmee samenhangende werkzaamheden, verricht door werknemers van 18 jaar of ouder.

Dagelijkse onafgebroken rusttijd

Artikel 5.12:2

  • 1 Uitsluitend bij collectieve regeling kan, met inachtneming van het tweede lid, van artikel 5:5, tweede lid, van de wet onder gelijktijdige uitsluiting van hetgeen in dat artikellid is bepaald, worden afgeweken. Elk beding waarbij op andere wijze dan in de vorige volzin is bepaald, wordt afgeweken van artikel 5:5, tweede lid, van de wet is nietig.

  • 2 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer:

    • a. een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 11 uren in een aaneengesloten tijdruimte van 24 uren, welke rusttijd 12 maal in elke periode van 4 achtereenvolgende weken mag worden ingekort tot ten minste 10 uren;

    • b. in elke periode van 52 achtereenvolgende weken gemiddeld 40 uren per week arbeid verricht.

§ 5.13. Landbouwarbeid

Toepasselijkheid van de paragraaf

Artikel 5.13:1

Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op landbouwarbeid, verricht door de werknemer van 18 jaar of ouder.

Wekelijkse onafgebroken rusttijd

Artikel 5.13:2

  • 2 Uitsluitend bij collectieve regeling kan, met inachtneming van het derde lid, van artikel 5:3, tweede lid, van de wet worden afgeweken voor arbeid:

    • a. die bestaat uit het verzorgen van dieren;

    • b. die uitsluitend bestaat uit het oogsten van vlas, tijdens de oogstperiode van 1 juli tot en met 30 september.

    Elk beding waarbij op andere wijze dan in de vorige volzin is bepaald, wordt afgeweken van artikel 5:3, tweede lid, van de wet is nietig.

  • 3 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer een onafgebroken rusttijd heeft van hetzij ten minste 36 uren in elke aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren, hetzij ten minste 60 uren in elke aaneengesloten tijdruimte van 14 maal 24 uren.

Referentieperiode

Artikel 5.13:3

In afwijking van paragraaf 5.2 van de wet geldt voor de in die paragraaf aangegeven referentieperiode voor de arbeidstijd van 13 achtereenvolgende weken een referentieperiode van 52 achtereenvolgende weken.

§ 5.14. Mijnbouw

Toepasselijkheid van de paragraaf

Artikel 5.14:1

Deze paragraaf is van toepassing op werknemers van 18 jaar of ouder die arbeid verrichten:

  • a. op een mijnbouwwerk;

  • b. vanaf of ten behoeve van een mijnbouwinstallatie.

Arbeids- en rusttijden in een bestendig en regelmatig arbeidstijdpatroon

Artikel 5.14:2

  • 1 Dit artikel is uitsluitend van toepassing op een werknemer die arbeid verricht op of vanaf een mijnbouwinstallatie.

  • 3 De werknemer die in een bestendig en regelmatig arbeidstijdpatroon werkzaam is, verricht:

    • a. gedurende ten hoogste 7 maal in elke periode van 14 achtereenvolgende dagen, ten hoogste 11 uren per dienst onderscheidenlijk per nachtdienst, en in elke periode van 4 achtereenvolgende weken gemiddeld 40 uren per week arbeid;

    • b. heeft na het verrichten van arbeid in die dienst een onafgebroken rusttijd van ten minste 12 uren, welke rusttijd 2 maal in elke periode van 14 achtereenvolgende dagen mag worden ingekort tot ten minste 8 uren.

  • 4 Van het derde lid kan, met inachtneming van het vijfde lid, slechts bij collectieve regeling worden afgeweken. Elk beding waarbij op andere wijze dan in de vorige volzin is bepaald, wordt afgeweken van het derde lid, is nietig.

  • 5 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer die in een bestendig en regelmatig arbeidstijdpatroon werkzaam is:

    • a. gedurende ten hoogste 14 maal in elke periode van 28 achtereenvolgende dagen, ten hoogste 11 uren per dienst onderscheidenlijk per nachtdienst, en in een periode van 13 achtereenvolgende weken gemiddeld 40 uren per week arbeid verricht;

    • b. na het verrichten van arbeid in die dienst een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 12 uren, welke rusttijd 4 maal in elke periode van 28 achtereenvolgende dagen mag worden ingekort tot ten minste 8 uren.

  • 6 De arbeidstijd per dienst onderscheidenlijk per nachtdienst kan in afwijking van het derde lid, onderdeel a, en het vijfde lid, onderdeel a, 2 maal in elke periode van 28 achtereenvolgende dagen worden verlengd met ten hoogste één uur voor het verrichten van arbeid die bestaat uit oefeningen en trainingen die tot doel hebben de bekwaamheid en de bedrevenheid in het uitvoeren van maatregelen en procedures ten tijde van ongelukken en calamiteiten te verkrijgen of te behouden.

  • 7 Indien het zesde lid wordt toegepast kan in afwijking van het derde lid, onderdeel b, en het vijfde lid, onderdeel b, de onafgebroken rusttijd van ten minste 12 uren worden ingekort met ten hoogste één uur.

  • 8 Indien dit artikel wordt toegepast, organiseert de werkgever de arbeid van de werknemer zodanig, dat:

    • a. tegenover iedere periode van 24 uren welke wordt doorgebracht op of vanaf een mijnbouwinstallatie in een periode van 13 achtereenvolgende weken een onafgebroken rusttijd staat van ten minste 24 uren elders;

    • b. alle werknemers, die gelijksoortige werkzaamheden verrichten en in een bestendig en regelmatig arbeidstijdpatroon werkzaam zijn, die arbeid in een zelfde arbeidstijdpatroon verrichten.

  • 9 De rusttijd van ten minste 24 uren, bedoeld in het achtste lid, onderdeel a, mag uitsluitend worden onderbroken ten behoeve van niet op de reguliere arbeidsplaats plaatsvindende oefeningen en trainingen ten behoeve van het verkrijgen en behouden van de bekwaamheid en de bedrevenheid in het uitvoeren van maatregelen en procedures ten tijde van ongelukken en calamiteiten. In een periode van 52 achtereenvolgende weken mag de in de vorige volzin bedoelde onderbreking ten hoogste 20 dagen duren, waarvan ten hoogste 5 dagen aaneengesloten.

  • 10 Indien het negende lid, eerste volzin, van toepassing is, organiseert de werkgever de arbeid zodanig, dat de werknemer die in een bestendig en regelmatig arbeidstijdpatroon werkzaam is, in een periode van 52 achtereenvolgende weken ten hoogste gemiddeld 40 uren per week arbeid verricht.

Artikel 5.14:3

  • 1 Dit artikel is uitsluitend van toepassing op een werknemer die werkzaamheden in een bestendig en regelmatig arbeidspatroon verricht op een mijnbouwwerk, niet zijnde een mijnbouwinstallatie.

Verplaatsbare mijnbouwinstallatie

Artikel 5.14:4

Artikel 5.14:2, derde en vierde lid, is niet van toepassing op arbeid verricht door werknemers in dienst van een niet in Nederland gevestigde werkgever op of vanaf een in zijn geheel verplaatsbare mijnbouwinstallatie.

Arbeids- en rusttijden in een niet-bestendig en -regelmatig arbeidstijdpatroon

Artikel 5.14:5

  • 1 Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder een niet-bestendig of -regelmatig arbeidstijdpatroon een arbeidstijdpatroon waarin een werknemer gedurende ten hoogste 6 weken werkzaam is op dezelfde arbeidsplaats.

  • 3 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer die in een niet-bestendig en -regelmatig arbeidstijdpatroon werkzaam is:

    • a. gedurende ten hoogste 15 maal in elke periode van 21 achtereenvolgende dagen, ten hoogste 11 uren per dienst onderscheidenlijk per nachtdienst, en in een periode van 26 achtereenvolgende weken gemiddeld 40 uren per week arbeid verricht;

    • b. na arbeid te hebben verricht in die dienst een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 12 uren, welke rusttijd 3 maal in elke periode van 21 achtereenvolgende dagen mag worden ingekort tot ten minste 8 uren;

    • c. in de in onderdeel a bedoelde periode van 21 achtereenvolgende dagen een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 72 uren.

  • 4 De arbeidstijd per dienst onderscheidenlijk per nachtdienst kan in afwijking van het derde lid, onderdeel a, 2 maal in elke periode van 28 achtereenvolgende dagen worden verlengd met ten hoogste één uur voor het verrichten van arbeid die bestaat uit oefeningen die tot doel hebben de bekwaamheid en de bedrevenheid in het uitvoeren van maatregelen en procedures ten tijde van ongelukken en calamiteiten te verkrijgen of te behouden.

  • 5 Indien het vierde lid wordt toegepast kan in afwijking van het derde lid, onderdeel b, de onafgebroken rusttijd van ten minste 12 uren worden ingekort met ten hoogste één uur.

  • 6 Indien dit artikel wordt toegepast, organiseert de werkgever de arbeid van de werknemer zodanig, dat tegenover iedere periode van 24 uren welke wordt doorgebracht op of vanaf een mijnbouwwerk in een periode van 13 achtereenvolgende weken een onafgebroken rusttijd staat van ten minste 24 uren elders.

Pauze

Artikel 5.14:6

  • 2 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de in het tweede lid van artikel 5:10 van de wet bedoelde pauze ten minste één uur bedraagt, welke mag worden gesplitst in 2 of meer pauzes.

Consignatie

Artikel 5.14:7

  • 2 De werkgever organiseert de arbeid zodanig dat de werknemer die consignatie wordt opgelegd ten hoogste 13 uren in elke periode van 24 achtereenvolgende uren en 85 uren per week arbeid verricht.

Duikwerkzaamheden

Artikel 5.14:8

  • 1 Dit artikel is uitsluitend van toepassing op de werknemer die duikwerkzaamheden en de direct daarmee samenhangende werkzaamheden verricht op of vanaf of ten behoeve van een mijnbouwinstallatie.

  • 3 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer:

    • a. gedurende ten hoogste 21 maal in elke periode van 6 achtereenvolgende weken arbeid verricht;

    • b. in elke periode van 6 achtereenvolgende weken gedurende ten minste 14 maal 24 achtereenvolgende uren, waarvan ten minste een aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 achtereenvolgende uren, rust elders heeft;

    • c. na arbeid te hebben verricht in een dienst onderscheidenlijk een nachtdienst een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 8 uren;

    • d. ten hoogste 10 uren arbeid verricht per nachtdienst.

Saturatieduiken

Artikel 5.14:9

  • 1 Dit artikel is uitsluitend van toepassing op arbeid die bestaat uit saturatieduiken en de direct daarmee samenhangende werkzaamheden, verricht ten behoeve van een mijnbouwinstallatie door een werknemer van 18 jaar of ouder.

  • 3 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer:

    • a. gedurende ten hoogste 28 maal achtereen ten hoogste 11 uren per dienst onderscheidenlijk per nachtdienst en in een periode van 13 achtereenvolgende weken gemiddeld 40 uren per week arbeid verricht;

    • b. na arbeid te hebben verricht in die dienst een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 12 uren.

  • 4 Indien dit artikel wordt toegepast, organiseert de werkgever de arbeid van de werknemer zodanig, dat tegenover iedere periode van 24 uren waarin werkzaamheden worden verricht, als bedoeld in het eerste lid, na het beëindigen van de werkzaamheden direct aansluitend een onafgebroken rusttijd staat van ten minste 24 uren elders.

§ 5.15. Mobiele kranen

Begrip mobiele kraan

Artikel 5.15:1

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder mobiele kraan hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 7.6, eerste lid, onder b, van de Arbeidsomstandighedenregeling.

Toepasselijkheid van de paragraaf

Artikel 5.15:2

Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op arbeid, die bestaat uit hijswerkzaamheden met een mobiele kraan en de direct daarmee samenhangende werkzaamheden, alsmede het gebruik van de openbare weg door die kraan, verricht door een werknemer van 18 jaar of ouder, die in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 7.32, eerste lid, onder a, van het Arbeidsomstandighedenbesluit.

Arbeid in nachtdienst

Artikel 5.15:3

  • 2 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer ten hoogste 10 uren per nachtdienst arbeid verricht.

Arbeidstijd inclusief overwerk

Artikel 5.15:4

  • 2 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer ten hoogste 12 uren per nachtdienst arbeid verricht.

§ 5.16. Podiumkunsten en bioscopen

Toepasselijkheid van de paragraaf

Artikel 5.16:1

  • 1 Deze paragraaf is van toepassing op arbeid, die bestaat uit werkzaamheden met betrekking tot uitvoeringen van culturele of artistieke aard of uitvoeringen die daarmee gelijkenis vertonen alsmede de direct daarmee samenhangende werkzaamheden, verricht door een werknemer van 18 jaar of ouder.

  • 2 De artikelen 5.16:3 en 5.16:4 zijn van toepassing op arbeid, verricht in een bioscoop door een werknemer van 18 jaar of ouder en die bestaat uit het uitsluitend of in hoofdzaak:

    • a. bedienen van filmapparatuur als operateur of leerlingoperateur, of

    • b. het namens de werkgever en in diens plaats uitoefenen van het bioscoopbedrijf.

Wekelijkse onafgebroken rusttijd

Artikel 5.16:2

  • 2 De werknemer heeft een onafgebroken rusttijd van ten minste 36 uren in elke aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren.

  • 3 Van het tweede lid kan, met inachtneming van het vierde lid, slechts bij collectieve regeling worden afgeweken. Elk beding waarbij op andere wijze dan in de vorige volzin is bepaald, wordt afgeweken van het tweede lid, is nietig.

  • 4 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 36 uren in elke aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren, welke rusttijd ten hoogste 8 maal in elke periode van 52 achtereenvolgende weken mag worden vervangen door een onafgebroken rusttijd van ten minste 60 uren in een aaneengesloten tijdruimte van 14 maal 24 uren.

  • 5 De in het tweede en vierde lid bedoelde tijdruimte vangt aan op het eerste tijdstip van de dag, waarop de werknemer arbeid verricht.

Dagelijkse onafgebroken rusttijd

Artikel 5.16:3

  • 2 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 11 uren in een aangesloten tijdruimte van 24 uren, welke rusttijd 4 maal in elke periode van 4 achtereenvolgende weken mag worden ingekort tot ten minste 8 uren. De in de vorige volzin bedoelde tijdruimte vangt aan op het eerste tijdstip van de dag, waarop de werknemer arbeid verricht.

Arbeidstijd inclusief overwerk

Artikel 5.16:4

  • 2 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer ten hoogste 12 uren per dienst onderscheidenlijk per nachtdienst, 72 uren per week, in elke periode van 13 achtereenvolgende weken gemiddeld 48 uren per week en in elke periode van 52 achtereenvolgende weken gemiddeld 40 uren per week arbeid verricht. In afwijking van de eerste volzin ten aanzien van de arbeidstijd per dienst onderscheidenlijk per nachtdienst, kan de werkgever de arbeid zodanig organseren, dat de werknemer ten hoogste 26 maal in elke periode van 52 achtereenvolgende weken ten hoogste 14 uren per dienst onderscheidenlijk per nachtdienst arbeid verricht, mits die werknemer vóór en ná die dienst een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 24 uren.

Dag op/dag af

Artikel 5.16:5

  • 2 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer:

    • a. ten hoogste 12 uren per dienst onderscheidenlijk per nachtdienst, in elke periode van 52 achtereenvolgende weken gemiddeld 40 uren per week arbeid verricht;

    • b. een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 11 uren in een aaneengesloten tijdruimte van 24 uur, welke rusttijd ten hoogste 117 maal in elke periode van 52 achtereenvolgende weken mag worden ingekort tot ten minste 8 uren.

    • c. na een dienst onderscheidenlijk een nachtdienst waarop de onderdelen a en b, voorzover het de inkorting van de rusttijd in een aaneengesloten tijdruimte van 24 uur betreft, van toepassing zijn, een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 24 uren.

  • 3 De in het tweede lid, onderdeel b, bedoelde tijdruimte vangt aan op het eerste tijdstip van de dag, waarop de werknemer arbeid verricht.

  • 4 Artikel 5.16:4 is niet van toepassing als dit artikel wordt toegepast.

§ 5.17. Uitvaartverzorging

Toepasselijkheid van de paragraaf

Artikel 5.17:1

Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op arbeid verricht door werknemers van 18 jaar of ouder, die in hun hoedanigheid van uitvaartverzorger onderscheidenlijk uitvaartleider, alle werkzaamheden in samenhang met een uitvaart organiseren.

Wekelijkse onafgebroken rusttijd

Artikel 5.17:2

  • 1 Uitsluitend bij collectieve regeling kan met inachtneming van het tweede lid, van artikel 5:3, tweede lid, van de wet worden afgeweken. Elk beding waarbij op andere wijze dan in de vorige volzin is bepaald, wordt afgeweken van artikel 5:3, tweede lid, van de wet is nietig.

  • 2 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 36 uren in elke aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren, welke rusttijd ten hoogste 18 maal in elke periode van 52 achtereenvolgende weken mag worden vervangen door een onafgebroken rusttijd van ten minste 96 uren in een aaneengesloten tijdruimte van 14 maal 24 uren.

  • 3 De in het tweede lid bedoelde tijdruimte vangt aan op het eerste tijdstip van de dag, waarop de werknemer arbeid verricht.

§ 5.18. Schoonmaakbedrijf

Begrip schoonmaakbedrijf

Artikel 5.18:1

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder schoonmaakbedrijf: een onderneming die uitsluitend of in hoofdzaak haar beroep maakt van het periodiek dan wel telkens voor eenmaal schoonmaken in, op of aan gebouwen, terreinen en verkeersmiddelen, gebezigd voor het openbaar vervoer van personen of goederen, alsmede de direct daarmee samenhangende werkzaamheden.

Toepasselijkheid van de paragraaf

Artikel 5.18:2

Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op arbeid verricht door een werknemer van 18 jaar of ouder in een schoonmaakbedrijf.

Dagelijkse onafgebroken rusttijd

Artikel 5.18:3

  • 1 Dit artikel is uitsluitend van toepassing op arbeid, die bestaat uit het schoonmaken in, op of aan gebouwen en terreinen.

  • 2 In afwijking van artikel 5:5, tweede lid, van de wet kan uitsluitend bij collectieve regeling onder gelijktijdige uitsluiting van het bepaalde in dat artikellid, dit artikel worden toegepast.

  • 3 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 10 uren in een aaneengesloten tijdruimte van 24 uren. De in de vorige volzin bedoelde tijdruimte vangt aan op het eerste tijdstip van de dag waarop de werknemer arbeid verricht.

Arbeid in nachtdienst

Artikel 5.18:4

  • 1 Dit artikel is uitsluitend van toepassing op arbeid, die bestaat uit het schoonmaken in, op of aan verkeersmiddelen, gebezigd voor het openbaar vervoer van personen of goederen.

  • 2 In afwijking van artikel 5:8, derde lid, onderdeel b, onder 2, van de wet kan, echter uitsluitend indien de arbeid door het nemen van andere maatregelen redelijkerwijs niet anders is te organiseren, dit artikel worden toegepast.

  • 3 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer die arbeid verricht in nachtdienst ten hoogste 42 maal in elke periode van 13 achtereenvolgende weken en 140 maal in elke periode van 52 achtervolgende weken arbeid in nachtdienst verricht.

§ 5.19. Verpleging en verzorging

Toepasselijkheid van de paragraaf

Artikel 5.19:1

Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op arbeid die bestaat uit verpleging of verzorging, verricht door de werknemer van 18 jaar of ouder.

Rusttijden

Artikel 5.19:2

  • 2 Uitsluitend bij collectieve regeling kan, met inachtneming van het derde lid, de rusttijd in elke aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren worden ingekort. Elk beding waarin op andere wijze dan in de eerste volzin is bepaald, gebruik wordt gemaakt van het derde lid, is nietig.

  • 3 De werkgever organiseert de arbeid van de werknemer zodanig, dat diens onafgebroken rusttijd in elke aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren ten hoogste éénmaal wordt ingekort tot ten minste 10 uren.

Bereikbaarheidsdienst

Artikel 5.19:3

  • 2 Een bereikbaarheidsdienst wordt, met inachtneming van het derde of vierde lid, uitsluitend bij collectieve regeling bepaald. Elk beding waarin op andere wijze dan in de eerste volzin is bepaald, gebruik wordt gemaakt van het derde of vierde lid, is nietig.

  • 3 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer ten hoogste 3 maal in elke tijdruimte van 7 maal 24 uren en 26 maal in elke periode van 13 achtereenvolgende weken een bereikbaarheidsdienst wordt opgelegd.

  • 4 De werkgever organiseert de arbeid zodanig dat de werknemer in elke periode van 13 weken ten hoogste gemiddeld 45 uren per week arbeid verricht mits hij voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 4.8:4, tweede lid, of aan een de voorwaarden, bedoeld in artikel 4.8:4, derde lid.

Cumulatie bijzondere diensten

Artikel 5.19:4

Indien consignatie, aanwezigheidsdiensten en bereikbaarheidsdiensten worden opgelegd, organiseert de werkgever de arbeid zodanig, dat de werknemer ten hoogste 3 maal in elke aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren en 26 maal in elke periode van 13 achtereenvolgende weken consignatie, een aanwezigheidsdienst of een bereikbaarheidsdienst wordt opgelegd.

§ 5.20. Artsen

Toepasselijkheid van de paragraaf

Artikel 5.20:1

Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op de werknemer van 18 jaar of ouder die arbeid verricht als arts, of die na het behalen van het doctoraal examen geneeskunde hiertoe in opleiding is, of als tandarts tot tandheelkundig specialist in opleiding is, of die als verloskundige werkzaam is in de intramurale gezondheidszorg.

Arbeidstijd

Artikel 5.20:2

  • 2 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer in elke periode van 13 achtereenvolgende weken ten hoogste gemiddeld 48 uren per week arbeid verricht.

Aanwezigheidsdienst

Artikel 5.20:3

  • 2 Een aanwezigheidsdienst wordt, met inachtneming van het derde, vierde en vijfde lid, uitsluitend bij collectieve regeling bepaald. Elk beding waarin op andere wijze dan in de eerste volzin is bepaald, gebruik wordt gemaakt van het derde, vierde of vijfde lid, is nietig.

  • 3 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer:

    • a. ten hoogste 26 maal in elke periode van 13 achtereenvolgende weken een aanwezigheidsdienst wordt opgelegd;

    • b. vóór een aanwezigheidsdienst een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 11 uren;

    • c. nà een aanwezigheidsdienst een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 24 uren;

    • d. ten hoogste 16 uren in elke periode van 24 achtereenvolgende uren arbeid verricht.

  • 4 Indien de werkzaamheden van de werknemer aan het einde van zijn aanwezigheidsdienst worden overgenomen en direct daaropvolgend worden voortgezet door een andere werknemer en een goede voortgang van die werkzaamheden overdracht noodzakelijk maakt, organiseert de werkgever de arbeid zodanig, dat de arbeidstijd per aanwezigheidsdienst onderscheidenlijk de onafgebroken rusttijd met ten hoogste 1 uur wordt verlengd onderscheidenlijk ingekort.

  • 5 In afwijking van het derde en vierde lid organiseert de werkgever, indien een aanwezigheidsdienst van ten hoogste 15 uren wordt opgelegd en de werknemer in deze periode ten hoogste 10 uren arbeid verricht, de arbeid zodanig, dat die werknemer:

    • a. ten hoogste 5 maal in elke aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren en 26 maal in elke periode van 13 achtereenvolgende weken een aanwezigheidsdienst wordt opgelegd;

    • b. vóór en nà een aanwezigheidsdienst een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 9 uren.

Bereikbaarheidsdienst

Artikel 5.20:4

  • 2 Een bereikbaarheidsdienst wordt, met inachtneming van het derde lid, uitsluitend bij collectieve regeling bepaald. Elk beding waarin op andere wijze dan in de eerste volzin is bepaald, gebruik wordt gemaakt van het derde lid, is nietig.

  • 3 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer ten hoogste 5 maal in elke tijdruimte van 7 maal 24 uren en 26 maal in elke periode van 13 achtereenvolgende weken een bereikbaarheidsdienst wordt opgelegd.

Cumulatie bijzondere diensten

Artikel 5.20:5

Indien consignatie, aanwezigheidsdiensten en bereikbaarheidsdiensten worden opgelegd, organiseert de werkgever de arbeid zodanig, dat de werknemer ten hoogste 5 maal in elke aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren en 26 maal in elke periode van 13 achtereenvolgende weken consignatie, een aanwezigheidsdienst of een bereikbaarheidsdienst wordt opgelegd.

§ 5.21. Verloskundigen

Toepasselijkheid van de paragraaf

Artikel 5.21:1

Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op de werknemer van 18 jaar of ouder die arbeid verricht als verloskundige werkzaam in de extramurale gezondheidszorg, alsmede de werknemer van 18 jaar of ouder die hiertoe in opleiding is.

Bereikbaarheidsdienst

Artikel 5.21:2

  • 2 Een bereikbaarheidsdienst wordt, met inachtneming van het derde lid, uitsluitend opgelegd indien de werkgever dit heeft bedongen.

  • 3 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer:

    • a. ten hoogste 5 maal in elke aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren en 52 maal in elke periode van 13 achtereenvolgende weken een bereikbaarheidsdienst wordt opgelegd;

    • b. ten hoogste 60 uren per week en in elke periode van 13 achtereenvolgende weken ten hoogste gemiddeld 40 uren per week arbeid verricht.

Bereikbaarheidsdienst verloskundigen in opleiding

Artikel 5.21:3

  • 1 Dit artikel is uitsluitend van toepassing op arbeid verricht door de werknemer in opleiding tot verloskundige.

  • 3 Een bereikbaarheidsdienst wordt, met inachtneming van het vierde lid, uitsluitend opgelegd indien de werkgever dit heeft bedongen.

  • 4 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer:

    • a. ten hoogste 12 maal in elke periode van 52 achtereenvolgende weken ten hoogste 7 maal achtereen een bereikbaarheidsdienst wordt opgelegd;

    • b. ten hoogste 60 uren per week en in elke periode van 13 achtereenvolgende weken ten hoogste gemiddeld 40 uren per week arbeid verricht.

§ 5.22. Werkzaamheden die samenhangen met railvervoer

Toepasselijkheid van de paragraaf

Artikel 5.22:1

Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op arbeid verricht in directe samenhang met het vervoer van personen en goederen als bedoeld in hoofdstuk 3 van het Arbeidstijdenbesluit vervoer, en die bestaat uit directe betrokkenheid bij het goederenvervoer-volgproces en het transport- en rangeerproces, verricht door een werknemer van 18 jaar of ouder.

Arbeid in nachtdienst

Artikel 5.22:2

  • 1 In afwijking van artikel 5:8, derde lid, onderdeel b, onder 2, van de wet kan, echter uitsluitend indien de arbeid door het nemen van andere maatregelen redelijkerwijs niet anders is te organiseren, dit artikel worden toegepast.

  • 2 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer die arbeid verricht in nachtdienst ten hoogste 42 maal in elke periode van 13 achtereenvolgende weken en 140 maal in elke periode van 52 achtereenvolgende weken arbeid in nachtdienst verricht.

§ 5.23. Tentoonstellingsbouw en scheepsreparatie

Toepasselijkheid van de paragraaf

Artikel 5.23:1

Deze paragraaf is van toepassing op arbeid, verricht door een werknemer van 18 jaar of ouder, die bestaat uit:

  • a. het ontwerpen, het opbouwen en het afbreken van tentoonstellingen of onderdelen daarvan, alsmede vergelijkbare werkzaamheden;

  • b. het herstellen van schepen.

Wekelijkse onafgebroken rusttijd

Artikel 5.23:2

  • 2 De werknemer heeft een onafgebroken rusttijd van ten minste 36 uren in elke aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren.

  • 3 Van het tweede lid kan, met inachtneming van het vierde lid, slechts bij collectieve regeling worden afgeweken. Elk beding waarbij op andere wijze dan in de vorige volzin is bepaald, wordt afgeweken van het tweede lid, is nietig.

  • 4 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 36 uren in elke aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren, welke rusttijd ten hoogste 8 maal in elke periode van 52 achtereenvolgende weken mag worden vervangen door een onafgebroken rusttijd van ten minste 60 uren in een aaneengesloten tijdruimte van 14 maal 24 uren.

  • 5 De in het tweede en vierde lid bedoelde tijdruimte vangt aan op het eerste tijdstip van de dag, waarop de werknemer arbeid verricht.

Dagelijkse onafgebroken rusttijd

Artikel 5.23:3

  • 2 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 11 uren in een aangesloten tijdruimte van 24 uren, welke rusttijd 4 maal in elke periode van 4 achtereenvolgende weken mag worden ingekort tot ten minste 8 uren.

  • 3 De in het tweede bedoelde tijdruimte vangt aan op het eerste tijdstip van de dag, waarop de werknemer arbeid verricht.

Arbeidstijd inclusief overwerk

Artikel 5.23:4

  • 1 In afwijking van de artikelen 5:7, derde lid, en 5:9, derde lid, ten aanzien van het verrichten van arbeid tijdens een dienst, niet zijnde een nachtdienst, van de wet ten aanzien van de arbeidstijd per dienst kan dit artikel worden toegepast. 2. De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer ten hoogste 12 uren per dienst, 72 uren per week, in elke periode van 13 achtereenvolgende weken gemiddeld 48 uren per week en in elke periode van 52 achtereenvolgende weken gemiddeld 45 uren per week arbeid verricht.

§ 5.24. Kraamzorg

Toepasselijkheid van de paragraaf

Artikel 5.24:1

Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op arbeid die bestaat uit danwel samenhangt met het verzorgen van kraamvrouwen, verricht door werknemers van 18 jaar of ouder.

Wekelijkse onafgebroken rusttijd

Artikel 5.24:2

  • 1 Uitsluitend bij collectieve regeling kan, met in achtneming van het tweede lid, van artikel 5:3, tweede lid, van de wet worden afgeweken. Elk beding waarin op andere wijze dan in de eerste volzin is bepaald, wordt afgeweken van artikel 5:3, tweede lid, van de wet is nietig.

  • 2 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer een onafgebroken rusttijd heeft van hetzij ten minste 36 uren in elke aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren, hetzij ten minste 60 uren in elke aaneengesloten tijdruimte van 9 maal 24 uren welke rusttijd éénmaal in elke periode van 5 achtereenvolgende weken mag worden ingekort tot 32 uren, hetzij ten minste 72 uren in elke aaneengesloten tijdruimte van 11 maal 24 uren.

§ 5.25. Maatschappelijke opvang

Het begrip maatschappelijke opvang

Artikel 5.25:1

Onder instellingen voor maatschappelijke opvang wordt verstaan: algemene crisisopvangcentra, instellingen voor dak- en thuislozenzorg, sociale pensions, vrouwenopvangcentra, evangelische opvangcentra, en daarmee vergelijkbare instellingen en centra.

Toepasselijkheid van de paragraaf

Artikel 5.25:2

Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing op arbeid, verricht door werknemers van 18 jaar of ouder in instellingen voor maatschappelijke opvang.

Arbeid in nachtdienst

Artikel 5.25:3

  • 1 In afwijking van artikel 5:8, derde lid, onderdeel b, onder 2, van de wet kan, echter uitsluitend indien de arbeid door het nemen van andere maatregelen redelijkerwijs niet anders is te organiseren, dit artikel worden toegepast.

  • 2 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer die arbeid verricht in nachtdienst ten hoogste 42 maal in elke periode van 13 achtereenvolgende weken en 140 maal in elke periode van 52 achtereenvolgende weken arbeid in nachtdienst verricht.

§ 5.26. Niet-nautisch personeel binnenvaart

Toepasselijkheid van de paragraaf

Artikel 5.26:2

  • 2 Paragraaf 5.1 is niet van toepassing als deze paragraaf wordt toegepast.

Onafgebroken rusttijd

Artikel 5.26:3

  • 1 Dit artikel is uitsluitend van toepassing indien de reis die geheel of gedeeltelijk buiten Nederland wordt gemaakt langer duurt dan 6 aaneengesloten dagen.

  • 2 Uitsluitend bij collectieve regeling kan gedurende ten hoogste 6 aaneengesloten weken artikel 5:3, tweede lid, van de wet buiten toepassing worden gelaten, mits de in dat artikellid bedoelde onafgebroken rusttijd, wordt gecompenseerd overeenkomstig het derde lid. Elk beding waarbij op andere wijze dan in de vorige volzin is bepaald, wordt afgeweken van artikel 5:3, tweede lid, van de wet is nietig.

  • 3 De werkgever organiseert de arbeid zodanig dat de werknemer vanaf de dag nadat het schip de binnenwateren is binnengevaren een onafgebroken rusttijd heeft waarvan de omvang wordt bepaald door de uitkomst van de berekening van het aantal dagen dat de werknemer aan boord van het schip werkzaamheden heeft verricht, vermenigvuldigd met 6 uur.

Arbeidstijd inclusief overwerk

Artikel 5.26:4

  • 2 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer van 18 jaar of ouder ten hoogste éénmaal in elke periode van 2 achtereen-volgende weken 14 uren per dienst arbeid verricht.

§ 5.27. Ambulancezorg

Toepasselijkheid van de paragraaf

Artikel 5.27:1

Met uitsluiting van hetgeen in paragraaf 5.19 is bepaald, is deze paragraaf van toepassing op arbeid die bestaat uit ambulancezorg en de direct daarmee samenhangende werkzaamheden, verricht door de werknemer van 18 jaar of ouder.

Aanwezigheidsdienst

Artikel 5.27:2

  • 2 De werkgever organiseert de arbeid zodanig dat de werknemer vóór en nà een aanwezigheidsdienst een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 11 uren, welke rusttijd in elke aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren mag worden ingekort tot éénmaal ten minste 10 uren enéé nmaal ten minste 8 uren.

Bereikbaarheidsdienst

Artikel 5.27:3

  • 2 Een bereikbaarheidsdienst wordt, met inachtneming van het derde lid, uitsluitend bij collectieve regeling bepaald. Elk beding waarbij op andere wijze dan in de eerste volzin is bepaald, gebruik wordt gemaakt van het derde lid, is nietig.

  • 3 De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer ten hoogste 3 maal in elke tijdruimte van 7 maal 24 uren en 37 maal in elke periode van 13 achtereenvolgende weken een bereikbaarheidsdienst wordt opgelegd.

Cumulatiebijzondere diensten

Artikel 5.27:4

Indien consignatie, aanwezigheidsdiensten en bereikbaarheidsdiensten worden opgelegd, organiseert de werkgever de arbeid zodanig, dat de werknemer ten hoogste 3 maal in elke aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren en 26 maal in elke periode van 13 achtereenvolgende weken consignatie, een aanwezigheidsdienst of een bereikbaarheidsdienst wordt opgelegd.

Hoofdstuk 7. Beboetbare feiten en daarmee samenhangende bepalingen

Beboetbaarstelling

Artikel 7:1

Het niet-naleven van de artikelen 3.1:1, 3.1:2, eerste tot en met derde lid, 3.2:1, 4.1:2, tweede lid, 4.1:3, tweede lid, 4.2:2, tweede lid, 4.2:3, tweede en derde lid, 4.3:1, tweede lid, 4.4:1, tweede lid, 4.5;2, tweede en vierde lid, 4.5:3, tweede en derde lid, 4.5:4, tweede lid, 4.5:5, tweede lid, 4.6:1, derde en vierde lid, 4.7:1, tweede lid, 4.8:1, derde en vijfde lid, 4.8:2, tweede lid, 4.8:3, tweede lid, 4.8:4, tweede en derde lid, 4.9:1, tweede lid” [tekstcorrectie :"lid”" moet zijn "lid,"] 5.1:3, tweede lid, 5.1:4, tweede lid, 5.1:5, tweede lid, 5.2:2, tweede lid, 5.2:3, tweede lid, 5.3:2, derde lid, 5.3:3, vijfde lid, 5.3:4, vierde lid, 5.4:2, derde lid, 5.4:3, derde lid, 5.5:2, tweede lid, 5.6:2, derde lid, 5.6:3, tweede lid, 5.6:4, derde en vierde lid, 5.6:5, derde lid, 5.7:2, tweede lid, 5.8:3, tweede lid, 5.9:3, derde lid, 5.11:2, tweede en derde lid, 5.12:2, tweede lid, 5.13:2, derde lid, 5.14:2, vijfde tot en met achtste lid, 5.14:3, derde lid, voor zover het betreft artikel 5.14:2, vijfde tot en met achtste lid, 5.14:5, derde tot en met zesde lid, 5.14:6, tweede lid, 5.14:7, tweede lid, 5.14:8, derde lid, 5.14:9, derde en vierde lid, 5.15:3, tweede lid, 5.15:4, tweede lid, 5.16:2, vierde lid, 5.16:3, tweede lid, 5.16:4, tweede lid, 5.16:5, tweede lid, 5.17:2, tweede lid, 5.18:3, derde lid, 5.18:4, derde lid, 5.19:2, derde lid, 5.19:3, derde lid, 5.19:4, 5.20:2, tweede lid, 5.20:3, derde tot en met vijfde lid, 5.20:4, derde lid, 5.20:5, 5.21:2, derde lid, 5.21:3, vierde lid, 5.22:2, tweede lid, 5.23:2, vierde lid, 5.23:3, tweede lid, 5.23;4, tweede lid, 5.24:2, tweede lid, 5.25:3, tweede lid, 5.26:3, derde lid, 5.26:4, tweede lid, 5.27:2, tweede lid, 5.27:3, derde lid, 5.27:4, 5.22:2, tweede lid, 5.22:3, tweede lid, en 8.1:1 alsmede het bepaalde krachtens artikel 3.1:2, vierde lid, levert een beboetbaar feit op.

Hoofdstuk 8. Overgangs- en slotbepalingen

§ 8.1. Overgangsbepalingen

Permanente nachtarbeid

Artikel 8.1:1

  • 1 In afwijking van artikel 5:8, eerste lid, onderdeel b, en derde lid, onderdeel b, van de wet organiseert de werkgever de arbeid zodanig, dat de werknemer van 18 jaar of ouder in elke periode van 4 achtereenvolgende weken ten hoogste 20 maal arbeid verricht in nachtdienst, indien:

    • a. die werknemer direct voorafgaand aan het tijdstip van de inwerkingtreding van de wet en de daarop berustende bepalingen een aantal jaren aaneengesloten volgens een arbeidstijdpatroon dat daarmee gelijkenis vertoont arbeid heeft verricht;

    • b. het in onderdeel a bedoelde arbeidstijdpatroon niet in strijd is geweest met de voor het tijdstip van inwerkingtreding van de wet op die arbeid van toepassing zijnde wet- en regelgeving terzake van arbeids- en rusttijden;

    • c. dit door het op een andere wijze organiseren van de arbeid redelijkerwijs niet is te voorkomen.

  • 2 Zolang het eerste lid van toepassing is, bewaart de werkgever de gegevens en bescheiden die betrekking hebben op dat artikellid, onderdeel a.

Lasten en bevelen, dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage , 4 december 1995

Beatrix

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. P. W. Melkert

Uitgegeven de negentiende december 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Naar boven