Artikel 1
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
-
1 Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling:
-
a. die zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft en die incidentele arbeid verricht uitsluitend
bestaande uit:
-
1°. het monteren of repareren van door zijn, buiten Nederland gevestigde, werkgever geleverde
werktuigen, machines of apparatuur, dan wel het installeren en aanpassen van zijn,
buiten Nederland gevestigde, werkgever geleverde software of uit het instrueren in
het gebruik daarvan;
-
2°. het voeren van zakelijke besprekingen en het sluiten van overeenkomsten met bedrijven
en instellingen voor een buiten Nederland gevestigde opdrachtgever;
-
3°. het voorbereiden, inrichten, houden en afbreken van een tentoonstelling of stand voor
een buiten Nederland gevestigde opdrachtgever;
-
4°. het verzorgen van rapportages of het maken van documentaires voor een buiten Nederland
gevestigd publiciteitsmedium;
-
5°. het werkzaam zijn in de huishouding van toeristen;
-
6°. het deelnemen aan sportwedstrijden;
-
7°. het werkzaam zijn als artiest, musicus, beeldend kunstenaar, conservator of restorator;
-
8°. het onbeloond deelnemen aan proeftrainingen, die in het kader van een sollicitatieprocedure
met een werkgever in het betaald voetbal schriftelijk zijn overeengekomen en waarvan
de exacte periodevoorafgaande aan de feitelijke deelname aan de proeftrainingen eveneens
schriftelijk is vastgelegd.
-
b. die zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft en geen arbeidsovereenkomst heeft met
een in Nederland gevestigde werkgever en uitsluitend arbeid verricht op buiten Nederland
geregistreerde vervoermiddelen in het internationale verkeer;
-
c. die zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft en als lid van de bemanning schepelingendienst
verricht aan boord van een zeeschip in de zin van de Zeebrievenwet, voor zover het zeeschip niet uitsluitend als binnenschip wordt geëxploiteerd op
de Nederlandse binnenwateren, dan wel als werktuig voor weg en waterbouw binnen Nederland;
-
d. die houder is van een door Onze Minister van Buitenlandse Zaken afgegeven legitimatiebewijs
voor de in het legitimatiebewijs genoemde functie;
-
e. die als correspondent werkzaam is in dienst van een publiciteitsmedium dat zijn hoofdzetel
buiten Nederland gevestigd heeft;
-
f. die als militair behoort tot de krijgsmacht van een vreemde mogendheid;
-
g. die als burger werkzaam is in dienst van een Geallieerd Hoofdkwartier of de Noordatlantische
Verdragsorganisatie;
-
h. die als burger werkzaam is in dienst van een vreemde mogendheid ten behoeve van een
Geallieerd Hoofdkwartier, de Noordatlantische Verdragsorganisatie dan wel een vreemde
krijgsmacht;
-
i. die als burger werkzaam is in dienst van een vreemde mogendheid ten behoeve van een
instelling die in verband met de aanwezigheid van een Geallieerd Hoofdkwartier in
Nederland is gevestigd;
-
j.
[Red: dit onderdeel is nog niet in werking getreden;]
-
k. die met een door of vanwege de Europese Unie, een instituut of instelling voor internationaal
onderwijs of onderzoek dat door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
wordt gesubsidieerd, de Nederlandse overheid, of een Nederlandse onderwijs- of onderzoeksinstelling
verstrekte beurs in Nederland tijdelijk onderzoek verricht voor de duur van de beurs
en degene die in het kader van een bilaterale of multilaterale overeenkomst waarbij
Nederland partij is onderzoek verricht voor de duur zoals is bepaald in de bilaterale
of multilaterale overeenkomst;
-
l. die gastcolleges geeft aan een universiteit, hogeschool of instelling voor hoger internationaal
onderwijs, of aan een onderzoeksinstelling die gelieerd is aan of werkzaam is op het
terrein van een universiteit, hogeschool of instelling voor hoger internationaal onderwijs,
voor de duur van maximaal één jaar;
-
m. die tot Nederland wordt toegelaten om arbeid te verrichten in het kader van een actieprogramma
van de Europese Unie dat bekend gemaakt is in het publicatieblad van de Europese Unie
voor de duur zoals is bepaald in het programma;
-
n. die als slachtoffer of getuige-aangever van mensenhandel als bedoeld in artikel 3.48, eerste lid, onder a en b, van het Vreemdelingenbesluit 2000, beschikt over een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 8, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, onder een beperking verband houdend met de vervolging van mensenhandel als bedoeld
in artikel 3.4, eerste lid, onder s, van het Vreemdelingenbesluit 2000.
-
3 Het eerste lid, onderdeel a, onder 8°, is niet van toepassing met betrekking tot een
vreemdeling die de leeftijd van 17 jaar nog niet heeft bereikt.
Artikel 1a
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen, is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling die:
-
a. rechtmatig in Nederland verblijft, in de zin van artikel 8, onder a, c of l, van de Vreemdelingenwet 2000, dan wel rechtmatig in Nederland verblijft, in de zin van artikel 8, onder f, g of h, van de Vreemdelingenwet 2000, in verband met een aanvraag van een verblijfsvergunning asiel of een aanvraag om
voortgezette toelating, en
-
b. naar het oordeel van de Centrale organisatie werk en inkomen als vrijwilliger deelneemt
aan arbeid die gebruikelijk onbetaald wordt verricht, geen winstoogmerk heeft en een
algemeen maatschappelijk doel dient.
Artikel 1d
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
-
1 Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen, is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling die rechtmatig in Nederland
verblijft op grond van artikel 8, onderdelen a, b, c, d, e, k of l, van de Vreemdelingenwet 2000 of een vreemdeling die in het bezit is van een machtiging tot voorlopig verblijf
die overeenkomt met het verblijfsdoel «kennismigrant» waarvoor een verblijfsvergunning
voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 is aangevraagd en die:
-
a. als kennismigrant als bedoeld in artikel 3.4., eerste lid, onder y, van het Vreemdelingenbesluit 2000 in Nederland wordt tewerkgesteld op basis van een arbeidsovereenkomst of een ambtelijke
aanstelling en van wie het overeengekomen vaste, naar tijdruimte en in geld vastgestelde
loon als vergoeding voor zijn arbeid dat hij van de werkgever ontvangt, indien hij
de leeftijd van dertig jaar niet heeft bereikt, tenminste € 33.000 per jaar bedraagt,
dan wel indien hij dertig jaar of ouder is, tenminste € 45.000 per jaar bedraagt,
of
-
b. in Nederland wordt tewerkgesteld in het kader van het doen van wetenschappelijk onderzoek
bij een bekostigde of aangewezen onderwijsinstelling of een van overheidswege direct
of indirect, geheel of gedeeltelijke bekostigde of gesubsidieerde onderzoeksinstelling,
of
-
c. in Nederland wordt tewerkgesteld als arts in opleiding tot specialist aan een door
de Medisch Specialisten Registratie Commissie, de Sociaal-Geneeskundigen Registratie
Commissie of de Huisarts en Verpleeghuisarts Registratie Commissie aangewezen opleidingsinstituut,
en van wiens werkgever Onze Minister voor Vreemdelingenzaken & Integratie een door
hem bij ministeriële regeling vastgestelde verklaring heeft ontvangen betreffende
op de werkgever rustende verplichtingen.
-
2 In afwijking van het eerste lid, aanhef en onderdeel a, blijft het verbod, bedoeld
in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen van toepassing met betrekking tot de vreemdeling die:
-
a. werkzaam is als beroepssporter in het betaald voetbal;
-
b. werkzaam is als geestelijke, of
-
c. werkzaamheden als bedoeld in artikel 3 verricht.
-
3 Onze Minister herziet, met ingang van 1 januari van elk kalenderjaar, de in het eerste
lid genoemde bedragen, met de procentuele wijziging van het meest recente indexcijfer
der CAO-lonen, gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Artikel 1e
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
-
1 Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling die in het kader van grensoverschrijdende
dienstverlening tijdelijk in Nederland arbeid verricht in dienst van een werkgever
die buiten Nederland is gevestigd in een andere lidstaat van de Europese Unie, een
andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische
Ruimte of Zwitserland, mits
-
a. de vreemdeling gerechtigd is als werknemer van deze werkgever de arbeid te verrichten
in het land alwaar de werkgever gevestigd is,
-
b. de werkgever de arbeid in Nederland voor de aanvang daarvan schriftelijk aan de Centrale
organisatie voor werk en inkomen heeft gemeld, onder overlegging van een verklaring
en bewijsstukken als bedoeld in het tweede lid, en
-
c. er geen sprake is van dienstverlening die bestaat uit het ter beschikking stellen
van arbeidskrachten.
-
2 Bij de melding, bedoeld in het eerste lid, onder b, dienen, indien de desbetreffende
vreemdeling beschikt over een andere nationaliteit dan die van een lidstaat van de
Europese Unie, een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese
Economische Ruimte of Zwitserland, bewijsstukken te worden verstrekt waaruit blijkt
dat de vreemdeling gerechtigd is in het land alwaar de werkgever gevestigd is te verblijven
en er de arbeid te verrichten, en dient te worden overgelegd:
-
a. een volledig ingevulde en voor de desbetreffende arbeid geldige E101-verklaring, waarbij
wordt vermeld waar de werknemer in Nederland de arbeid zal verrichten, of
-
b. een door de werkgever schriftelijk en naar waarheid afgelegde verklaring, opgesteld
op een daartoe door de Centrale organisatie voor werk en inkomen verstrekt formulier,
waarin worden vermeld de naam en het adres van de werkgever, een aanduiding van de
aard van zijn onderneming en de registratiegegevens in het land van vestiging, de
naam en het adres van degene ten behoeve van wie de dienst wordt verleend, de aard
van de te verlenen dienst, waar en wanneer de vreemdeling de arbeid zal verrichten,
alsmede de identiteitsgegevens van de vreemdeling.
-
3 Onder E101-verklaring, als bedoeld in het tweede lid, wordt verstaan: het bewijs,
bedoeld in artikel 11 van verordening(EEG)574/72.
Artikel 1f
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen, is niet van toepassing met betrekking tot een vreemdeling die in Nederland wordt
tewerkgesteld als stagiair en rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, onder e, van de Vreemdelingenwet 2000, dan wel die beschikt over een vergunning tot verblijf voor studie als bedoeld in
artikel 3.4, eerste lid, onder n, van het Vreemdelingenbesluit 2000.
Artikel 2
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
Een aantekening als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen wordt afgegeven aan:
-
a. een vreemdeling die beschikt over een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld
in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000, onder een beperking verband houdend met gezinshereniging of gezinsvorming met een
kennismigrant, als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder y, van het Vreemdelingenbesluit 2000;
-
b. een vreemdeling die rechtmatig in Nederland verblijft, in de zin van artikel 8, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, en is toegelaten voor verblijf bij:
-
c. een vreemdeling die beschikt over een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld
in artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000, onder een beperking verband houdend met gezinshereniging of gezinsvorming met een
onderzoeker, als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder bb, van het Vreemdelingenbesluit 2000;
-
d. een vreemdeling, met uitzondering van de vreemdeling, genoemd in onderdeel a, die
in het verleden heeft beschikt over een krachtens de Vreemdelingenwet of Vreemdelingenwet 2000 afgegeven vergunning met daarop een aantekening als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen en die nadien zijn hoofdverblijf niet buiten Nederland heeft gevestigd;
-
e. een vreemdeling die rechtmatig in Nederland verblijft, in de zin van artikel 8, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, indien de vreemdeling gedurende ononderbroken periode van zeven jaar direct voorafgaande
aan de vergunning tot verblijf werkzaam is geweest op zeeschepen die onder Nederlandse
vlag varen en in Nederland zijn geregistreerd of op mijnbouwinstallaties op het continentaal
plat als bedoeld in artikel 1, onderdelen o en c, van de Mijnbouwwet.
Artikel 2a
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
-
1 In afwijking van artikel 8, eerste lid, onderdelen a, b en d, van de Wet arbeid vreemdelingen mag een vreemdeling als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van die wet arbeid verrichten indien:
-
a. die vreemdeling een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000, heeft aangevraagd en welke aanvraag blijkens een verklaring van Onze Minister van
Justitie tenminste zes maanden in behandeling is, aanspraken op voorzieningen geniet
voorzien bij of krachtens de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers of een ander wettelijk voorschrift dat aanspraken op voorzieningen regelt en de vreemdeling
op basis van artikel 8, onderdelen f of h, van de Vreemdelingenwet 2000 rechtmatig in Nederland verblijft;
-
b. die vreemdeling houder is van een op grond van artikel 14, eerste lid, onderdeel e, van de Vreemdelingenwet 2000 verleende verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder beperking voor verblijf als
alleenstaande minderjarige vreemdeling;
-
c. die vreemdeling houder is van een op grond van artikel 14, eerste lid, onderdeel e, van de Vreemdelingenwet 2000 verleende verblijfsvergunning voor bepaalde tijd onder de beperking van voortgezet
verblijf, verband houdend met eerder verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling;
-
d. de vreemdeling, bedoeld in onderdeel a, b en c, de in de vergunningsaanvraag aangegeven
werkzaamheden onder marktconforme voorwaarden zal verrichten, en
-
e. de vreemdeling, bedoeld in onderdeel a en b, binnen een tijdsbestek van 52 weken een
arbeidsperiode van in totaal twaalf weken niet overschrijdt.
Artikel 3
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
Een tewerkstellingsvergunning wordt geweigerd voor werkzaamheden geheel of ten dele
bestaande in het verrichten van seksuele handelingen met derden of voor derden.
Artikel 4
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
Het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet arbeid vreemdelingen is gedurende zes en twintig weken na het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit
niet van toepassing op een vreemdeling die reeds vóór de inwerkingtreding daarvan:
-
a. uitsluitend arbeid verricht op vervoermiddelen in het internationale verkeer;
-
b. als stagiaire hier te lande werkzaam is in het kader van een met een vreemde mogendheid
gesloten overeenkomst;
-
c. optreedt als gastdocent aan een Nederlandse instelling voor wetenschappelijk onderwijs;
-
d. is aangesteld om in openbare dienst werkzaam te zijn;
-
e. arbeid verricht in dienst van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.
Artikel 4a
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
Behoudens bij ministeriële regeling te bepalen gevallen wordt een verlenging van de
tewerkstellingsvergunning die voor minder dan drie jaar is verleend, geweigerd indien:
-
a. de geldigheidsduur van de tewerkstellingsvergunning, inclusief de verlenging van de
tewerkstellingsvergunning de maximale duur van drie jaar heeft bereikt;
-
b. de maximale toegestane duur van de arbeid wordt overschreden.
Artikel 4b
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen.
Artikel 5
[Regeling vervallen per 01-01-2022]
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag waarop de Wet arbeid vreemdelingen in werking treedt.