Wet voorkoming misbruik chemicaliën

Geraadpleegd op 12-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 14-11-2019 en zichtdatum 26-01-2020.
Geldend van 01-11-2018 t/m 31-12-2021

Wet van 16 maart 1995, houdende regelen met betrekking tot de vervaardiging, het in de handel brengen en de in-, uit- en doorvoer van bepaalde chemicaliën ter voorkoming van misbruik

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het ter uitvoering van richtlijn 92/109/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 december 1992 inzake de vervaardiging en het in de handel brengen van bepaalde stoffen die worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen (PbEG L 370) en in verband met de uitvoering van verordening (EEG) nr. 3677/90 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 13 december 1990, houdende maatregelen om te voorkomen dat bepaalde stoffen worden misbruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen (PbEG L 357) noodzakelijk is bij de wet regelen te stellen ten aanzien van de vervaardiging en het in de handel brengen van bepaalde chemicaliën alsmede ten aanzien van de op het terrein van in-, uit- en doorvoer te verlenen vergunningen en de sanctionering van de overtreding van de bepalingen van de verordening;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

  • b. Verordening nr. 273/2004: verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 inzake drugsprecursoren (PbEU L 47);

  • c. Verordening nr. 111/2005: verordening (EG) nr. 111/2005 van de Raad van 22 december 2004 houdende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Gemeenschap en derde landen in drugsprecursoren (PbEU L 22);

  • d. Uitvoeringsverordening: Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1013 van de Commissie van 25 juni 2015 tot vaststelling van voorschriften met betrekking tot Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad inzake drugsprecursoren en Verordening (EG) nr. 111/2005 van de Raad houdende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Unie en derde landen in drugsprecursoren (PbEU 2015, L 162);

  • e. Gedelegeerde Verordening: Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1011 van de Commissie van 24 april 2015 tot aanvulling van Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad inzake drugsprecursoren en Verordening (EG) nr. 111/2005 van de Raad houdende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Unie en derde landen in drugsprecursoren, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1277/2005 van de Commissie (PbEU 2015, L 162).

Artikel 2

Het is verboden te handelen in strijd met voorschriften gesteld bij of krachtens:

  • a. de artikelen 3, tweede, derde, zesde lid en lid 6 bis, en 8, eerste en tweede lid, van Verordening nr. 273/2004 en de artikelen 6, eerste lid, 7, eerste lid, 8, eerste lid, 9, 12, eerste lid, en 20 van Verordening nr. 111/2005;

  • b. artikel 3, achtste lid, van de Gedelegeerde Verordening;

  • c. de artikelen 3, eerste lid, 4, eerste, tweede en derde lid, 5, eerste tot en met zesde lid, en 7, eerste alinea, van Verordening nr. 273/2004, de artikelen 3, 4, 5, 14, tweede lid, en 22 van Verordening nr. 111/2005 en de artikelen 3, eerste en negende lid, 5, eerste lid, eerste alinea, van de Gedelegeerde Verordening, de artikelen 6, eerste alinea, 7, eerste lid, en 11, achtste, negende en tiende lid van de Uitvoeringsverordening.

Artikel 2a

Artikel 2 kan bij algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd in verband met aanpassingen van verwijzingen naar bindende EU-rechtshandelingen of onderdelen daarvan, voor zover de aanpassingen niet inhoudelijk van aard zijn.

Artikel 3

  • 1 Het besluit op een aanvraag van een vergunning of een registratie, een speciale vergunning of een speciale registratie, als bedoeld in Verordening nr. 273/2004 en Verordening nr. 111/2005, dan wel het besluit tot schorsing of intrekking van een vergunning of registratie, een speciale vergunning of een speciale registratie, wordt genomen door Onze Minister.

  • 2 Voor zover Verordening nr. 273/2004, Verordening nr. 111/2005, Uitvoeringsverordening of de Gedelegeerde Verordening uitdrukkelijk een grondslag geeft voor het stellen van voorschriften door de lidstaten kunnen bij regeling van Onze Minister uitvoeringsregels van ondergeschikte aard worden gesteld.

  • 3 Bij regeling van Onze Minister kan worden bepaald dat voor de behandeling van een aanvraag om een vergunning of een registratie als bedoeld in het eerste lid een kostendekkende vergoeding is verschuldigd. De hoogte van deze vergoeding kan per categorie van vergunningen, registraties of precursoren verschillend worden vastgesteld.

Artikel 4

  • 1 Indien er een redelijk vermoeden bestaat dat geregistreerde stoffen als bedoeld in Verordening nr. 273/2004 en Verordening nr. 111/2005 bestemd zijn voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen, verbiedt Onze Minister het binnen of buiten het douanegebied van de Unie brengen van deze stoffen.

  • 2 Het is verboden te handelen in strijd met een verbod als bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Onze Minister kan een verbod als bedoeld in het eerste lid opheffen.

Artikel 5

  • 1 De bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren zijn belast met:

    • a. het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet;

    • b. het verrichten van taken die worden gevorderd door Verordening nr. 273/2004, Verordening nr. 111/2005, de Gedelegeerde Verordening en de Uitvoeringsverordening.

  • 2 Indien de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, ambtenaren betreft, ressorterende onder een ander ministerie dan dat van Onze Minister, wordt het desbetreffende besluit genomen in overeenstemming met Onze Minister die het mede aangaat.

Artikel 24

Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 16 maart 1995

Beatrix

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

A. van Dok-Van Weele

Uitgegeven de zestiende mei 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager