Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken

Geraadpleegd op 30-04-2024.
Geldend van 01-01-2005 t/m 08-02-2005

Besluit van 4 februari 1995, tot vaststelling van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 23 november 1994, nr. WV 94/508 M, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving Verbruiksbelastingen, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken Van de Vondervoort;

Gelet op de artikelen 3 en 39 van de Wet waardering onroerende zaken;

De Raad van State gehoord (advies van 16 januari 1995, nr. W 06.94.0709);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 2 februari 1995, nr. WV 95/40U, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving Verbruiksbelastingen, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken Van de Vondervoort;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Definities

Artikel 1

  • 2 In dit besluit wordt verstaan onder:

    • a. wet: Wet waardering onroerende zaken;

    • b. waardering: waardebepaling en waardevaststelling van onroerende zaken op de voet van de wet;

    • c. afnemers: de overheden die gebruik maken van de ingevolge de wet vastgestelde waarden ten behoeve van de heffing van belastingen;

    • d. Onze Minister: de Minister van Financiën;

    • e. verwerkbare gegevens: gegevens voor de afnemers die voldoen aan de door de Waarderingskamer vastgestelde kwaliteitseisen.

Hoofdstuk 2. Kostenverrekening

Artikel 2

  • 1 De kosten van de Waarderingskamer komen ten laste van de afnemers. Het Rijk betaalt 25 percent, de gemeenten 50 percent en de waterschappen 25 percent.

  • 2 De kosten van de waardering komen ten laste van de afnemers. Deze door de gemeenten te maken kosten worden geacht € 132 385 917 per jaar te bedragen, waarvan het Rijk 40 procent (€ 52 954 367) vergoedt, de waterschappen 15 procent (€ 19 857 887) en waarbij het restant voor rekening van de gemeenten komt. De betaling van de vergoeding van de waterschappen aan de gemeenten loopt via het Rijk.

  • 3 Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de verdeling over de individuele waterschappen van hetgeen de waterschappen ingevolge het tweede lid samen vergoeden, alsmede omtrent het tijdstip van de betaling aan het Rijk. Daarbij wordt de in het tweede lid bedoelde vergoeding van de waterschappen aan de gemeenten gedeeld door het totale aantal objecten in alle waterschappen samen en over de individuele waterschappen verdeeld naar rato van het aantal objecten in die individuele waterschappen. Jaarlijks doet de Unie van Waterschappen aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een opgave van het aantal objecten per individueel waterschap. Daarbij kan de Unie van Waterschappen uitgaan van het aantal objecten in een voorgaand jaar, gecorrigeerd met een volume-opslag.

  • 4 De bedragen, genoemd in het tweede lid, worden bij het begin van een kalenderjaar bij ministeriële regeling aangepast vanwege een verwachte prijsmutatie met een volume-opslag. De verwachte prijsmutatie is daarbij het percentage zoals dat door het Centraal planbureau in het Centraal Economisch Plan is gepubliceerd als «prijsmutatie netto materiële overheidsconsumptie» voor het kalenderjaar. De volume-opslag wordt gesteld op 0,75 procent.

Artikel 2a

  • 1 De in artikel 2, tweede lid, vermelde jaarlijkse vergoeding van het Rijk en de waterschappen ter zake van de kosten van de waardering wordt aan de individuele gemeenten uitbetaald. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de wijze van verdeling over de individuele gemeenten van deze vergoeding en omtrent de tijdstippen van uitbetaling van deze vergoeding aan een individuele gemeente.

  • 2 Bij de verdeling van de vergoeding over de individuele gemeenten wordt rekening gehouden met:

    • a. een basisbedrag voor elke gemeente;

    • b. een vergoeding per object, waarbij onderscheid wordt gemaakt naar woningen, niet-woningen en adressen in buitengebieden;

    • c. een inhouding van een bedrag voor de Vereniging van Nederlandse Gemeenten ter vergoeding van kosten die samenhangen met verbeteringen op het gebied van kwaliteit en kostenbeheersing bij de uitvoering van de wet.

  • 3 Bij de bepaling van de tijdstippen van uitbetaling van de vergoeding aan een individuele gemeente wordt rekening gehouden met de mate waarin door de desbetreffende gemeente is voldaan aan de verplichting tot het leveren van verwerkbare gegevens.

Artikel 3

Onder de kosten van de Waarderingskamer, bedoeld in artikel 2, eerste lid, worden verstaan de kosten verbonden aan de uitoefening van toezicht op de waardering, de kosten verbonden aan de geschillenbeslechting, bedoeld in artikel 11 van de wet, de kosten verbonden aan advisering van de Waarderingskamer door derden, alsmede de huisvestings- en personele kosten.

Artikel 4

Onder de kosten van de waardering, bedoeld in artikel 2, tweede lid, worden verstaan de kosten verbonden aan:

  • 1°. het verrichten van algemene werkzaamheden ten behoeve van de waardebepaling;

  • 2°. het verzamelen van gegevens ten behoeve van de waardebepaling alsmede aan het bijhouden daarvan;

  • 3°. het uitvoeren van de waardebepaling;

  • 4°. het opmaken en verzenden van de beschikkingen, bedoeld in de artikelen 22, 25, 26, 27, 28, 29 en 29a van de wet;

  • 5°. het behandelen van bezwaar- en beroepschriften tegen de beschikkingen, bedoeld in de artikelen 22, 25, 26, 27, 28 en 29a van de wet.

Artikel 5

  • 1 De kosten van de Waarderingskamer worden aan de hand van de door haar vastgestelde begroting als bedoeld in artikel 12 van de wet, in januari van het jaar waarop zij betrekking hebben, in voorlopige rekening gebracht aan de afnemers.

  • 2 De afnemers voldoen hun aandeel in de begrote kosten binnen vier weken.

  • 3 Na de goedkeuring door Onze Minister van het verslag van de Waarderingskamer als bedoeld in artikel 13 van de wet, vindt de definitieve kostenverrekening plaats.

Hoofdstuk 3. Gegevensbeheer

Artikel 7

Ten behoeve van de heffing van belastingen door de afnemers worden met betrekking tot onroerende zaken die ten minste een van de afnemers betrekt in de heffing van een belasting naar een waardemaatstaf, door het college van burgemeester en wethouders ten minste de in de bijlage vermelde gegevens geregistreerd.

Artikel 8

  • 2 De levering van gegevens aan de afnemers vindt plaats:

    • a. ter zake van een beschikking als bedoeld in de artikelen 22, 25, 26 en 29a van de wet: binnen acht weken na de aanvang van het eerste kalenderjaar waarvoor die beschikking geldt;

    • b. ter zake van een beschikking als bedoeld in de artikelen 27, 28 en 29 van de wet: binnen vier weken na de vaststelling van de beschikking, met dien verstande dat gegevens betreffende een beschikking die is verminderd krachtens een beslissing op een bezwaarschrift of een rechterlijke uitspraak, worden geleverd binnen twee weken nadat die uitspraak onherroepelijk is komen vast te staan.

  • 3 Het college van burgemeester en wethouders of de in artikel 1, tweede lid, van de wet bedoelde gemeenteambtenaar stelt de afnemers binnen vier weken op de hoogte van feiten of omstandigheden met betrekking tot een beschikking, die voor de afnemers van belang zijn in het kader van de heffing en de invordering van hun belastingen.

Artikel 9

Onze Minister stelt in overleg met de Waarderingskamer een standaard-uitwisselingsformaat voor de levering van gegevens vast.

Hoofdstuk 4. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 12

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1995.

Artikel 13

Dit besluit wordt aangehaald als: Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 4 februari 1995

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,

A. G. M. van de Vondervoort

Uitgegeven de veertiende februari 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Bijlage als bedoeld in artikel 7 van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling Wet waardering onroerende zaken.

Lijst met te registreren en aan de afnemers te verstrekken gegevens

– Voor ieder WOZ-object:

(01.01) uniek WOZ-objectnummer

Unieke adressering voorzover noodzakelijk bestaande uit:

(10.20) woonplaatsnaam

(11.10) straatnaam

(11.20) huisnummer

(11.30) huisletter

(11.40) huisnummertoevoeging

(11.50) aanduiding bij huisnummer

(11.60) postcode

(11.70) lokatieomschrijving

(12.20) gebruikscode

(14.10) code gebouwd/ongebouwd

(15.10) vastgestelde waarde

(15.20) waardepeildatum

(15.30) bijzondere-waarderingscode

(15.40) aanduiding valutasoort

(15.50) code blokkeren

Indien het WOZ-object door middel van een sluimerend WOZ-object geen onderdeel gemaakt is van een complex (anders wordt dit gegeven geregistreerd en geleverd voor het sluimerend WOZ-object):

(12.10) grondoppervlakte

Indien het WOZ-object bij het gegeven «(14.10) code gebouwd/ongebouwd» is gemerkt als «gedeeltelijk gebouwd, gedeeltelijk ongebouwd»:

(14.20) meegetaxeerde oppervlakte gebouwd

(14.30) aandeel waarde gebouwd

(81.10) mutatiecode

(81.20) ingangsdatum

(81.30) einddatum

– Per WOZ-object dat door middel van een sluimerend WOZ-object geen onderdeel gemaakt is van een complex, voor ieder kadastraal object dat betrokken is bij dat WOZ-object (anders worden deze gegevens geregistreerd en geleverd voor het sluimerend WOZ-object):

(01.01) uniek WOZ-objectnummer

(51.10) kadastrale gemeentecode

(51.20) sectie

(51.30) perceelnummer

(51.40) perceel-index-letter

(51.50) perceel-index-nummer

(52.10) toegekende oppervlakte

Indien het WOZ-object bij het gegeven «(14.10) code gebouwd/ongebouwd» is gemerkt als «gedeeltelijk gebouwd, gedeeltelijk ongebouwd»:

(52.20) meegetaxeerde oppervlakte gebouwd per kadastraal object

(81.10) mutatiecode

(81.20) ingangsdatum

(81.30) einddatum

– Voor ieder WOZ-object dat doorsneden wordt door een waterschapsgrens, per waterschap waarin het WOZ-object gelegen is:

(01.01) uniek WOZ-objectnummer

(15.10) vastgestelde waarde

(71.10) code afnemer

(81.10) mutatiecode

(81.20) ingangsdatum

(81.30) einddatum

– Per WOZ-object voor ieder subject te wiens aanzien een beschikking is genomen met betrekking tot dat WOZ-object:

(01.01) uniek WOZ-objectnummer

(01.20) SoFi-nummer

(01.21) aanvulling SoFi-nummer

(41.10) aanduiding eigenaar/gebruiker

(41.30) c.s.-code

Indien subject een natuurlijk persoon is:

(01.10) A-nummer natuurlijk persoon

Indien subject de eigenaar is:

(41.20) zakelijk-rechtcode

(81.10) mutatiecode

(81.20) ingangsdatum

(81.30) einddatum

– Voor ieder subject dat als belanghebbende een beschikking heeft ontvangen:

(01.20) SoFi-nummer

(01.21) aanvulling SoFi-nummer

Indien subject een natuurlijk persoon is:

(01.10) A-nummer natuurlijk persoon

(02.11) voorletters

(02.30) voorvoegsels

(04.05) aanduiding naamgebruik

(03.10) geboortedatum natuurlijk persoon

Indien subject een niet-natuurlijk persoon is:

(01.30) Handelsregisternummer

(02.40) geslachtsnaam/statutaire naam

Indien tenaamstelling bij natuurlijk persoon anders luidt dan de geslachtsnaam:

(02.31) voorvoegsels behorend bij partnernaam

(02.41) partnernaam/bedrijfsnaam verkort

Indien tenaamstelling bij niet-natuurlijk persoon anders luidt dan de statutaire naam:

(02.41) partnernaam/bedrijfsnaam verkort

Indien natuurlijk persoon overleden is:

(08.10) datum overlijden natuurlijk persoon

(08.11) status subject

(10.10) functie adres

Volledig postadres van subject voorzover noodzakelijk bestaande uit:

(11.10) straatnaam

(11.20) huisnummer

(11.30) huisletter

(11.40) huisnummertoevoeging

(11.50) aanduiding bij huisnummer

(11.60) postcode

(11.70) lokatieomschrijving

(10.20) woonplaatsnaam

(13.10) landnaam

(81.10) mutatiecode

(81.20) ingangsdatum

(81.30) einddatum

– Voor iedere genomen WOZ-beschikking en voor iedere wijziging van de status van een genomen beschikking:

(01.01) uniek WOZ-objectnummer

(01.10) A-nummer natuurlijk persoon

(01.20) SoFi-nummer

(01.21) aanvulling SoFi-nummer

(15.20) waardepeildatum

(22.10) code status beschikking

(22.20) datum status

(81.10) mutatiecode

(81.20) ingangsdatum

(81.30) einddatum

– Voor iedere levering van gegevens aan een afnemer:

(09.10) gemeentecode

(09.11) gemeentenaam

(71.10) code afnemer

(91.10) contactpersoon

(91.20) telefoonnummer contactpersoon

(91.30) softwareleverancier

(91.40) versie Stuf-WOZ

(92.10) aanmaakdatum

(92.20) bijgewerkt tot en met maand

(92.30) datum vorige aanlevering

(93.30) aard leveringsbestand

Naar boven