Regeling handel levende dieren en levende producten

[Regeling vervallen per 21-04-2021.]
Geraadpleegd op 31-10-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 16-05-2024 en zichtdatum 16-05-2024.
Geldend van 01-07-2020 t/m 20-04-2021

Regeling handel levende dieren en levende producten

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Handelende in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op Richtlijn nr. 90/425/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (PbEG L 224), Richtlijn nr. 90/675/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 10 december 1990 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht (PbEG L 373), Richtlijn nr. 91/496/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (PbEG L 268), Richtlijn nr. 64/432/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (PbEG L 121), Richtlijn nr. 72/462/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 december 1972 inzake gezondheidsvraagstukken en veterinairrechtelijke vraagstukken bij de invoer van runderen, varkens, schapen, geiten, van vers vlees of van vleesproducten uit derde landen (PbEG L 302), Richtlijn nr. 90/426/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (PbEG L 224), Richtlijn nr. 90/539/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 oktober 1990 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren (PbEG L 303), Richtlijn nr. 91/68/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 januari 1991 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in schapen en geiten (PbEG L 46), Richtlijn nr. 88/407/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1988 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van runderen en de invoer daarvan (PbEG L 194), Richtlijn nr. 90/429/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van varkens en de invoer daarvan (PbEG L 224), Richtlijn 89/556/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 september 1989 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in embryo's van als huisdier gehouden runderen en de invoer daarvan uit derde landen (PbEG L 320), Richtlijn nr. 92/65/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo's waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt (PbEG L 268), Richtlijn nr. 94/28/EG van de Raad van de Europese Unie van 23 juni 1994 tot vaststelling van de beginselen inzake de zoötechnische en genealogische voorschriften voor de invoer uit derde landen van dieren, alsmede van sperma, eicellen en embryo's en tot wijziging van Richtlijn 77/504/EEG betreffende raszuivere fokrunderen (PbEG L 178) en Richtlijn nr. 94/42/EG van de Raad van de Europese Unie van 27 juli 1994 tot wijziging en bijwerking van Richtlijn 64/432/EEG inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (PbEG L 201) alsmede op de daarop gebaseerde regelgeving van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Trb. 1992, 132);

Gelet op de artikelen 10, 11, 12, 13, 77, 81, 94, eerste lid, 107 en 108 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, op artikel 19 van de Landbouwwet, op artikel 2 van het Besluit uitvoer dieren en producten van dierlijke oorsprong en op de artikelen 2, 4 en 8 van het Besluit inzake het in de handel brengen van dieren en producten en de toepassing van maatregelen met betrekking tot in Nederland gebrachte dieren en producten;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 1.1

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    • wet: Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

    • minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

    • EER-Verdrag: Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;

    • richtlijn 91/496/EEG: richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (PbEG L 268);

    • richtlijn 92/65/EEG: richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 13 juli 1992 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo's waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt (PbEG L 268);

    • richtlijn 96/22/EG: richtlijn (EG) nr. 96/22 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 29 april 1996 betreffende het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van ß-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PbEG L 125);

    • richtlijn 2004/68/EG: richtlijn nr. 2004/68/EG van de Raad van de Europese Unie van 26 april 2004 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer in en de doorvoer via de Gemeenschap van bepaalde levende hoefdieren tot wijziging van de Richtlijnen 90/426/EEG en 92/65/EEG en tot intrekking van Richtlijn 72/462/EEG (PbEU L 139);

    • richtlijn 2008/71/EG: richtlijn nr. 2008/71/EG van de Raad van de Europese Unie van 15 juli 2008 met betrekking tot de identificatie en registratie van varkens (PbEU L 213);

    • beschikking 2007/25/EG: beschikking van de Commissie van 22 december 2006 tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza en het verkeer van gezelschapsvogels die hun eigenaar vergezellen (PbEU 2007 L 8);

    • uitvoeringsverordening (EU) 2018/659: uitvoeringsverordening (EU) 2018/659 van de Commissie van 12 april 2018 betreffende de voorschriften voor het binnenbrengen in de Unie van levende paardachtigen en sperma, eicellen en embryo's van paardachtigen (PbEU L 110);

    • verordening 1760/2000/EG: verordening (EG) nr. 1760/2000 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 17 juli 2000 (PbEG L 204) tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van verordening nr. 820/97 van de Raad van de Europese Unie;

    • verordening (EG) nr. 999/2001: verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PbEG L 147);

    • verordening (EG) 1/2005: verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97 (PbEU L 3);

    • verordening (EG) nr. 798/2008: verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 8 augustus 2008 tot vaststelling van een lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit pluimvee en pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Gemeenschap, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering (PbEU L 226);

    • verordening (EU) nr. 206/2010: verordening (EU) nr. 206/2010 van de Europese Commissie van 12 maart 2010 tot vaststelling van lijsten van derde landen en gebieden of delen daarvan, waaruit bepaalde dieren en vers vlees in de Europese Unie mogen worden binnengebracht, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering (PbEU L 73);

    • verordening (EU) nr. 139/2013: verordening (EU) nr. 139/2013 van de Europese Commissie van 7 januari 2013 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer van bepaalde vogels in de Unie en de desbetreffende quarantainevoorschriften (PbEU L 47);

    • Verordening (EU) nr. 576/2013: verordening (EU) nr. 576/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 998/2003 (PbEU L 178);

    • communautaire uitvoeringsmaatregel: verordening, richtlijn of beschikking als bedoeld in artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, vastgesteld krachtens een richtlijn of verordening met betrekking tot veterinairrechtelijke eisen inzake de handel in levende dieren, of levende dierlijke producten;

    • NVWA: Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;

    • ambtenaar: ambtenaar, bedoeld in artikel 114, eerste of tweede lid van de wet;

    • keuringsdierenarts: dierenarts verbonden aan de NVWA;

    • officiële dierenarts: door de bevoegde centrale autoriteit van het land van verzending aangewezen dierenarts;

    • lid-staat: staat, niet zijnde Nederland, die als lid deel uitmaakt van de Europese Unie; staat die partij is bij het EER-Verdrag: Noorwegen;

    • derde land: land, niet zijnde Nederland en niet zijnde een lid-staat of een andere staat die partij is bij het EER-Verdrag;

    • punt van uitgang: douanekantoor van uitgang van waaruit dieren of producten rechtstreeks naar het derde land van bestemming worden vervoerd;

    • pluimvee: kippen, kalkoenen, parelhoenders, eenden, ganzen, kwartels, fazanten, patrijzen, loopvogels (Ratites) en duiven, die in gevangenschap worden opgefokt of gehouden voor de fokkerij, voor de produktie van vlees of van voor consumptie bestemde eieren of om in het wild te worden uitgezet;

    • apen: apen, bedoeld in artikel 5 van richtlijn 92/65/EEG;

    • hoefdieren: hoefdieren, bedoeld in artikel 6, onder A, eerste tot en met derde lid, van richtlijn 92/65/EEG;

    • vogels: vogels, bedoeld in artikel 7, onder A, eerste en tweede lid, van richtlijn 92/65/EEG;

    • bijen: bijen, bedoeld in artikel 8 van richtlijn 92/65/EEG;

    • lagomorfen met gezondheidscertificaat: lagomorfen die zijn bestemd voor een lid-staat die een gezondheidscertificaat als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van richtlijn 92/65/EEG eist;

    • lagomorfen zonder gezondheidscertificaat: lagomorfen die zijn bestemd voor Nederland dan wel voor een lid-staat die geen gezondheidscertificaat als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van richtlijn 92/65/EEG eist;

    • dieren: vee, pluimvee alsmede dieren bedoeld in artikel 2, onderdeel a, sub-onderdeel 1, van het Besluit uitvoer dieren en producten van dierlijke oorsprong;

    • dieren als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG: dieren, die vatbaar zijn voor de in bijlage A bij richtlijn 92/65/EEG genoemde ziekten, dan wel dieren die vatbaar zijn voor ziekten, waarvoor de lid-staat van bestemming op grond van regelgeving van de Raad van de Europese Unie of de Commissie van de Europese Gemeenschappen aanvullende garanties, als bedoeld in de artikelen 14 en 15, van richtlijn 92/65/EEG mag stellen;

    • producten als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG: producten van dieren als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG;

    • paardachtigen: als huisdier gehouden of in het wild levende paarden, zebra’s, ezels of kruisingen daarvan;

    • geregistreerde paarden: paardachtigen die ingeschreven of geregistreerd zijn en in aanmerking komen voor inschrijving in de hoofdsectie van een stamboek, overeenkomstig verordening (EU) 2016/1012 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de zoötechnische en genealogische voorwaarden voor het fokken van, de handel in en de binnenkomst in de Unie van raszuivere fokdieren, hybride fokvarkens en levende producten daarvan en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 652/2014, de Richtlijnen 89/608/EEG en 90/425/EEG van de Raad en tot intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van dierfokkerij (‘Fokkerijverordening’) (PbEU 2016, L 171);

    • slachtpaarden: paardachtigen die zijn bestemd om rechtstreeks dan wel via een verzamelcentrum naar een slachthuis te worden gebracht om daar te worden geslacht;

    • fok- en gebruikspaarden: paardachtigen, niet zijnde geregistreerde paarden en slachtpaarden;

    • slachtdieren: dieren die kennelijk bestemd zijn om te worden geslacht;

    • broedeieren: eieren van pluimvee, bestemd om te worden bebroed;

    • sperma: rundersperma, varkenssperma alsmede sperma van schapen, geiten en eenhoevige dieren als bedoeld in artikel 9.1;

    • embryo's: runderembryo's en embryo's van varkens, schapen, geiten en eenhoevige dieren als bedoeld in artikel 10.1;

    • eicellen: eicellen van varkens, schapen, geiten en eenhoevige dieren;

    • producten: sperma, eicellen, embryo's en broedeieren;

    • grenscontrolepost: grenscontrolepost als bedoeld in artikel 3, onderdeel 38, van verordening 2017/625;

    • douane-entrepot: opslagruimte als bedoeld in Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PbEU 2013, L 269);

    • ruimte voor tijdelijke opslag: opslagruimte als bedoeld in artikel 147, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PbEU 2013, L 269);

    • bedrijf: op Nederlands grondgebied gelegen landbouwbedrijf of handelaarsstal, waar gewoonlijk dieren, niet zijnde paardachtigen, worden gehouden of gefokt alsmede op Nederlands grondgebied gelegen landbouwbedrijf of entrainement, stal, iedere ruimte of iedere inrichting waar gewoonlijk paardachtigen worden gehouden of gefokt, ongeacht hun gebruik;

    • instelling, instituut of centrum: instelling, instituut of centrum als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, van richtlijn 92/65/EEG;

    • verzamelcentrum:plaats, met inbegrip van bedrijven of markten, waar dieren afkomstig van verschillende bedrijven van oorsprong worden samengebracht met het oogmerk om een voor het handelsverkeer bestemde partij te vormen;

    • partij: hoeveelheid dieren of producten van dezelfde soort, waarvoor eenzelfde certificaat of document zoals voorgeschreven in deze regeling geldt, die met hetzelfde vervoermiddel wordt vervoerd en afkomstig is uit hetzelfde land of gedeelte van een land;

    • importeur: natuurlijke persoon of rechtspersoon die een partij met het oog op het brengen in Nederland bij een erkende inspectiepost ten onderzoek aanbiedt, dan wel diens gemachtigde;

    • belanghebbende bij de lading: belanghebbende bij de lading als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel e, van richtlijn 97/78/EG;

    • handelaar: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een partij met het oog op de verhandeling onder zich heeft, dan wel diens gemachtigde;

    • werkelijke kosten: de kosten die betrekking hebben op de administratiekosten, de loonkosten en de sociale premies van de met de onderzoeken en keuringen belaste personen van de RVV als mede de kosten van laboratoriumonderzoek;

    • richtlijn 64/432/EEG: richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (PbEG L 121);

    • verordening (EU) 2017/625: verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (PbEU L 95);

    • uitvoeringsverordening (EU) 2019/1013: uitvoeringsverordening (EU) 2019/1013 van de Commissie van 16 april 2019 betreffende de voorafgaande kennisgeving van zendingen van bepaalde categorieën dieren en goederen die de Unie binnenkomen (PbEU L 165);

    • gedelegeerde verordening (EU) 2019/1602: gedelegeerde verordening (EU) 2019/1602 van de Commissie van 23 april 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het gemeenschappelijk gezondheidsdocument van binnenkomst dat zendingen van dieren en goederen tot hun bestemming vergezelt (PbEU L 250);

    • gedelegeerde verordening (EU) 2019/1666: gedelegeerde verordening (EU) 2019/1666 van de Commissie van 24 juni 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de voorwaarden voor de monitoring van het vervoer en de aankomst van zendingen van bepaalde goederen van de grenscontrolepost van aankomst tot de inrichting op de plaats van bestemming in de Unie (PbEU L 255);

    • gedelegeerde verordening (EU) 2019/625: gedelegeerde verordening (EU) 2019/625 van de Commissie van 4 maart 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft voorwaarden voor de binnenkomst in de Unie van zendingen van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde dieren en goederen (PbEU L 313);

    • uitvoeringsverordening (EU) 2019/1715: uitvoeringsverordening (EU) 2019/1715 van de Commissie van 30 september 2019 tot vaststelling van regels inzake de werking van het informatiemanagementsysteem voor officiële controles en de systeemcomponenten ervan (de Imsoc-verordening) (PbEU L 261);

    • uitvoeringsverordening (EU) 2019/1973: uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793 van de Commissie van 22 oktober 2019 betreffende de tijdelijke verhoging van de officiële controles en noodmaatregelen met betrekking tot de binnenkomst in de Unie van bepaalde goederen uit bepaalde derde landen tot uitvoering van de Verordeningen (EU) 2017/625 en (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 669/2009), (EU) nr. 884/2014, (EU) 2015/175, (EU) 2017/186 en (EU) 2018/1660 van de Commissie (PbEU L 11);

    • gedelegeerde verordening (EU) 2019/2122: gedelegeerde verordening (EU) 2019/2122 van de Commissie van 10 oktober 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft bepaalde categorieën dieren en goederen die van officiële controles aan grenscontroleposten zijn vrijgesteld, en specifieke controles van de persoonlijke bagage van passagiers en van kleine zendingen goederen die aan natuurlijke personen worden gezonden en niet bestemd zijn om in de handel te worden gebracht en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie (PbEU L 321);

    • gedelegeerde verordening (EU) 2019/2124: gedelegeerde verordening (EU) 2019/2124 van de Commissie van 10 oktober 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft voorschriften voor officiële controles van zendingen van dieren en goederen bij doorvoer, overlading en verder vervoer door de Unie, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 798/2008, (EG) nr. 1251/2008, (EG) nr. 119/2009, (EU) nr. 206/2010, (EU) nr. 605/2010, (EU) nr. 142/2011 en (EU) nr. 28/2012 van de Commissie, Uitvoeringsverordening (EU) 2016/759 van de Commissie, en Beschikking 2007/777/EG van de Commissie (PbEU L 321);

    • gedelegeerde verordening (EU) 2019/2125: gedelegeerde verordening (EU) 2019/2125 van de Commissie van 10 oktober 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor de uitvoering van specifieke officiële controles van houten verpakkingsmateriaal, de kennisgeving van bepaalde zendingen en de te nemen maatregelen in geval van niet-naleving (PbEU L 321);

    • uitvoeringsverordening (EU) 2019/2128: uitvoeringsverordening (EU) 2019/2128 van de Commissie van 12 november 2019 tot vaststelling van het model van officieel certificaat en van de regels voor de afgifte van officiële certificaten voor goederen die worden geleverd aan vaartuigen die de Unie verlaten en bestemd zijn voor bevoorrading van een schip of voor consumptie door de bemanning en passagiers, of aan een militaire basis van de NAVO of de Verenigde Staten van Amerika (PbEU L 321).

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt voor de toepassing van de afdelingen 2, 3, 4 en 7 van hoofdstuk 2, onder dieren verstaan vee, pluimvee, apen, hoefdieren, bijen, honden, katten, fretten en lagomorfen met gezondheidscertificaat.

  • 4 Voor de toepassing van hoofdstuk 2 wordt onder ‘keuringsdierenarts’ mede verstaan degene die namens de keuringsdierenarts onder diens gezag en verantwoordelijkheid optreedt.

  • 5 Voor de toepassing van de artikelen 3.13, 4.8, 7.7 en 7a.1 wordt, zolang de daarin vermelde lijsten, garanties, voorschriften, specifieke bepalingen of uitvoeringsbepalingen nog niet zijn vastgesteld, daaronder begrepen, voor zover van toepassing, de lijsten, garanties, voorschriften, bepalingen of uitvoeringsbepalingen van beschikking 79/542/EEG.

Artikel 1.2

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 De bevoegde autoriteit, bedoeld in een communautaire uitvoeringsmaatregel, is de minister.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is, ingeval een communautaire uitvoeringsmaatregel de bevoegde autoriteit een taak opdraagt die niet bestaat in het nemen van een besluit, de bevoegde autoriteit de NVWA.

  • 3 Een communautaire uitvoeringsmaatregel, of een wijziging daarvan, treedt voor de toepassing van deze regeling in werking met ingang van de dag waarop daaraan uiterlijk uitvoering moet zijn gegeven, of bij gebreke daarvan, de dag waarop de maatregel is vastgesteld.

Hoofdstuk 2. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Afdeling 1. Verbods- en vrijstellingsbepalingen (artikelen 2.1 tot en met 2.3)

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 2.1

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van:

    • -

      duiven en loopvogels, bestemd voor een lid-staat, bestemd om via het grondgebied van een lid-staat naar een derde land te worden gebracht dan wel bestemd voor een staat niet zijnde een lid-staat die partij is bij het EER-Verdrag;

    • -

      apen, hoefdieren, bijen, honden, katten, fretten en lagomorfen met gezondheidscertificaat en van producten, bestemd voor een lid-staat dan wel bestemd om via het grondgebied van een lid-staat naar een derde land te worden gebracht en van rundersperma, varkenssperma, runderembryo's en broedeieren, bestemd voor een staat, niet zijnde een lid-staat, die partij is bij het EER-Verdrag, of

    • -

      vogels, nertsen en vossen, lagomorfen zonder gezondheidscertificaat alsmede van de dieren en producten, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG, bestemd voor een lid-staat, en

    • -

      producten, genoemd in artikel 1, eerste alinea, van richtlijn 92/65/EEG, niet zijnde sperma, eicellen, embryo's en broedeieren, bestemd voor een lid-staat is verboden.

  • 2 Het brengen in Nederland van:

    • -

      vee, pluimvee, apen, hoefdieren, bijen, honden, katten, fretten en lagomorfen met gezondheidscertificaat en van producten, verzonden vanuit een lid-staat of een andere staat die partij is bij het EER-Verdrag dan wel vanuit een derde land en via het grondgebied van een lid-staat in Nederland worden gebracht;

    • -

      vogels, nertsen en vossen, lagomorfen zonder gezondheidscertificaat alsmede van de dieren en producten, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG, die zijn verzonden vanuit een lid-staat of een andere staat die partij is bij het EER-Verdrag dan wel vanuit een derde land en via het grondgebied van een lid-staat in Nederland worden gebracht en bestemd zijn voor Nederland, een lid-staat of een andere staat die partij is bij het EER-Verdrag;

    • -

      dieren en producten, die zijn verzonden vanuit een derde land en via Nederland voor het eerst in de gebieden waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is worden gebracht,

    • -

      entstoffen en

    • -

      producten, genoemd in artikel 1, eerste alinea, van richtlijn 92/65/EEG, niet zijnde sperma, eicellen, embryo's en broedeieren, is verboden.

  • 3 De verboden, bedoeld in het eerste lid, tweede gedachtestreepje, en tweede lid, eerste en derde gedachtestreepje, zijn niet van toepassing op het niet-commerciële verkeer van honden, katten en fretten, bedoeld in artikel 3, onderdeel a, van verordening (EU) nr. 576/2013.

Artikel 2.2

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Van het verbod, bedoeld in artikel 77, eerste lid, van de wet, wordt vrijstelling verleend voor de rechtstreekse uitvoer naar derde landen van vee, niet zijnde runderen, varkens, schapen, geiten en paardachtigen en voor de uitvoer naar een staat, niet zijnde een lid-staat, die partij is bij het EER-verdrag, van vee, niet zijnde runderen, varkens, schapen, geiten, en paardachtigen.

  • 2 Onverminderd het eerste lid wordt van de verboden, bedoeld in artikel 77, eerste lid, van de wet en in artikel 2.1, eerste lid, eerste tot en met derde gedachtenstreepje, en tweede lid, eerste tot en met derde gedachtenstreepje, vrijstelling verleend:

    • -

      voor wat het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van dieren of producten betreft, die niet voldoen aan de van toepassing zijnde communautaire voorschriften en die zijn bestemd om via het grondgebied van een lid-staat naar een derde land te worden gebracht, en

    • -

      voor wat het brengen in Nederland van dieren of producten betreft, die niet voldoen aan de van toepassing zijnde communautaire voorschriften en die zijn bestemd om via het grondgebied van een lid-staat naar een derde land te worden gebracht, op voorwaarde dat de minister en de bevoegde autoriteit van de lid-staat van doorvoer vooraf toestemming hebben gegeven voor het vervoer van de dieren of producten over Nederlands grondgebied, respectievelijk het grondgebied van de lid-staat van doorvoer.

  • 4 Onverminderd het tweede en derde lid wordt van het verbod, bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, eerste gedachtenstreepje, vrijstelling verleend terzake van de doorvoer door Baarle-Nassau van:

    • a. vee, dat door veehouders, gevestigd in de in Nederland gelegen enclaves van de Belgische gemeente Baarle-Hertog, is aangekocht van dan wel verkocht aan in België gevestigde personen en dat ter levering van België naar vorenbedoelde enclaves, onderscheidenlijk van deze enclaves naar België wordt vervoerd;

    • b. vee, dat van de in onderdeel a bedoelde enclaves naar België wordt vervoerd ter beweiding of beakkering van landerijen aldaar of dat na deze beweiding of beakkering van België naar vorenbedoelde enclaves wordt teruggevoerd, daaronder begrepen de dieren, welke gedurende het laatste jaar in België uit dit vee zijn geboren.

  • 5 Onverminderd de voorgaande leden wordt van de verboden, bedoeld in artikel 2.1, eerste en tweede lid, en in artikel 77, eerste lid van de wet, vrijstelling verleend voor het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen en het in Nederland brengen van pluimvee, dat bestemd is voor tentoonstellingen, concoursen of wedstrijden.

Artikel 2.3

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Afdeling 2. Het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van dieren of producten, bestemd voor een lid-staat (artikelen 2.4 tot en met 2.15)

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

§ 1. Uitzondering van het verbod op het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van dieren of producten, bestemd voor een lid-staat (artikel 2.4)

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 2.4

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 2 De in het eerste lid bedoelde bewijsstukken worden afgegeven door de minister.

§ 2. Nadere voorschriften voor het afgeven van bewijsstukken (artikelen 2.5 tot en met 2.15)

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 2.5

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Het bewijsstuk, bedoeld in artikel 2.4, eerste lid, onderdeel a, wordt slechts afgegeven indien op grond van een van Rijkswege ingesteld onderzoek overeenkomstig verordening (EU) 2017/625 en de daarop gebaseerde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen van de Europese Commissie, is gebleken dat voldaan wordt aan, voor zover van toepassing, artikel 2.11, en aan:

Artikel 2.11

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

De partij wordt vervoerd met daarvoor geschikte vervoermiddelen die voorafgaand aan het vervoer van de betreffende partij zijn gereinigd en ontsmet.

Artikel 2.15

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Indien de partij op grond van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.5, geschikt is bevonden om anders dan in doorvoer buiten Nederland te worden gebracht, wordt zij onmiddellijk na het onderzoek, langs de kortste weg naar het transportmiddel vervoerd, waarmee zij buiten Nederland zal worden gebracht en wordt zij zo spoedig mogelijk, rechtstreeks, buiten Nederland gebracht.

Afdeling 3. Het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van dieren of producten, bestemd voor een derde land (artikelen 2.16 tot en met 2.21)

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

§ 1. Uitzondering op het verbod op het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van dieren of producten, bestemd voor een derde land (artikel 2.16)

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 2.16

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 De verboden, bedoeld in artikel 77, eerste lid, van de wet, en in artikel 2.1, eerste lid, eerste en tweede gedachtestreepje, voor zover deze betrekking hebben op het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van dieren of producten, bestemd voor een derde land, gelden niet, indien:

    • a. een partij runderen, varkens, schapen, geiten, paardachtigen of pluimvee, die rechtstreeks vanuit Nederland naar een derde land wordt gebracht, vergezeld gaat van een bewijsstuk dat een verklaring van de minister bevat dat ten minste wordt voldaan aan hetgeen voor slachtdieren is bepaald in de artikelen:

      • 1°. 3.3 en 3.4, indien het runderen betreft;

      • 2°. 4.3 en 4.4, indien het varkens betreft;

      • 3°. 5.3 en 5.4, indien het paardachtigen betreft;

      • 4°. 6.3 tot en met 6.5, indien het pluimvee betreft;

      • 5°. 7.3 en 7.4, indien het schapen of geiten betreft;

    • b. een partij dieren of producten die vanuit Nederland via het grondgebied van een lidstaat naar een derde land wordt gebracht vergezeld gaat van:

      • 1°. het bewijsstuk, bedoeld in artikel 2.4, eerste lid, onderdeel a, dat, indien het dieren betreft, ten minste bestemd is voor slachtdieren; en

      • 2°. een bewijsstuk bestaande uit het veterinaire document of certificaat dat aan de veterinaire voorschriften van het land van bestemming voldoet, tenzij de NVWA niet over die voorschriften beschikt, in welk geval op het bewijsstuk, bedoeld in artikel 2.4, eerste lid, onderdeel a, de vermelding ‘Dieren of producten voor uitvoer naar (naam van het derde land)’ is opgenomen, waarbij de naam van het derde land van bestemming als het gedeelte tussen haakjes is opgenomen;

    • c. de bewijsstukken, bedoeld in de onderdelen a en b, volledig zijn ingevuld, gedagtekend en ondertekend, terwijl de geldigheidsduur ervan niet is verstreken.

  • 2 Indien de dieren of producten via het grondgebied van een lid-staat naar een derde land worden gebracht, geldt ter zake van het bewijsstuk, bedoeld in artikel 2.4, eerste lid, onderdeel a, dat:

    • -

      het in overeenstemming met de regelgeving van de Raad van de Europese Unie of de Commissie van de Europese Gemeenschappen is opgesteld;

    • -

      daarop, in voorkomend geval, de gelijkwaardige, bijkomende waarborgen zijn opgenomen, bedoeld in artikel 9 van richtlijn 64/432/EEG, voor zover deze waarborgen betrekking hebben op slachtdieren;

    • -

      het in de Nederlandse taal en in tenminste in één van de talen van de lid-staat waar zich het punt van uitgang bevindt, is gesteld;

    • -

      daarop het punt van uitgang als plaats van bestemming is vermeld;

    • -

      daarop als ontvanger is vermeld, met naam en adres, de ontvanger bij het punt van uitgang.

§ 2. Nadere voorschriften voor het afgeven van bewijsstukken (artikelen 2.17 tot en met 2.21)

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 2.17

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Het bewijsstuk, bedoeld in artikel 2.16, eerste lid, onderdeel a, wordt slechts afgegeven, indien op grond van een van Rijkswege ingesteld onderzoek, dat onmiddellijk vóór het brengen van de partij buiten Nederland heeft plaatsgevonden, is gebleken dat voldaan aan de artikelen 2.20 en 2.21, en dat tenminste wordt voldaan aan hetgeen in:

Artikel 2.18

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

De bewijsstukken, bedoeld in artikel 2.16, eerste lid, onderdeel b, worden slechts afgegeven, indien op grond van een van Rijkswege ingesteld onderzoek is gebleken dat voldaan wordt aan de artikelen 2.20 en 2.21 en aan:

Artikel 2.20

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Indien de partij via het grondgebied van een lid-staat naar een derde land wordt gebracht, vindt het vervoer van de partij over Nederlands grondgebied onder douanetoezicht plaats.

Artikel 2.21

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 2.15 is van overeenkomstige toepassing.

Afdeling 4. Het brengen in Nederland van dieren en producten uit lid-staten (artikelen 2.22 tot en met 2.30)

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

§ 1. Uitzondering op het verbod op het brengen in Nederland van dieren en producten uit lid-staten (artikel 2.22)

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 2.22

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Het verbod, bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, eerste gedachtenstreepje, geldt niet ter zake van het brengen in Nederland van dieren en producten die zijn verzonden vanuit een lid-staat dan wel zijn verzonden vanuit een derde land en via het grondgebied van een lid-staat in Nederland worden gebracht, mits voldaan wordt aan, voor zover van toepassing, het tweede en derde lid, de artikelen 2.23, 2.24 en 2.30 en verordening (EU) 2017/625 en de daarop gebaseerde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen van de Europese Commissie.

  • 3 Indien de dieren of producten zijn verzonden vanuit een lidstaat en bestemd zijn voor een derde land, gaat de partij vergezeld van:

    • a. het certificaat of document, bedoeld in de derde afdeling van de hoofdstukken 3 tot en met 11, dat, indien het dieren betreft, ten minste bestemd is voor slachtdieren, en

    • b. de veterinaire documenten of certificaten die aan de veterinaire voorschriften van het derde land van bestemming voldoen, tenzij op het certificaat of document, bedoeld in het eerste lid, de vermelding ‘Dieren of producten voor uitvoer naar (naam van derde land)’ voorkomt, waarbij de naam van het derde land van bestemming als het gedeelte tussen haakjes is opgenomen.

  • 4 Indien de dieren of producten zijn verzonden vanuit een derde land en via het grondgebied van een lid-staat in Nederland worden gebracht, en indien het producten voor een derde land betreft, gaat de partij vergezeld van, een bij de partij behorend document, waaruit tenminste de oorsprong van de partij en de verdere bestemming hiervan kan worden afgeleid, en van een gemeenschappelijk gezondheidsdocument van binnenkomst als bedoeld in artikel 56 van verordening 2017/625, waarin is aangegeven langs welk punt van uitgang de partij de Gemeenschap verlaat.

  • 5 Het eerste lid is niet van toepassing op vee, niet zijnde paarden niet bestemd voor de slacht, afkomstig uit België.

§ 2. Nadere voorschriften voor het brengen in Nederland van dieren en producten uit lid-staten (artikelen 2.23 tot en met 2.30)

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 2.23

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 2 Indien de dieren of producten zijn verzonden vanuit een lid-staat en bestemd zijn voor een derde land geldt, onverminderd het eerste lid, ter zake van het certificaat of document, genoemd in de derde afdeling van de hoofdstukken 3 tot en met 11, dat:

    • -

      daarop, in voorkomend geval, de gelijkwaardige, bijkomende waarborgen zijn opgenomen, bedoeld in artikel 9 van richtlijn 64/432/EEG, voor zover deze waarborgen betrekking hebben op slachtdieren;

    • -

      het in tenminste één van de talen van de lid-staat van oorsprong is gesteld en in de Nederlandse taal of, indien de partij bestemd is om te worden doorgevoerd via een andere lid-staat, tevens in één van de talen van de lid-staat waar zich het punt van uitgang bevindt;

    • -

      daarop het punt van uitgang als de plaats van bestemming is vermeld;

    • -

      daarop als ontvanger is vermeld, met naam en adres, de handelaar die in Nederland bij het punt van uitgang bij de doorvoer van de partij betrokken is, dan wel, in geval de partij bestemd is om te worden doorgevoerd via een andere lid-staat, de ontvanger bij het punt van uitgang.

Artikel 2.24

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Indien de partij bestemd is voor een derde land, gaat zij tijdens het vervoer naar de plaats waar zij weer buiten Nederland wordt gebracht, vergezeld van de certificaten of documenten, bedoeld in artikel 2.22, derde lid, dan wel van de documenten, bedoeld in artikel 2.22, vierde lid.

Artikel 2.30

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Indien uit de certificaten of documenten, bedoeld in artikel 2.24, derde lid, blijkt dat de partij vanuit Nederland rechtstreeks naar het derde land wordt gebracht, wordt zij buiten Nederland gebracht via het punt van uitgang dat op het certificaat of document, genoemd in de derde afdeling van de hoofdstukken 3 tot en met 11, is vermeld.

  • 2 Indien uit de certificaten of documenten, bedoeld in artikel 2.22, derde lid, dan wel de documenten, bedoeld in artikel 2.22, vierde lid, blijkt dat de partij is verzonden:

    • a. vanuit een lid-staat en bestemd is voor een derde land;

    • b. vanuit een derde land, bestemd is voor een derde land en via het grondgebied van een lid-staat in Nederland wordt gebracht;

      vindt het vervoer naar de plaats waar de partij weer buiten Nederland wordt gebracht onder douanetoezicht plaats.

§ 3. Maatregelen in geval van niet-naleving van de voorschriften voor het brengen in Nederland van dieren en producten uit lid-staten (artikel 2.32)

[Vervallen per 14-12-2019]

Afdeling 5. Het brengen in Nederland van dieren uit derde landen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

§ 1. Uitzondering van het verbod op het brengen in Nederland van dieren uit derde landen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 2.33

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Het verbod, bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, derde gedachtenstreepje, geldt niet ter zake van het brengen in Nederland van dieren die via Nederland voor het eerst in de gebieden waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is worden gebracht en zijn verzonden vanuit een derde land of een deel van een derde land, mits voldaan wordt aan, voor zover van toepassing, verordening (EU) 2017/625 en de daarop gebaseerde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen van de Europese Commissie, verordening (EU) nr. 139/2013, beschikking 2007/25/EG en artikel 2.35 en aan:

§ 2. Nadere voorschriften voor het brengen in Nederland van dieren uit derde landen (artikel 2.35)

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 2.35

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Een partij runderen of varkens worden door de ontvanger eerst aan het beslag op zijn bedrijf toegevoegd, nadat de dierenarts, verantwoordelijk voor de toevoeging aan dit beslag, heeft geconstateerd dat de dieren de gezondheidsstatus van dit beslag niet in gevaar kunnen brengen.

§ 3. Maatregelen in geval van niet-naleving van de voorschriften voor het brengen in Nederland van dieren uit derde landen (artikel 2.42)

[Vervallen per 14-12-2019]

Afdeling 6. Het brengen in Nederland van producten uit derde landen; uitzonderingen van het verbod (artikel 2.43)

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

§ 1. Uitzondering van het verbod op het brengen in Nederland van producten uit derde landen (artikel 2.43)

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 2.43

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Het verbod, bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, derde gedachtenstreepje, geldt, niet ter zake van het brengen in Nederland van producten die via Nederland voor het eerst in de gebieden waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is worden gebracht en zijn verzonden vanuit een derde land of een deel van een derde land, mits wordt voldaan aan verordening (EU) 2017/625 en de daarop gebaseerde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen van de Europese Commissie en:

voor zover de producten bestemd zijn voor Nederland of een lid-staat:

§ 2. Nadere voorschriften voor het brengen in Nederland van producten uit derde landen (artikelen 2.44 en 2.47)

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

§ 3. Maatregelen in geval van niet-naleving van de voorschriften voor het brengen in Nederland van producten uit derde landen (artikel 2.51)

[Vervallen per 14-12-2019]

Afdeling 7. Controles in het handelsverkeer met staten, niet zijnde lid-staten, die partij zijn bij het EER-Verdrag (artikelen 2.52 tot en met 2.59a)

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

§ 1. Het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van dieren of producten, bestemd voor een staat, niet zijnde een lid-staat, die partij is bij het EER-Verdrag (artikelen 2.52 tot en met 2.59a)

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 2.52

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 2 De in het eerste lid bedoelde bewijsstukken worden afgegeven door de minister.

Artikel 2.53

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Het bewijsstuk, bedoeld in artikel 2.52, wordt slechts afgegeven indien op grond van een van Rijkswege ingesteld onderzoek overeenkomstig verordening (EU) 2017/625 en de daarop gebaseerde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen van de Europese Commissie, is gebleken dat voldaan wordt aan, voor zover van toepassing, de artikelen 2.54 en 2.55 en aan:

Artikel 2.54

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Noch op grond van regelgeving van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, noch op grond van het EER-Verdrag geldt een verbod om de dieren of producten vanuit Nederland in een staat, niet zijnde een lid-staat, die partij is bij het EER-Verdrag te brengen.

Artikel 2.55

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Indien de partij op grond van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.53, geschikt is bevonden om anders dan in doorvoer buiten Nederland te worden gebracht, wordt zij onmiddellijk na het onderzoek, langs de kortste weg naar het transportmiddel vervoerd, waarmee zij buiten Nederland zal worden gebracht en wordt zij zo spoedig mogelijk, rechtstreeks, buiten Nederland gebracht.

§ 2. Het brengen in Nederland van dieren en producten uit staten, niet zijnde lid-staten, die partij zijn bij het EER-Verdrag (artikel 2.56 tot en met 2.59)

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 2.56

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Het verbod, bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, eerste en tweede gedachtenstreepje, voor zover dit betrekking heeft op het brengen in Nederland van dieren uit staten, niet zijnde lid-staten, die partij zijn bij het EER-Verdrag, geldt niet, mits voldaan wordt aan artikel 2.57, verordening (EU) 2017/625 en de daarop gebaseerde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen van de Europese Commissie en aan:

Artikel 2.57

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 2 Voor de toepassing van de artikelen, genoemd in het eerste lid, en van verordening (EU) 2017/625 en daarop gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen van de Europese Commissie worden de staten, niet-zijnde lidstaten, die partij zijn bij het EER-verdrag, aangemerkt als derde landen.

Artikel 2.58

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Het verbod, bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, eerste en tweede gedachtenstreepje, voor zover dit betrekking heeft op het brengen in Nederland van producten uit staten, niet zijnde lid-staten, die partij zijn bij het EER-Verdrag, geldt niet, mits voldaan wordt aan artikel 2.59, verordening (EU) 2017/625 en de daarop gebaseerde gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen van de Europese Commissie en:

  • a. voor zover de producten bestemd zijn voor Nederland of een lid-staat, aan:

  • b. voor zover de producten bestemd zijn voor een derde land of een staat, niet zijnde een lid-staat, die partij is bij het EER-Verdrag, de betrokken partij vergezeld gaat van een bij die partij behorend origineel document, dat is gesteld in de Nederlandse, Duitse, Franse of Engelse taal, waaruit tenminste de oorsprong van de partij alsmede de bestemming daarvan kan worden afgeleid.

Artikel 2.59a

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Het verbod, bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, vijfde gedachtenstreepje, voorzover dit betrekking heeft op het brengen in Nederland van producten, genoemd in artikel 1, eerste alinea van richtlijn 92/65/EEG, niet zijnde sperma, eicellen, embryo's en broedeieren, uit staten, niet zijnde lid-staten, die partij zijn bij het EER-Verdrag en de producten zijn bestemd voor een lid-staat, een andere staat die partij is bij het EER-Verdrag dan wel een derde land, geldt niet, mits de betrokken partij voldoet aan de voorschriften van het land van bestemming.

Afdeling 8. Overige bepalingen (artikelen 2.63 en 2.64)

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

§ 3. Erkenning van verzamelcentra voor vee (artikel 2.63)

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 2.63

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

§ 4. Toelating van slachthuizen (artikel 2.64)

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 2.64

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Een slachthuis als bedoeld in de artikelen 3.14 van hoofdstuk 3, 4.9 van hoofdstuk 4, 5.10 van hoofdstuk 5 en 7.8 van hoofdstuk 7, voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • a. het voorzien is van een afsluitbare gelegenheid tot opstalling van de slachtdieren met een zodanige capaciteit, dat de voor het slachthuis bestemde partijen in Nederland gebrachte slachtdieren daarin geheel gestald en verzorgd kunnen worden;

  • b. het voorzien is van voldoende voorzieningen voor het reinigen en ontsmetten van vervoermiddelen;

  • c. het zodanig is ingericht en geoutilleerd, dat gewaarborgd is dat de in onderdeel a bedoelde dieren het terrein van het slachthuis niet meer verlaten en alle dieren zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 5 dagen – zaterdagen, zondagen en officieel erkende feestdagen niet meegerekend – na aankomst aldaar op hygiënisch verantwoorde wijze worden geslacht, en

  • d. het onder zodanig toezicht van ambtenaren als bedoeld in artikel 114, eerste of tweede lid, van de wet staat, dat gewaarborgd is dat uitlading, stalling en slachting van de in onderdeel a bedoelde dieren steeds onder dat toezicht plaatsvinden.

§ 5. Verplichtingen verordening (EU) 2017/625 en daarop gebaseerde verordeningen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 2.65

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Deze paragraaf heeft betrekking op het brengen in Nederland van dieren en levende producten als bedoeld in artikel 3, onder 9 en 20, van verordening (EU) 2017/625, met uitzondering van aquacultuurdieren als bedoeld in richtlijn 2006/88/EG van de Raad van 24 oktober 2006 betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren (Pb L 328).

Artikel 2.66

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Als voorschriften als bedoeld in artikel 4 van het Besluit uitvoering verordening officiële controles diergezondheid worden aangewezen:

  • a. de artikelen 15, eerste, tweede, derde en vijfde lid, 47, vijfde lid, 50, eerste en derde lid, 56, eerste en vierde lid, 57, eerste lid, en 69, eerste lid, van verordening (EU) 2017/625;

  • b. artikel 1, eerste lid, van uitvoeringsverordening (EU) 2019/1013;

  • c. de artikelen 3, 4, onderdelen a en b, 5, eerste lid, onderdelen a, b, d en e, en tweede lid, onderdeel a en c, en 6, onderdelen a en b, van gedelegeerde verordening (EU) 2019/1602;

  • d. de artikelen 2, tweede lid, onderdeel b en c, en 3, eerste lid, van gedelegeerde verordening (EU) 2019/1666;

  • e. de artikelen 3, 5, eerste lid, 7, 8, 10, 12, 13, eerste lid, en 14, eerste lid, van gedelegeerde verordening (EU) 2019/625;

  • f. artikel 41, eerste lid, van uitvoeringsverordening (EU) 2019/1715;

  • g. de artikelen 7, eerste, tweede en derde lid, artikel 9, eerste en tweede lid, artikel 10, eerste en derde, vierde en vijfde lid, en artikel 11, eerste, tweede, derde en vijfde lid, van uitvoeringsverordening (EU) 2019/1793;

  • h. de artikelen 8, derde lid, onderdeel a, en 10, derde lid, van gedelegeerde verordening (EU) 2019/2122;

  • i. de artikelen 3, eerste lid, 5, 6, 14, 16, eerste en derde lid, 17, tweede lid, 22, vierde lid, 24, 27, eerste en vierde lid, 28, 29, 31, tweede en vierde lid, 32, 35, eerste lid, 36, derde lid, 37, tweede en vijfde lid, van gedelegeerde verordening (EU) 2019/2124;

  • j. artikel 5, tweede lid, van gedelegeerde verordening (EU) 2019/2125;

  • k. de artikelen 3 tot en met 5 van uitvoeringsverordening (EU) 2019/2128.

Artikel 2.67

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 De minister wijst grenscontroleposten aan als bedoeld in artikel 59, eerste lid, van verordening (EU) 2017/625.

  • 2 De minister kan andere controlepunten aanwijzen als bedoeld in artikel 53, eerste lid, van verordening (EU) 2017/625.

  • 3 Aanwijzingen als bedoeld in het eerste en tweede lid, kunnen worden ingetrokken of worden geschorst, ter uitvoering van artikel 62 en 63 van de verordening (EU) 2017/62.

Hoofdstuk 3. Runderen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Afdeling 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 3.1

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Onverminderd artikel 1.1 wordt in dit hoofdstuk verstaan onder:

    • runderen: runderen, de soorten Bison bison en Bubalus bubalus daaronder begrepen;

    • slachtrunderen: runderen die kennelijk bestemd zijn om te worden geslacht;

    • fok- en gebruiksrunderen: runderen, niet zijnde slachtrunderen, die kennelijk bestemd zijn voor de fokkerij, voor de melk- en vleesproductie of die als trekkracht worden gebruikt of die bestemd zijn voor tentoonstellingen en manifestaties, culturele en sportieve manifestaties daarvan uitgezonderd;

    • paspoort: document dat is opgesteld en afgegeven in overeenstemming met artikel 6 van verordening 1760/2000/EG en met de op basis van artikel 10 van verordening 1760/2000/EG vastgestelde voorschriften.

    • beslag: op een bedrijf als een afzonderlijke epidemiologische eenheid gehouden rund of groep runderen met dien verstande dat wanneer er meerdere beslagen op een bedrijf zijn elk beslag een afzonderlijke epidemiologische eenheid vormt met eenzelfde gezondheidsstatus;

    • handelaar: natuurlijke of rechtspersoon die al dan niet rechtstreeks runderen voor handelsdoeleinden koopt en verkoopt, een regelmatige omzetsnelheid heeft en die de runderen uiterlijk 30 dagen na aankoop doorverkoopt of van de ene bedrijfsruimte naar de andere, waarvan hij geen eigenaar is, verplaatst en voldoet aan artikel 3.15;

    • blokperiode: tijdseenheid van maximaal 144 uur te rekenen vanaf het tijdstip van eerste verzameling op een verzamelcentrum dan wel, indien een verzamelcentrum beschikt over meerdere epidemiologische eenheden, te rekenen vanaf het tijdstip van eerste verzameling in een epidemiologische eenheid;

    • eerste verzameling: eerste aanvoer van runderen op een verzamelcentrum nadat deze is ontvolkt, gereinigd en ontsmet dan wel, indien een verzamelcentrum beschikt over meerdere epidemiologische eenheden, eerste aanvoer van runderen op een epidemiologische eenheid nadat deze is ontvolkt, gereinigd en ontsmet;

    • aanbieder: exploitant, eigenaar of diens vertegenwoordiger van een verzamelcentrum;

    • epidemiologische eenheid: fysiek volledig afgescheiden stalruimte op een runderverzamelcentrum voor de huisvesting van een afzonderlijk beslag zodat geen contact met de overige op het verzamelcentrum aanwezige beslagen mogelijk is en die alleen via een eigen hygiënesluis te betreden is. Ingeval er meerdere epidemiologische eenheden op een runderverzamelcentrum zijn ondergebracht is elke epidemiologische eenheid ook fysiek volledig van de overige epidemiologische eenheden afgescheiden;

    • hygiënesluis: ruimte die zodanig gesitueerd is dat zij gepasseerd moet worden voordat een epidemiologische eenheid op een runderverzamelcentrum betreden kan worden.

  • 2 In het eerste lid wordt voor de toepassing van afdeling 6 in de begripsomschrijvingen van blokperiode, epidemiologische eenheid, eerste verzameling en aanbieder onder ‘verzamelcentrum’ mede verstaan: de bedrijfsruimte, bedoeld in artikel 3.15, tweede lid.

Artikel 3.1a

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

De vervoerder van runderen voldoet aan artikel 12, eerste lid, onderdeel a, eerste gedachtestreepje, en derde lid, van richtlijn nr. 64/432/EEG.

Afdeling 2. Het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van runderen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 3.2

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Als bewijsstuk, bedoeld in artikel 2.4, eerste lid, onderdeel a, wordt met het oog op het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van runderen, bestemd voor een lid-staat, vastgesteld het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 5, eerste lid, van richtlijn 64/432/EEG voor de desbetreffende soort runderen is voorgeschreven.

Artikel 3.3

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Op grond van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.5, is gebleken dat voldaan wordt aan:

    • a. artikel 3, tweede lid, onderdelen a, b en d, van richtlijn 64/432/EEG;

    • b. artikel 4, eerste en tweede lid, van richtlijn 64/432/EEG;

    • c. artikel 5, eerste lid, van richtlijn 64/432/EEG;

    • d. artikel 6, eerste en tweede lid, onderdelen a, b, c, en d, van richtlijn 64/432/EEG, indien het fok- of gebruiksrunderen betreft, met dien verstande dat:

      • - de in artikel 6, tweede lid, onderdeel a, van richtlijn 64/432/EEG bedoelde intradermale tuberculinatie niet is vereist;

      • - de in artikel 6, tweede lid, onderdeel b, van richtlijn 64/432/EEG bedoelde serumagglutinatietest niet is vereist, en

      • - de in artikel 6, tweede lid, onderdeel c, van richtlijn 64/432/EEG bedoelde test niet is vereist en

    • e. artikel 6, derde lid, van richtlijn 64/432/EEG, indien het slachtrunderen betreft;

    • f. de voorwaarden uit bijlage VIII, hoofdstuk D, van verordening (EG) nr. 999/2001.

Artikel 3.4

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Onverminderd artikel 3.3, is op grond van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.5, gebleken dat:

  • a. indien de runderen verblijven op een verzamelcentrum:

  • b. indien de runderen zijn aangekocht bij een handelaar:

  • c. indien de vervoersafstand meer dan 50 km bedraagt:

    • -

      de runderen worden vervoerd door een vervoerder waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 10 of artikel 11 van verordening (EG) 1/2005;

    • -

      hiervan aantekening is gemaakt op het gezondheidscertificaat, bedoeld in artikel 3.2.

  • d. indien de runderen zijn aangekocht op een bedrijf waarop fok- en gebruiksrunderen zijn binnengebracht afkomstig uit derde landen, deze fok- en gebruiksrunderen overeenkomstig artikel 3.13c, eerste lid, aan het beslag zijn toegevoegd dan wel gedurende een periode van 30 dagen te rekenen vanaf de dag waarop de fok- en gebruiksrunderen op het bedrijf zijn binnengebracht overeenkomstig artikel 3.13, tweede lid, afgezonderd worden gehouden van de op dat bedrijf aanwezige dieren;

  • e. in voorkomend geval, de runderen voldoen aan de met betrekking tot de in bijlage E (II) van richtlijn 64/432/EEG vermelde ziekten gestelde aanvullende garanties, bedoeld in artikel 9, tweede lid, en in artikel 10, tweede lid, van richtlijn 64/432/EEG en hiervan aantekening is gemaakt op het gezondheidscertificaat, bedoeld in artikel 3.2.

Artikel 3.5

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

De runderen zijn geïdentificeerd en geregistreerd overeenkomstig het bij of krachtens het Besluit identificatie en registratie van dieren bepaalde en gaan, voor zover de runderen bestemd zijn voor een lidstaat zonder een door de Europese Commissie op grond van artikel 5, tweede alinea, van verordening 1760/2000 erkend gegevensuitwisselingssysteem dan wel via het grondgebied van een dergelijke lidstaat naar een derde land worden gebracht, vergezeld van een paspoort.

Afdeling 3. Het brengen in Nederland van runderen uit lid-staten

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 3.6

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Indien een partij is verzonden vanuit een lidstaat en bestemd is voor Nederland of een lidstaat, gaat zij vergezeld van het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 5, eerste lid, van richtlijn 64/432/EEG voor de desbetreffende soort runderen is voorgeschreven, met dien verstande dat indien de partij bestemd is voor een lidstaat, in voorkomend geval, uit het gezondheidscertificaat blijkt dat, voldaan wordt aan de met betrekking tot de in bijlage E (II) van richtlijn 64/432/EEG vermelde ziekten gestelde aanvullende garanties, bedoeld in artikel 9, tweede lid, en in artikel 10, tweede lid, van richtlijn 64/432/EEG.

  • 2 Het gezondheidscertificaat, bedoeld in het eerste lid, gaat, indien een partij is verzonden vanuit een lidstaat en via een verzamelcentrum, als bedoeld in artikel 3.7, derde lid, in Nederland is binnengebracht en bestemd is voor een lidstaat, vergezeld van een tweede certificaat, als bedoeld in artikel 5, vijfde lid, van richtlijn 64/432/EEG, dat vanaf het verzamelcentrum gedurende het vervoer naar de plaats waar de partij buiten Nederland wordt gebracht, is gehecht aan het gezondheidscertificaat, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3.7

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Indien een partij is bestemd voor Nederland of voor een Lidstaat komt de partij tot de plaats van bestemming respectievelijk tot de plaats waar de partij buiten Nederland wordt gebracht niet in aanraking met andere evenhoevige dieren die niet over dezelfde gezondheidsstatus beschikken. Fok- en gebruiksrunderen komen tot de plaats van bestemming respectievelijk tot de plaats waar zij de buiten Nederland worden gebracht eveneens niet in aanraking met slachtrunderen.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde partij wordt vervoerd in een vervoermiddel dat voldoet aan artikel 4, tweede lid, van richtlijn 64/432/EEG.

  • 3 Indien een partij via een verzamelcentrum in Nederland wordt binnengebracht, vindt zulks plaats in een overeenkomstig artikel 2.63, eerste lid, erkend verzamelcentrum.

Artikel 3.7a

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Indien een partij is verzonden vanuit een lidstaat zonder een door de Europese Commissie op grond van artikel 5, tweede alinea, van verordening 1760/2000 erkend gegevensuitwisselingssysteem en bestemd is voor Nederland gaan de runderen tot en met de ontvangst door de ontvanger vergezeld van een paspoort.

  • 2 Indien een partij is verzonden vanuit een lidstaat zonder een door de Europese Commissie op grond van artikel 5, tweede alinea, van verordening 1760/2000 erkend gegevensuitwisselingssysteem en bestemd is voor een lidstaat gaan de runderen tijdens het vervoer naar de plaats waar zij weer buiten Nederland worden gebracht, vergezeld van een paspoort.

  • 3 De ontvanger plaatst zijn handtekening in het paspoort en zendt het paspoort, in voorkomend geval nadat onderzoek, voorgeschreven in verordening (EU) 2017/625 of daarop gebaseerde EU-verordeningen of EU-besluiten heeft plaatsgevonden, in overeenkomstig het krachtens het Besluit identificatie en registratie van dieren bepaalde.

Afdeling 4. Het brengen in Nederland van runderen uit derde landen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 3.13

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Een partij runderen is afkomstig uit een derde land dat voorkomt op een krachtens artikel 3, eerste lid, van richtlijn 2004/68/EG vastgestelde lijst.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde derde land biedt de in artikel 7 van richtlijn 2004/68/EG gegeven garanties en de partij runderen voldoet, voor zover van toepassing, aan de krachtens artikel 6, eerste lid, van richtlijn 2004/68/EG vastgestelde veterinairrechtelijke voorschriften, tenzij krachtens artikel 8 van richtlijn 2004/68/EG specifieke bepalingen zijn vastgesteld, in welk geval die gelden.

  • 3 Een partij runderen gaat vergezeld van een veterinair certificaat als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van richtlijn 2004/68/EG.

  • 4 Een partij runderen voldoet, voor zover van toepassing, aan de krachtens artikel 13 van richtlijn 2004/68/EG vastgestelde uitvoeringsbepalingen.

Afdeling 4a. In Nederland gebrachte runderen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 3.13c

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 In Nederland gebrachte en voor Nederland bestemde fok- en gebruiksrunderen worden rechtstreeks naar het bedrijf van bestemming vervoerd en aan het beslag op het bedrijf van bestemming toegevoegd nadat de voor dat bedrijf verantwoordelijke dierenarts heeft geconstateerd dat deze runderen geen bedreiging vormen voor de gezondheidsstatus van dat bedrijf.

  • 2 Runderen afkomstig uit derde landen mogen, behoudens wanneer de in het eerste lid bedoelde runderen bij aankomst op het bedrijf van bestemming terstond ten genoege van de officiële dierenarts op zodanige wijze afgezonderd worden gehouden van reeds op dat bedrijf aanwezige dieren zodat ieder contact tussen de betrokken runderen en de overige op dat bedrijf aanwezige dieren is uitgesloten, gedurende een periode van 30 dagen, te rekenen vanaf de dag waarop de in het eerste lid bedoelde runderen op het bedrijf van bestemming zijn binnengebracht, niet van het bedrijf worden afgevoerd, behoudens de rechtstreekse afvoer naar een in Nederland gelegen slachthuis.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op runderen, afkomstig uit derde landen, die zijn bestemd voor dierentuinen, pretparken, wildparken en jachtgebieden.

  • 4 Runderen die binnen Nederland worden gebracht, worden per vervoerseenheid rechtstreeks vervoerd naar en afgeleverd op één bedrijf van bestemming.

  • 5 Het vierde lid is niet van toepassing ingeval runderen rechtstreeks worden vervoerd naar een lidstaat of derde land.

  • 6 In Nederland gebrachte fok- en gebruiksrunderen, bestemd voor een Lidstaat, worden zo snel mogelijk naar de Lidstaat van bestemming vervoerd en gaan vergezeld van de documenten, bedoeld in artikel 50, tweede lid, artikel 56, derde, onderdeel b, en het vijfde lid, en artikel 58 van verordening (EU) 2017/625.

Afdeling 5. Het slachten van in Nederland gebrachte slachtrunderen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 3.14

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

In Nederland gebrachte slachtrunderen, bestemd voor Nederland, worden:

  • -

    indien het slachtrunderen betreft die afkomstig zijn uit een lid-staat, rechtstreeks vervoerd naar en onmiddellijk geslacht in een slachthuis dan wel

  • -

    indien het slachtrunderen betreft die afkomstig zijn uit een lid-staat, rechtstreeks vervoerd naar een erkend runderverzamelcentrum en vervolgens rechtstreeks vervoerd naar een slachthuis.

Afdeling 6. Handelaren in runderen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 3.15

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Een handelaar wordt door de minister slechts erkend indien: -voldaan wordt aan artikel 13, eerste lid, onderdelen a, en b, van richtlijn 64/432/EEG en voor zover van toepassing aan artikel 13, eerste lid, onderdeel c van richtlijn 64/432/EEG; -voor zover van toepassing, zijn bedrijfsruimte voldoet aan het bepaalde in het tweede lid.

  • 2 Elke bedrijfsruimte die door een handelaar beroepshalve wordt gebruikt, staat onder toezicht van de ambtenaren en wordt door de minister slechts erkend en geregistreerd in een register indien voldaan wordt aan de in de artikelen 21, eerste lid, 23 en 43 tot en met 46 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s met betrekking tot voor verzamelplaatsen voor runderen gestelde eisen, met dien verstande dat in afwijking van onderdeel 2 van bijlage 1 bij deze regeling de bedrijfsruimte deel kan uitmaken van een bedrijf waar runderen en pluimvee zijn gehuisvest, doch waarbij de voor handelsdoeleinden bestemde beslagen in een epidemiologische eenheid gescheiden worden gehouden van de door de handelaar op zijn bedrijf gehouden niet voor handelsdoeleinden bestemde beslagen, zodanig dat geen enkel contact tussen deze beslagen mogelijk is.

Hoofdstuk 4. Varkens

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Afdeling 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 4.1

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Onverminderd artikel 1.1 wordt in dit hoofdstuk verstaan onder:

slachtvarkens:

varkens die kennelijk bestemd zijn om te worden geslacht;

fok- en gebruiksvarkens:

varkens, niet zijnde slachtvarkens, die kennelijk bestemd zijn voor de fokkerij, voor de vleesproductie of die bestemd zijn voor tentoonstellingen en manifestaties, culturele en sportieve manifestaties daarvan uitgezonderd;

beslag:

op een bedrijf als een afzonderlijke epidemiologische eenheid gehouden varken of groep varkens met dien verstande dat wanneer er meerdere beslagen op een bedrijf zijn elk beslag een afzonderlijke eenheid vormt met eenzelfde gezondheidsstatus;

handelaar:

natuurlijke of rechtspersoon die al dan niet rechtstreeks varkens voor handelsdoeleinden koopt en verkoopt, een regelmatige omzetsnelheid heeft en die de varkens uiterlijk 30 dagen na aankoop doorverkoopt of van de ene bedrijfsruimte naar de andere, waarvan hij geen eigenaar is, verplaatst en voldoet aan artikel 4.10;

varkensverzamelcentrum:

varkensverzamelcentrum dat op grond van artikel 21, eerste lid, van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s erkend is.

Artikel 4.1a

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

De vervoerder van varkens voldoet aan artikel 12, eerste lid, onderdeel a, eerste gedachtestreepje, en derde lid, van richtlijn nr. 64/432/EEG.

Afdeling 2. Het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van varkens, bestemd voor een lid-staat

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 4.2

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Als bewijsstuk, bedoeld in artikel 2.4, eerste lid, onderdeel a, wordt met het oog op het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van varkens, bestemd voor een lid-staat, vastgesteld het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 5, eerste lid, van richtlijn 64/432/EEG voor de desbetreffende soort varkens is voorgeschreven, met dien verstande dat ter zake van het gezondheidscertificaat voor fok- en gebruiksvarkens de verklaring in paragraaf V, onderdeel b, eerste gedachtenstreepje, van bijlage F, van richtlijn 64/432/EEG vervalt.

Artikel 4.3

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Op grond van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.5, is gebleken dat voldaan wordt aan:

Artikel 4.4

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Onverminderd artikel 4.3. is op grond van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.5, gebleken dat:

  • a. indien de varkens zijn aangekocht op een verzamelcentrum:

    • -

      de varkens voldoen aan artikel 11, eerste lid, onderdeel e, van richtlijn 64/432/EEG;

    • -

      hiervan aantekening is gemaakt op het gezondheidscertificaat, bedoeld in artikel 4.2;

  • b. indien de varkens zijn aangekocht bij een handelaar:

  • c. indien de vervoersafstand meer dan 50 km bedraagt:

    • -

      de varkens worden vervoerd door een vervoerder waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 10 of artikel 11 van verordening (EG) nr. 1/2005;

    • -

      hiervan aantekening is gemaakt op het gezondheidscertificaat, bedoeld in artikel 4.2;

  • d. indien de varkens zijn aangekocht op een bedrijf waarop fok- en gebruiksvarkens zijn binnengebracht afkomstig uit derde landen, deze fok- en gebruiksvarkens overeenkomstig artikel 4.8b, eerste lid, aan het beslag zijn toegevoegd dan wel gedurende een periode van 30 dagen te rekenen vanaf de dag waarop de fok- en gebruiksvarkens op het bedrijf zijn binnengebracht overeenkomstig artikel 4.8b, tweede lid, afgezonderd worden gehouden van de op dat bedrijf aanwezige dieren;

  • e. [Red: vervallen;]

  • f. de varkens niet worden vervoerd in een vervoermiddel, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s, waarmee kennelijk varkens zijn of zullen worden vervoerd, tenzij dit vervoermiddel voldoet aan genoemde regeling;

  • g. in voorkomend geval, de varkens voldoen aan de met betrekking tot de in bijlage E (II) van richtlijn 64/432/EEG vermelde ziekten gestelde aanvullende garanties, bedoeld in artikel 9, tweede lid, en in artikel 10, tweede lid, van richtlijn 64/432/EEG en hiervan aantekening is gemaakt op het gezondheidscertificaat, bedoeld in artikel 4.2.

Artikel 4.5

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

De varkens zijn geïdentificeerd en geregistreerd overeenkomstig het bij of krachtens het Besluit identificatie en registratie van dieren bepaalde.

Afdeling 3. Het brengen in Nederland van varkens uit lid-staten

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 4.6

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Indien een partij is verzonden vanuit een lidstaat en bestemd is voor Nederland of een lidstaat, gaat zij vergezeld van het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 5, eerste lid, van richtlijn 64/432/EEG voor de desbetreffende soort varkens is voorgeschreven, met dien verstande dat, indien de partij bestemd is voor een Lid- Staat, in voorkomend geval, uit het gezondheidscertificaat blijkt dat voldaan wordt aan de met betrekking tot de in bijlage E (II) van richtlijn 64/432/EEG vermelde ziekten gestelde aanvullende garanties, bedoeld in artikel 9, tweede lid, en in artikel 10, tweede lid, van richtlijn 64/432/EEG.

Artikel 4.7

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Indien een partij is bestemd voor Nederland of voor een Lidstaat komt de partij tot de plaats van bestemming respectievelijk tot de plaats waar de partij buiten Nederland wordt gebracht niet in aanraking met andere evenhoevige dieren die niet over dezelfde gezondheidsstatus beschikken.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde partij wordt vervoerd in een vervoermiddel dat voldoet aan artikel 4, tweede lid, van richtlijn 64/432/EEG.

  • 3 Het binnen Nederland brengen van varkens als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, kan plaatsvinden via een varkensverzamelcentrum.

Artikel 4.7b

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 2 Indien de varkens bijeen worden gebracht ten behoeve van de export dient tevens te worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a. er is voldaan aan artikel 3, tweede lid, onderdelen b, c en d, en artikel 4 van richtlijn nr. 64/432/EEG, en

    • b. voorzover de varkens fok- en gebruiksvarkens zijn, hebben de varkens ten minste 30 dagen vóór aanvoer op het varkensverzamelcentrum, of, ingeval de varkens minder dan 30 dagen oud zijn, sinds de geboorte op het bedrijf van herkomst verbleven.

Artikel 4.7c

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

In afwijking van artikel 41 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s stelt de aanbieder van varkens afkomstig uit een andere lidstaat de NVWA uiterlijk 24 uur voorafgaande aan de aanvoer op het varkensverzamelcentrum schriftelijk in kennis van de aanvoer van die varkens onder vermelding van de aanvoerdatum, de categorie varkens, het aantal varkens en het bestemmingsadres van de varkens.

Afdeling 4. Het brengen in Nederland van varkens uit derde landen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 4.8

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Een partij varkens is afkomstig uit een derde land dat voorkomt op een krachtens artikel 3, eerste lid, van richtlijn 2004/68/EG vastgestelde lijst.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde derde land biedt de in artikel 7 van richtlijn 2004/68/EG gegeven garanties en de partij varkens voldoet, voor zover van toepassing, aan de krachtens artikel 6, eerste lid, van richtlijn 2004/68/EG vastgestelde veterinairrechtelijke voorschriften, tenzij krachtens artikel 8 van richtlijn 2004/68/EG specifieke bepalingen zijn vastgesteld, in welk geval die gelden.

  • 3 Een partij varkens gaat vergezeld van een veterinair certificaat als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van richtlijn 2004/68/EG.

  • 4 Een partij varkens voldoet, voor zover van toepassing, aan de krachtens artikel 13 van richtlijn 2004/68/EG vastgestelde uitvoeringsbepalingen.

Afdeling 4a. In Nederland gebrachte varkens

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 4.8b

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 In Nederland gebrachte en voor Nederland bestemde fok- en gebruiksvarkens worden rechtstreeks naar het bedrijf van bestemming vervoerd en aan het beslag op het bedrijf van bestemming toegevoegd nadat de voor dat bedrijf verantwoordelijke dierenarts heeft geconstateerd dat deze varkens geen bedreiging vormen voor de gezondheidsstatus.

  • 2 Behoudens wanneer de in het eerste lid bedoelde varkens bij aankomst op het bedrijf van bestemming terstond ten genoegen van de officiële dierenarts op zodanige wijze afgezonderd worden gehouden van reeds op dat bedrijf aanwezige dieren zodat ieder contact tussen de betrokken varkens en de overige op dat bedrijf aanwezige dieren is uitgesloten, mogen gedurende een periode van 30 dagen te rekenen vanaf de dag waarop de in het eerste lid bedoelde varkens op het bedrijf van bestemming zijn binnengebracht geen dieren van het bedrijf worden afgevoerd, behoudens de rechtstreekse afvoer naar een in Nederland gelegen slachthuis.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op varkens, afkomstig uit derde landen, die zijn bestemd voor dierentuinen, pretparken, wildparken en jachtgebieden.

  • 4 In Nederland gebrachte fok- en gebruiksvarkens, bestemd voor een lidstaat, worden zo snel mogelijk naar de Lidstaat van bestemming vervoerd en gaan vergezeld van de documenten, bedoeld in artikel 50, tweede lid, artikel 56, derde, onderdeel b, en het vijfde lid, en artikel 58 van verordening (EU) 2017/625.

Afdeling 5. Het slachten van in Nederland gebrachte slachtvarkens en de erkenning van verzamelcentra voor varkens

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 4.9

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

In Nederland gebrachte slachtvarkens, bestemd voor Nederland, worden rechtstreeks vervoerd naar en geslacht in een slachthuis.

Afdeling 6. De erkenning van handelaren

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 4.10

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Een handelaar wordt door de minister slechts erkend indien voldaan wordt aan artikel 13, eerste lid, onderdelen a en b van richtlijn 64/432/EEG.

Hoofdstuk 5. Paardachtigen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Afdeling 5.1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 5.1

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Onverminderd artikel 1.1, wordt in dit hoofdstuk verstaan onder:

  • richtlijn nr. 2009/156/EG: richtlijn nr. 2009/156/EG van de Raad van de Europese Unie van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (PbEU L 192);

  • Verordening (EU) nr. 262/2015: Uitvoeringsverordening (EU) nr. 262/2015 van de Commissie van 17 februari 2015 tot vaststelling van voorschriften overeenkomstig de Richtlijnen 90/427/EEG en 2009/156/EG van de Raad met betrekking tot de methoden voor de identificatie van paardachtigen (verordening paardenpaspoort) (PbEU 2015 L 59/1);

  • identificatiedocument: identificatiedocument als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 262/2015.

Afdeling 2. Het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van paardachtigen, bestemd voor een lid-staat

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 5.2

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Als bewijsstuk, bedoeld in artikel 2.4, eerste lid, onderdeel a, wordt met het oog op het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van paardachtigen, bestemd voor een lid-staat, vastgesteld:

    • a. het identificatiedocument, vergezeld van de verklaring met betrekking tot de gezondheid, bedoeld in bijlage II van richtlijn nr. 2009/156/EG, indien het geregistreerde paarden betreft;

    • b. het identificatiedocument vergezeld van het gezondheidscertificaat, bedoeld in bijlage III van richtlijn nr. 2009/156/EG, indien het fok en gebruikspaarden betreft;

    • c. het gezondheidscertificaat, bedoeld in bijlage III van richtlijn nr. 2009/156/EG, indien het slachtpaarden betreft;

  • 2 Indien aan paardachtigen diergeneesmiddelen zijn toegediend die allyltrenbolon of ß-agonisten bevatten en de dieren binnen de wachttermijn worden verhandeld, zijn op de documenten bedoeld in het eerste lid, aard en datum van de behandeling vermeld.

Artikel 5.3

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Op grond van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.5, is gebleken dat:

  • a. voldaan wordt aan artikel 4, eerste tot en met derde en vijfde lid, van richtlijn nr. 2009/156/EG, en

  • b. dat de paardachtigen niet afkomstig zijn van het grondgebied of een deel van het grondgebied van Nederland waarvoor in verband met paardepest beperkende maatregelen gelden, of

  • c. indien de paardachtigen afkomstig zijn van het grondgebied of een deel van het grondgebied van Nederland waarvoor in verband met paardepest beperkende maatregelen gelden, voldaan wordt aan artikel 5, vijfde lid, van richtlijn nr. 2009/156/EG.

Artikel 5.4

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Indien gebleken is dat slachtpaarden voldoen aan artikel 5.3 worden zij zonodig van een merk voorzien.

Artikel 5.5

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Onverminderd artikel 2.15 moeten de paardachtigen zo spoedig mogelijk, rechtstreeks dan wel via een erkend paardenverzamelcentrum, van het bedrijf van herkomst naar de plaats van bestemming worden vervoerd.

  • 2 Onverminderd artikel 2.11 worden de paardachtigen vervoerd overeenkomstig artikel 7, eerste lid, van richtlijn nr. 2009/156/EG.

Artikel 5.6

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Geregistreerde paarden en fok- en gebruikspaarden zijn geïdentificeerd door middel van het identificatiedocument.

Afdeling 3. Het brengen in Nederland van paardachtigen uit lid-staten

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 5.7

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Indien een partij die is verzonden vanuit een lid-staat en bestemd is voor Nederland of een lid-staat, gaat zij vergezeld van:

    • a. het identificatiedocument, vergezeld van de verklaring met betrekking tot de gezondheid, bedoeld in bijlage II van richtlijn nr. 2009/156/EG, indien het geregistreerde paarden betreft;

    • b. het identificatiedocument vergezeld van het gezondheidscertificaat, bedoeld in bijlage III van richtlijn nr. 2009/156/EG, indien het fok en gebruikspaarden betreft;

    • c. het gezondheidscertificaat, bedoeld in bijlage III van richtlijn nr. 2009/156/EG, indien het slachtpaarden betreft.

  • 2 Indien aan de partij diergeneesmiddelen zijn toegediend die allyltrenbolon of ß-agonisten bevatten en de partij binnen de wachttermijn wordt verhandeld, zijn op de documenten bedoeld in het eerste lid, aard en datum van de behandeling vermeld.

Afdeling 4. Het brengen in Nederland van paardachtigen uit derde landen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 5.8

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 De partij paardachtigen is afkomstig uit een derde land of een deel van een derde land dat voorkomt op een krachtens artikel 12, eerste lid, van richtlijn nr. 2009/156/EG vastgestelde lijst en voldoet, voor zover van toepassing, aan de voor dat land krachtens artikel 12, vierde lid, van richtlijn nr. 2009/156/EG vastgestelde speciale invoervoorwaarden.

  • 2 De partij paardachtigen voldoet, voor zover van toepassing, aan de krachtens artikel 12, derde lid, van richtlijn nr. 2009/156/EG voor diergezondheidsdoeleinden vastgestelde lijsten en gaat vergezeld van een gezondheidscertificaat als bedoeld in artikel 12, derde lid, van richtlijn nr. 2009/156/EG.

  • 3 De partij paardachtigen gaat vergezeld van een certificaat als bedoeld in artikel 16 van richtlijn nr. 2009/156/EG, met dien verstande dat, indien de partij bestemd is voor Zweden, uit het certificaat blijkt dat is voldaan aan de voorschriften die Zweden stelt met betrekking tot de invoer van dieren uit landen die tegen mond- en klauwzeer inenten.

  • 4 Aan de partij paardachtigen zijn geen stoffen toegediend die ingevolge artikel 3, onderdeel a, van richtlijn 96/22/EG niet aan paardachtigen mogen worden toegediend, tenzij aan de voorwaarden ingevolge artikel 11 van genoemde richtlijn is voldaan. Indien aan de partij diergeneesmiddelen zijn toegediend die allyltrenbolon of [bèta]-agonisten bevatten, en de partij binnen de wachttermijn wordt verhandeld, zijn op de documenten, bedoeld in het derde lid, aard en datum van de behandeling vermeld.

  • 5 De partij paardachtigen voldoet, voor zover van toepassing, aan de bijzondere voorwaarden, gesteld in een krachtens artikel 19, onderdeel a, b, c, of d, van richtlijn nr. 2009/156/EG vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregel.

Afdeling 4a. In Nederland gebrachte paardachtigen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 5.8b

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

In Nederland gebrachte paardachtigen worden zo spoedig mogelijk, rechtstreeks dan wel via een erkend paardenverzamelcentrum naar de plaats van bestemming vervoerd.

Hoofdstuk 6. Pluimvee en broedeieren

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Afdeling 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 6.1

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Onverminderd artikel 1.1 wordt in dit hoofdstuk verstaan onder:

richtlijn nr. 2009/158/EG:

richtlijn nr. 2009/158/EG van de Raad van de Europese Unie van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren (PbEU L 343);

dierenarts:

degene die krachtens de Wet op het wetenschappelijk onderwijs de hoedanigheid van dierenarts heeft verkregen;

bevoegde dierenarts:

dierenarts die door de Minister is belast met het uitvoeren van een aantal uit richtlijn 2009/158/EG voortvloeiende taken;

eendagskuikens:

pluimvee dat nog geen 72 uur oud is en dat, met uitzondering van muskuseenden (Cairina moschata) of kruisingen daarvan, nog niet is gevoerd;

fokpluimvee:

pluimvee van 72 uur en ouder, bestemd voor de produktie van broedeieren;

gebruikspluimvee:

pluimvee van 72 uur en ouder, bestemd om te worden opgefokt voor de produktie van vlees of van voor consumptie bestemde eieren of om in het wild te worden uitgezet;

slachtpluimvee:

pluimvee dat rechtstreeks naar het slachthuis wordt gevoerd om daar zo snel mogelijk, doch uiterlijk 72 uur na aankomst, te worden geslacht;

inrichting:

voorziening of deel van een voorziening die, onderscheidenlijk dat, zich:

  • 1. indien behorend tot een fokbedrijf, toelegt op de produktie van broedeieren, bestemd voor de produktie van fokpluimvee;

  • 2. indien behorend tot het vermeerderingsbedrijf, toelegt op de produktie van broedeieren, bestemd voor de produktie van gebruikspluimvee;

  • 3. indien behorend tot het opfokbedrijf voor fokpluimvee, toelegt op het opfokken van fokpluimvee tot het voortplantingsstadium en indien behorend tot het opfokbedrijf voor legpluimvee, toelegt op het opfokken van legkippen tot het legstadium;

  • 4. indien behorend tot de kuikenbroederij, toelegt op het inleggen en uitbroeden van broedeieren en het afleveren van eendagskuikens;

beschikking 2003/644/EG:

beschikking (EG) nr. 2003/644 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 8 september 2003 (PbEU L 228) tot vaststelling van aanvullende garanties ten aanzien van Salmonellae voor de verzending naar Finland en Zweden van vermeerderingspluimvee en van voor vermeerderings- of voor gebruikskoppels bestemde eendagskuikens.

Afdeling 2. Het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van pluimvee of broedeieren, bestemd voor een lid-staat

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 6.2

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Als bewijsstuk, bedoeld in artikel 2.4, eerste lid, onderdeel a, wordt met het oog op het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van pluimvee, bestemd voor een lid-staat, vastgesteld het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 20 van richtlijn nr. 2009/158/EG voor de desbetreffende soort pluimvee is voorgeschreven.

  • 2 Indien het pluimvee bestemd is voor Finland of Zweden is, voor zover van toepassing, voldaan aan artikel 3, eerste lid, van beschikking 2003/644/EG of artikel 5, eerste lid, van beschikking 2003/644/EG.

Artikel 6.3

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Op grond van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.5, is gebleken dat:

    • a. voldaan wordt aan artikel 8 van richtlijn nr. 2009/158/EG, indien het broedeieren betreft;

    • b. voldaan wordt aan artikel 9 van richtlijn nr. 2009/158/EG, indien het eendagskuikens betreft;

    • c. voldaan wordt aan artikel 10 van richtlijn nr. 2009/158/EG, indien het fok- en gebruikspluimvee betreft;

    • d. voldaan wordt aan artikel 11 van richtlijn nr. 2009/158/EG, indien het slachtpluimvee betreft;

    • e. de broedeieren, de eendagskuikens en het fok- en gebruikspluimvee afkomstig zijn van een op grond van artikel 6.8 erkende inrichting die voldoet aan artikel 6, onderdeel a, onder ii) en iii), van richtlijn nr. 2009/158/EG;

    • f. de broedeieren, de eendagskuikens en het fok- en gebruikspluimvee voldoen aan artikel 6, onderdeel b, van richtlijn nr. 2009/158/EG;

    • g. het vervoer van het pluimvee of de broedeieren plaatsvindt overeenkomstig de artikelen 18 en 19 van richtlijn nr. 2009/158/EG;

    • h. indien het vervoer van het pluimvee of de broedeieren plaatsvindt naar lid-staten of gebieden van lid-staten waarvan de status ten aanzien van de ziekte van Newcastle op grond van artikel 12, tweede lid, van richtlijn nr. 2009/158/EG door de Europese Commissie is vastgesteld, is voldaan aan artikel 12, eerste lid, van richtlijn nr. 2009/158/EG of aan de op grond van artikel 12, tweede lid, van richtlijn nr. 2009/158/EG vastgestelde communautaire maatregelen;

    • i. in voorkomend geval, is voldaan aan de krachtens de artikelen 16 en 17 van richtlijn nr. 2009/158/EG gestelde voorschriften.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing wanneer het een partij pluimvee of broedeieren, niet zijnde loopvogels of broedeieren daarvan, betreft van minder dan twintig stuks.

Artikel 6.4

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

In afwijking van artikel 6.3, eerste lid, onderdelen b, c, e en f, is, indien het pluimvee betreft dat bestemd is om in het wild te worden uitgezet, op grond van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.5, gebleken dat voldaan wordt aan artikel 12 van richtlijn nr. 2009/158/EG en aan artikel 6.3, eerste lid, onderdelen g, h en i.

Artikel 6.5

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op loopvogels of broedeieren daarvan.

Afdeling 3. Het brengen in Nederland van pluimvee of broedeieren uit lid-staten

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 6.6

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Indien een partij is verzonden vanuit een lid-staat en bestemd is voor Nederland of een lid-staat, gaat zij vergezeld van het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 20 van richtlijn nr. 2009/158/EG voor de desbetreffende soort pluimvee of broedeieren is voorgeschreven.

Afdeling 4. Het brengen in Nederland van pluimvee en broedeieren uit derde landen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 6.7

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Pluimvee is en broedeieren zijn verzonden vanuit een derde land of een deel van een derde land dat is geplaatst op een lijst, opgenomen in een krachtens artikel 23, eerste lid, van richtlijn nr. 2009/158/EG vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregel.

  • 2 Pluimvee is en broedeieren zijn afkomstig van koppels die voorafgaand aan de verzending gedurende een periode, voorgeschreven bij een krachtens artikel 25, eerste lid, onderdeel a, van richtlijn nr. 2009/158/EG vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregel, op een grondgebied van een derde land, of in een deel daarvan, als bedoeld in het eerste lid, hebben verbleven.

  • 3 Pluimvee voldoet en broedeieren voldoen in voorkomend geval aan veterinairrechtelijke voorschriften, gesteld bij een krachtens artikel 25, eerste lid, onderdeel b, van richtlijn nr. 2009/158/EG vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregel.

  • 4 Pluimvee gaat en broedeieren gaan vergezeld van een certificaat:

    • a. dat voldoet aan:

      • 1°. artikel 26, eerste lid, van richtlijn nr. 2009/158/EG, en

      • 2°. de eisen, opgenomen in een krachtens artikel 26, tweede lid, van richtlijn nr. 2009/158/EG vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregel;

    • b. waaruit, voor zover het pluimvee is of de broedeieren zijn bestemd voor Finland of Zweden, blijkt dat ten minste is voldaan aan de voorschriften die gelden voor de invoer uit lid-staten van pluimvee, onderscheidenlijk broedeieren, in Finland, onderscheidenlijk Zweden.

  • 5 De bestemming van pluimvee en broedeieren is in voorkomend geval toegestaan op grond van een krachtens artikel 28, eerste lid, van richtlijn nr. 2009/158/EG vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregel.

  • 6 Pluimvee wordt en broedeieren en eendagskuikens worden in quarantaine of in afzondering gehouden voor zover dit is bepaald bij een krachtens artikel 28, tweede lid, van richtlijn nr. 2009/158/EG vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregel, gedurende een bij die maatregel bepaalde periode.

  • 7 Pluimvee voldoet en broedeieren voldoen in voorkomend geval aan de bepalingen, gesteld bij een krachtens artikel 29 van richtlijn nr. 2009/158/EG vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregel.

  • 8 Aan het pluimvee zijn geen stoffen toegediend die ingevolge artikel 3, onderdeel a, van richtlijn 96/22/EG niet aan pluimvee mogen worden toegediend, tenzij aan de voorwaarden van artikel 11 van voornoemde richtlijn is voldaan.

  • 9 Onverminderd het bepaalde in het eerste tot en met het zevende lid, voldoen pluimvee en broedeieren aan de voorschriften van verordening (EG) nr. 798/2008 die niet strekken ter uitvoering van de in het eerste tot en met zevende lid genoemde artikelen van richtlijn nr. 2009/158/EG.

  • 10 De minister is de bevoegde autoriteit, bedoeld in verordening (EG) nr. 798/2008.

Afdeling 5. Het vervoer alsmede de tijdelijke afzondering in Nederland van pluimvee en broedeieren uit derde landen alsmede de erkenning van inrichtingen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 6.8

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Een inrichting als bedoeld in artikel 6.3, eerste lid, onderdeel e, wordt door de minister voor de toepassing van deze regeling erkend indien:

    • a. een volledig ingevulde, ondertekende en gedagtekende aanvraag voor een erkenning bij de NVWA is ingediend, en

    • b. uit een door de keuringsdierenarts ingesteld onderzoek is gebleken dat:

      • 1) de inrichting voldoet aan bijlage II, onderdeel 1, onder a en e, van richtlijn nr. 2009/158/EG;

      • 2) de ondernemer die de inrichting drijft voldoet aan de paragrafen 4 en 5 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s;

      • 3) de ondernemer die de inrichting drijft een administratie voert waaruit de gegevens kunnen worden afgeleid die nodig zijn om de bevoegde dierenarts en de keuringsdierenarts in staat te stellen de gezondheidssituatie in de inrichting permanent te volgen;

      • 4) gewaarborgd is, dat de keuringsdierenarts en de bevoegde dierenarts in verband met de door hen in het kader van richtlijn nr. 2009/158/EG uit te oefenen taken, toegang tot de inrichting hebben en aan hen alle medewerking zal worden verleend en alle inlichtingen zullen worden verstrekt, die zij ter uitoefening van deze taken nodig achten.

  • 2 Een erkenning als bedoeld in het eerste lid wordt door de minister voor bepaalde tijd ingetrokken in de gevallen, bedoeld in bijlage II, hoofdstuk IV, punt I, van richtlijn nr. 2009/158/EG.

  • 3 Een erkenning als bedoeld in het eerste lid wordt door de minister ingetrokken in de gevallen, bedoeld in bijlage II, hoofdstuk IV, punt 2, van richtlijn nr. 2009/158/EG.

  • 4 Een erkenning kan, nadat zij door de minister is ingetrokken, opnieuw worden verleend, onder de voorwaarden, bedoeld in bijlage II, hoofdstuk IV, punt 3, van richtlijn nr. 2009/158/EG.

  • 5 De minister kan tot het intrekken van de erkenning voor bepaalde tijd dan wel tot intrekking van de erkenning overgaan in het geval, bedoeld in bijlage II, hoofdstuk III, punt D, van richtlijn nr. 2009/158/EG.

Artikel 6.9

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Pluimvee en broedeieren dat, onderscheidenlijk die in Nederland is, onderscheidenlijk zijn gebracht en voor Nederland of een lid-staat is, onderscheidenlijk zijn bestemd, worden vervoerd overeenkomstig de artikelen 18 en 19 van richtlijn nr. 2009/158/EG.

  • 2 Indien het vervoer van het pluimvee of de broedeieren plaatsvindt in niet voor eenmalig gebruik bestemde containers, dozen en kooien, worden deze containers, dozen en kooien onmiddellijk volgens het door de minister goedgekeurde protocol gereinigd en ontsmet, alvorens zij worden ingeladen onderscheidenlijk nadat zij zijn gelost.

  • 3 Pluimvee en broedeieren dat, onderscheidenlijk die via Nederland voor het eerst gebracht worden in de gebieden waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is, is, onderscheidenlijk zijn verzonden vanuit een derde land of een deel van een derde land en voor Nederland is, onderscheidenlijk zijn bestemd, worden onmiddellijk en rechtstreeks, onder ambtelijke verzegeling en zonder uit-, bij- of overlading, van de grenscontrolepost naar het bedrijf van bestemming dan wel het in artikel 6.10 bedoelde slachthuis vervoerd.

  • 4 De verbreking van de in het tweede lid bedoelde verzegeling geschiedt door een ambtenaar.

Artikel 6.10

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

In Nederland gebracht slachtpluimvee, bestemd voor Nederland, wordt zo spoedig mogelijk maar in ieder geval binnen 72 uur na aankomst op een overeenkomstig artikel 4, tweede lid, van van verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU L 139 en L 226) erkend slachthuis, zondagen en officieel erkende feestdagen niet meegerekend, geslacht.

Artikel 6.11

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 De kosten die voortvloeien uit het houden als bedoeld in onderdeel II, onder 1 en 2, van Bijlage VIII, onderscheidenlijk het houden als bedoeld in onderdeel II, onder 2 en 3, van Bijlage IX bij verordening (EG) nr. 798/2008, van ingevoerd fok- en gebruikspluimvee, ingevoerde fok- en gebruiksloopvogels, of van eendagskuikens of ingevoerde broedeieren van de in dit lid bedoelde dieren, komen voor rekening van de afzender, de geadresseerde of hun gemachtigde.

  • 2 Indien tijdens de periode, bedoeld in onderdeel II, onder 1, sub a en b, en onder 2, van Bijlage VIII, onderscheidenlijk de periode, bedoeld in onderdeel II, onder 2, sub a en b, en onder 3, van Bijlage IX bij verordening (EG) nr. 798/2008, de ziekte van Newcastle of aviaire influenza uitbreekt onder het in Nederland gebrachte fok- en gebruikspluimvee, de in Nederland gebrachte fok- en gebruiksloopvogels, de eendagskuikens van de in dit lid bedoelde dieren, het pluimvee dat voortkomt onderscheidenlijk de loopvogels die voortkomen uit de in Nederland gebrachte broedeieren, of onder de niet in Nederland gebrachte dieren die de in het eerste lid bedoelde ingevoerde broedeieren hebben gelegd, draagt de eigenaar, houder of hoeder van die dieren onderscheidenlijk broedeieren alle dieren onderscheidenlijk alle broedeieren onmiddellijk aan de ambtenaar ter vernietiging over, waarbij de kosten van de vernietiging voor rekening van de eigenaar, houder of hoeder zijn.

  • 3 De eigenaar, houder of hoeder van het overeenkomstig verordening (EG) nr. 798/2008 in Nederland gebrachte fok- en gebruikspluimvee, de in Nederland gebrachte fok- en gebruiksloopvogels, de eendagskuikens van de in dit lid bedoelde dieren, of het pluimvee dat voortkomt uit de in Nederland gebrachte broedeieren, dat onderscheidenlijk die bij aankomst op het bedrijf van bestemming dan wel tijdens de in het tweede lid bedoelde periode zijn gestorven, stuurt deze dieren, met inachtneming van de door de toezichthoudende ambtenaar gegeven aanwijzingen, naar een naar het oordeel van onze Minister voldoende toegerust laboratorium ten behoeve van onderzoek.

  • 4 De in onderdeel II, onder 1, van Bijlage VIII bij verordening (EG) nr. 798/2008 bedoelde tests worden, voor zover deze betrekking hebben op aviaire influenza of Newcastle disease, uitgevoerd bij Wageningen Bioveterinary Research, te Lelystad.

  • 5 De ondernemer bewaart de testuitslagen van de in het vierde lid bedoelde tests gedurende een periode van drie jaren op zijn bedrijf en legt, op verzoek van een ambtenaar, de desbetreffende uitslagen over.

Hoofdstuk 7. Schapen en geiten

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Afdeling 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 7.1

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Onverminderd artikel 1.1 wordt in dit hoofdstuk verstaan onder:

  • richtlijn 91/68/EEG: richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 januari 1991 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in schapen en geiten (PbEG L 46);

  • slachtschapen en -geiten: schapen en geiten, bestemd om hetzij rechtstreeks hetzij via een schapen- of geitenverzamelcentrum naar een slachthuis te worden geleid om daar te worden geslacht;

  • fokschapen en -geiten: schapen en geiten, bestemd om hetzij rechtstreeks hetzij via een schapenverzamelcentrum, voor fok- en gebruiksdoeleinden, naar de plaats van bestemming te worden vervoerd;

  • mestschapen en -geiten: schapen en geiten, bestemd om hetzij rechtstreeks hetzij via een geitenverzamelcentrum naar de plaats van bestemming te worden vervoerd, om te worden vetgemest voor de slacht;

  • schapenverzamelcentrum: schapenverzamelcentrum dat op grond van artikel 2.63, vierde lid, is erkend;

  • geitenverzamelcentrum: geitenverzamelcentrum dat op grond van artikel 2.63, vierde lid, is erkend;

  • handelaar: natuurlijke of rechtspersoon die al dan niet rechtstreeks dieren koopt en verkoopt voor handelsdoeleinden, die een omzetsnelheid heeft en die de dieren uiterlijk 29 dagen na aankoop doorverkoopt of verplaatst van de ene bedrijfsruimte naar de andere of rechtstreeks naar een slachthuis waarvan hij geen eigenaar is en die voldoet aan artikel 7.9.

Artikel 7.1a

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

De vervoerder van schapen of geiten voldoet aan van artikel 8 quater, eerste lid, onderdeel a, eerste gedachtestreepje, en derde lid, van richtlijn nr. 91/68/EEG.

Afdeling 2. Het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van schapen of geiten, bestemd voor een lid-staat

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 7.2

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Als bewijsstuk, bedoeld in artikel 2.4, eerste lid, onderdeel a, wordt met het oog op het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van een partij schapen of geiten, bestemd voor een lid-staat, vastgesteld het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 9 van richtlijn 91/68/EEG voor de desbetreffende soort schapen of geiten is voorgeschreven, met dien verstande dat voor het buiten Nederland brengen van een partij schapen of geiten, bestemd voor staten die partij zijn bij het EER-Verdrag, op vorenbedoeld gezondheidscertificaat niet behoeft te zijn aangegeven of de dieren afkomstig zijn uit of zijn aangekocht in derde landen.

Artikel 7.3

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Op grond van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.5, is gebleken dat voldaan wordt aan:

  • a. de artikelen 3, vijfde lid, 4, eerste, tweede en derde lid, 4 bis, eerste lid, en 4 ter, tweede en derde lid, van richtlijn 91/68/EEG;

  • b. bijlage A, hoofdstuk 1, punt D, van richtlijn 91/68/EEG, indien het fokschapen en -geiten of mestschapen en -geiten betreft die bestemd zijn om in een officieel brucellosevrije schapenhouderij of geitenhouderij, bedoeld in artikel 2, vierde lid, van richtlijn 91/68/EEG, te worden opgenomen;

  • c. bijlage A, hoofdstuk 2, punt D, van richtlijn 91/68/EEG, indien het fokschapen en -geiten of mestschapen en -geiten betreft die bestemd zijn om in een brucellosevrije schapenhouderij of geitenhouderij, bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van richtlijn 91/68/EEG, te worden te worden opgenomen;

  • d. artikel 6 van richtlijn 91/68/EEG, indien het fokschapen of -geiten betreft;

  • e. de algemene of aanvullende garanties, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van richtlijn 91/68/EEG;

  • f. voor zover van toepassing, de artikelen 4 ter, vierde lid, 4 quater, eerste, tweede en derde lid, onderdeel b, van richtlijn 91/68/EEG, indien het slachtschapen of -geiten betreft;

  • g. voor zover van toepassing, artikel 4 quater, derde lid, onderdeel a, van richtlijn 91/68/EEG, indien het slachtschapen betreft, met dien verstande dat:

    • 1. het verzamelcentrum, bedoeld in artikel 4 quater, derde lid, onderdeel a, van richtlijn 91/68/EEG, een schapenverzamelcentrum is;

    • 2. het officiële veterinaire document, bedoeld in artikel 4 quater, derde lid, onderdeel a, onder iii, van richtlijn 91/68/EEG, wordt afgegeven door de officiële dierenarts;

  • h. bijlage VIII, hoofdstuk A, afdeling A, onderdeel 4.1, onder a, van verordening (EG) nr. 999/2001, indien het fokschapen of -geiten betreft, bestemd voor lidstaten, bedoeld in dat onderdeel;

  • i. bijlage VIII, hoofdstuk A, afdeling A, onderdeel 4.1, onder b, van verordening (EG) nr. 999/2001 indien het schapen of geiten betreft, bestemd voor lidstaten, bedoeld in dat onderdeel.

Artikel 7.3a

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Onverminderd artikel 7.3 is op grond van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.5, gebleken dat:

  • a. indien de schapen of geiten verblijven op een schapen-, respectievelijk geitenverzamelcentrum:

    • de schapen of geiten voldoen aan artikel 8 bis, eerste lid, onderdeel e, van richtlijn 91/68/EG, en

    • hiervan aantekening is gemaakt in het gezondheidscertificaat, bedoeld in artikel 7.2;

  • b. indien de schapen of geiten aangekocht zijn bij een handelaar:

Artikel 7.4

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

De schapen of geiten behoeven niet in het kader van een programma tot uitroeiing van in bijlage B, rubriek I, van richtlijn 91/68/EEG genoemde ziekten te worden geruimd.

Artikel 7.5

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

De schapen en geiten zijn geïdentificeerd en geregistreerd overeenkomstig het bij of krachtens het Besluit identificatie en registratie van dieren bepaalde.

Afdeling 3. Het brengen in Nederland van schapen of geiten uit lid-staten

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 7.6

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Indien een partij is verzonden vanuit een lid-staat en bestemd is voor Nederland of een lid-staat, gaat zij vergezeld van het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 9 van richtlijn 91/68/EEG voor de desbetreffende soort schapen of geiten is voorgeschreven, met dien verstande dat:

  • a. voor het binnen Nederland brengen van een partij schapen of geiten, vanuit staten, niet zijnde lid-staten die partij zijn bij het EER-Verdrag, op vorenbedoeld gezondheidscertificaat niet behoeft te zijn aangegeven of de dieren afkomstig zijn uit of zijn aangekocht in derde landen;

  • b. wordt voldaan aan de algemene of aanvullende garanties, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van richtlijn 91/68/EEG;

  • c. voldaan wordt aan, voor zover van toepassing, artikel 4 ter, derde en vierde lid, artikel 4 quater, derde lid, onderdelen a en b, onder ii, van richtlijn 91/68/EEG en, indien het slachtschapen of -geiten betreft die via een schapen- of geitenverzamelcentrum worden vervoerd, aan artikel 4 quater, derde lid, onderdeel b, onder i, van richtlijn 91/68/EEG;

  • d. voldaan wordt aan bijlage VIII, hoofdstuk A, afdeling A, onderdeel 4.1, onderdeel a, van verordening (EG) nr. 999/2001, indien het fokschapen of -geiten betreft.

Artikel 7.6a

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Indien een partij schapen of geiten is bestemd voor Nederland of voor een lidstaat komt de partij tot de plaats van bestemming, respectievelijk tot de plaats waar de partij buiten Nederland wordt gebracht, geen enkel moment in aanraking met andere evenhoevige dieren die niet over dezelfde gezondheidsstatus beschikken.

Artikel 7.6b

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Een vervoerder van een partij schapen of geiten voldoet aan artikel 8 quater, eerste tot en met vierde lid, van richtlijn 91/68/EEG.

Afdeling 4. Het brengen in Nederland van schapen of geiten uit derde landen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 7.7

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Een partij schapen of geiten is afkomstig uit een derde land dat voorkomt op een krachtens artikel 3, eerste lid, van richtlijn 2004/68/EG vastgestelde lijst.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde derde land biedt de in artikel 7 van richtlijn 2004/68/EG gegeven garanties en de partij schapen of geiten voldoet, voor zover van toepassing, aan de krachtens artikel 6, eerste lid, van richtlijn 2004/68/EG vastgestelde veterinairrechtelijke voorschriften, tenzij krachtens artikel 8 van richtlijn 2004/68/EG specifieke bepalingen zijn vastgesteld, in welk geval die gelden.

  • 3 Een partij schapen of geiten gaat vergezeld van een veterinair certificaat als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van richtlijn 2004/68/EG.

  • 4 Een partij schapen of geiten voldoet, voor zover van toepassing, aan de krachtens artikel 13 van richtlijn 2004/68/EG vastgestelde uitvoeringsbepalingen.

  • 5 Een partij schapen of geiten voldoet, voor zover van toepassing, aan de voorwaarden van bijlage IX, hoofdstuk E, van verordening (EG) nr. 999/2001.

Afdeling 4a. In Nederland gebrachte schapen en geiten

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 7.7a

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Uit een derde land afkomstige, in Nederland gebrachte fokschapen en -geiten en mestschapen en -geiten, bestemd voor Nederland, worden rechtstreeks naar het bedrijf van bestemming vervoerd en aan het beslag op het bedrijf van bestemming toegevoegd.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde schapen en geiten mogen gedurende een periode van ten minste 30 dagen, te rekenen vanaf de dag waarop de schapen en geiten op het bedrijf van bestemming zijn binnengebracht, het bedrijf niet verlaten, behoudens de rechtstreekse afvoer naar een in Nederland gelegen slachthuis.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op schapen en geiten, afkomstig uit derde landen, die zijn bestemd voor dierentuinen, pretparken, wildparken en jachtgebieden.

Afdeling 5. Het slachten van in Nederland gebrachte slachtschapen en -geiten

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 7.8

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 In Nederland gebrachte slachtschapen of -geiten, bestemd voor Nederland, worden rechtstreeks vervoerd naar en geslacht in een slachthuis.

  • 2 In afwijking van het eerste lid mogen slachtschapen of -geiten afkomstig uit een lidstaat passeren via één schapen- of geitenverzamelcentrum, mits is voldaan aan artikel 4 quater, derde lid, onderdeel b, onder i, van richtlijn 91/68/EEG.

Afdeling 6. Handelaren in schapen en geiten

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 7.9

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Een handelaar wordt door de minister erkend indien:

    • voldaan is aan artikel 8 ter, eerste lid, onderdelen a en b, van richtlijn 91/68/EEG;

    • voor zover van toepassing, zijn bedrijfsruimte voldoet aan het tweede lid en aan artikel 8 ter, eerste lid, onderdeel c, tweede gedachtestreepje, van richtlijn 91/68/EEG.

Hoofdstuk 7a. Het brengen in Nederland uit derde landen van gaffelantilopen, herten, muskusherten, dwergherten, giraffen, okapi’s, eeltpotigen, nijlpaarden, pecari’s, neushoorns, tapirs, olifanten en holhoornigen niet zijnde runderen, geiten en schapen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 7a.1

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Een partij gaffelantilopen, herten, muskusherten, dwergherten, giraffen, okapi’s, eeltpotigen, nijlpaarden, pecari’s, neushoorns, tapirs, olifanten en holhoornigen niet zijnde runderen, geiten en schapen is afkomstig uit een derde land dat voorkomt op een krachtens artikel 3, eerste lid, van richtlijn 2004/68/EG vastgestelde lijst.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde derde land biedt de in artikel 7 van richtlijn 2004/68/EG gegeven garanties en de partij dieren, bedoeld in het eerste lid, voldoet, voor zover van toepassing, aan de krachtens artikel 6, eerste lid, van richtlijn 2004/68/EG vastgestelde veterinairrechtelijke voorschriften, tenzij krachtens artikel 8 van richtlijn 2004/68/EG specifieke bepalingen zijn vastgesteld, in welk geval deze gelden.

  • 3 Een partij dieren als bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van een veterinair certificaat als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van richtlijn 2004/68/EG.

  • 4 Een partij dieren als bedoeld in het eerste lid, voldoet, voor zover van toepassing, aan de krachtens artikel 13 van richtlijn 2004/68/EG vastgestelde uitvoeringsbepalingen.

Hoofdstuk 8. Andere dieren

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Afdeling 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 8.1

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Onverminderd artikel 1.1 wordt, voor zover niet uitdrukkelijk anders is bepaald, in dit hoofdstuk verstaan onder:

  • lagomorfen:

    lagomorfen die zijn bestemd voor een lid-staat die een gezondheidscertificaat als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van richtlijn 92/65/EEG eist;

Afdeling 2. Het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van dieren, bestemd voor een lid-staat

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 8.2

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Als bewijsstuk, bedoeld in artikel 2.4, onderdeel a, wordt met het oog op het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van apen, hoefdieren, bijen, honden, katten, fretten en lagomorfen bestemd voor een lid-staat vastgesteld:

  • a. het certificaat dat op grond van artikel 5, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG is voorgeschreven, indien het apen betreft;

  • b. het certificaat dat op grond van artikel 6, onderdeel A, eerste lid, onderdeel e, van richtlijn 92/65/EEG is voorgeschreven, indien het hoefdieren betreft;

  • c. het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 8, onderdeel b, van richtlijn 92/65/EEG is voorgeschreven, indien het bijen betreft;

  • d. het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 9, tweede lid, van richtlijn 92/65/EEG is voorgeschreven, indien het lagomorfen betreft, of;

  • e. het identificatiedocument en het certificaat, bedoeld in artikel 10, tweede lid, van richtlijn 92/65/EEG, indien het honden, katten of fretten betreft.

Artikel 8.3

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Op grond van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.5, is gebleken dat:

    • a. indien honden, katten, fretten en lagomorfen afkomstig zijn van een handelszaak die permanent of incidenteel deze dieren in zijn bezit heeft, deze handelszaak is geregistreerd overeenkomstig artikel 8.7, en

    • b. de apen, hoefdieren, bijen, honden, katten, fretten en lagomorfen afkomstig zijn van bedrijven of, indien het honden, katten en lagomorfen betreft, van handelszaken die voldoen aan artikel 4 van richtlijn 92/65/EEG.

  • 2 Onverminderd het eerste lid, is op grond van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.5, gebleken, dat:

    • a. indien het apen betreft, deze afkomstig zijn van een instelling, instituut of centrum dat is erkend overeenkomstig artikel 8.6 en bestemd zijn voor een door de bevoegde autoriteit van de lid-staat van bestemming overeenkomstig bijlage C van richtlijn 92/65/EEG erkende instelling, erkend instituut of erkend centrum en dat, in voorkomend geval, voldaan is aan de algemene of beperkte aanvullende garanties, bedoeld in artikel 14, tweede lid, en artikel 15, tweede lid, van richtlijn 92/65/EEG;

    • b. indien het hoefdieren betreft:

      • 1. de hoefdieren niet in het kader van een programma voor de uitroeiïng van een besmettelijke dierziekte dienen te worden geruimd;

      • 2. de hoefdieren niet zijn ingeënt tegen mond- en klauwzeer en, in voorkomend geval, voldoen aan de voorschriften die ter bestrijding van mond- en klauwzeer gelden;

      • 3. de hoefdieren afkomstig zijn van een bedrijf als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdelen b en c, van richtlijn 64/432/EEG, ten aanzien waarvan geen veterinairrechtelijke maatregelen ter uitvoering van richtlijn nr. 2003/85/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 september 2003 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van mond- en klauwzeer, tot intrekking van Richtlijn 85/511/EEG en van de Beschikkingen 89/531/EEG en 91/665/EEG, en tot wijziging van Richtlijn 92/46/EEG (PbEG L 306), Richtlijn 2001/89/EG van de Raad van 23 oktober 2001 betreffende maatregelen van de Gemeenschap ter bestrijding van klassieke varkenspest (PbEG L 316/5) of richtlijn 91/68/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 januari 1991 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in schapen en geiten (PbEG L 46) gelden, en waar deze dieren vanaf hun geboorte of gedurende de laatste 30 dagen voorafgaand aan de verzending permanent hebben verbleven;

      • 4. indien hoefdieren vanuit een derde land, al dan niet via het grondgebied van een lid-staat, in Nederland zijn gebracht:

        • -

          deze afkomstig zijn uit een derde land of een deel van een derde land, dat voor de betrokken diersoort is vermeld op de lijst van deel 1 van bijlage 1 bij verordening (EU) nr. 206/2010, met dien verstande dat, voor zover het niet-gedomesticeerde dieren betreft als bedoeld in artikel 1, derde alinea, van verordening (EU) nr. 206/2010, zij afkomstig zijn uit een derde land of een deel van een derde land van waaruit de lidstaat van bestemming de invoer toestaat;

        • -

          deze afkomstig zijn van een officieel tuberculosevrij en een officieel brucellosevrij of een brucellosevrij beslag als bedoeld in artikel 2 van richtlijn 64/432/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelverkeer in runderen en varkens (PbEG L 121) of in artikel 2 van richtlijn 91/68/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 28 januari 1991 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in schapen en geiten (PbEG L 46) en dat is voldaan aan artikel 3, tweede lid, onderdelen c, d, f, g en h van richtlijn 64/432/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (PbEG L 121) of aan de artikelen 7.3 en 7.4 van hoofdstuk 7 van deze regeling;

        • -

          deze, indien zij niet afkomstig zijn van een beslag als bedoeld in het eerste gedachtenstreepje, afkomstig zijn van een bedrijf waar gedurende de laatste 42 dagen voorafgaande aan de verzending van de dieren geen enkel geval van brucellose en tuberculose is geconstateerd en waar de herkauwers gedurende de laatste 30 dagen voorafgaande aan de verzending van de dieren negatief hebben gereageerd op een brucellose- en tuberculosetest conform de, voor zover van toepassing, krachtens artikel 6, onderdeel A, vierde lid, vastgestelde testvoorschriften en criteria dan wel, bij gebreke daaraan, de daarvoor geldende nationale voorschriften;

        • -

          in voorkomend geval, voldaan is aan de algemene of beperkte aanvullende garanties, bedoeld in artikel 14, tweede lid, en artikel 15, tweede lid, van richtlijn 92/65/EEG, of indien het hoefdieren, tevens zijnde suidae betreft, is gebleken dat:

        • -

          voldaan is aan artikel 6, onder A, derde lid, van richtlijn 92/65/EEG, met dien verstande dat de relevante veterinairrechtelijke eisen voor varkens van richtlijn 64/432/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelverkeer in runderen en varkens (PbEG L 121) als bedoeld in artikel 6, onder A, derde lid, onderdeel c, de voorschriften zijn zoals neergelegd in de artikelen 4.3 en 4.4 van hoofdstuk 4 van deze regeling;

    • c. indien het bijen betreft, deze niet afkomstig zijn uit:

      • -

        een gebied waarbinnen bestrijdingsmaatregelen vanwege amerikaans vuilbroed gelden;

      • -

        een gebied waarbinnen 30 dagen of korter geleden, voorafgaand aan de dag van afgifte van het gezondheidscertificaat, bedoeld in artikel 8.2, onderdeel c, dergelijke bestrijdingsmaatregelen van kracht zijn geweest, en, in voorkomend geval, is voldaan aan de algemene of beperkte aanvullende garanties, bedoeld in artikel 14, tweede lid, en artikel 15, tweede lid, van richtlijn 92/65/EEG;

    • d. indien het lagomorfen betreft, voldaan is aan artikel 9, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG, en, in voorkomend geval aan de algemene of beperkte aanvullende garanties, bedoeld in artikel 14, tweede lid, en artikel 15, tweede lid, van richtlijn 92/65/EEG, met dien verstande dat tevens voldaan is aan artikel 9, derde lid, van richtlijn 92/65/EEG, indien de lagomorfen voor Ierland of het Verenigd Koninkrijk zijn bestemd en door deze lid-staten de verklaring als bedoeld in dat artikellid wordt verlangd;

    • e. indien het honden, katten of fretten betreft, voldaan is aan artikel 10, tweede lid, van richtlijn 92/65/EG.

Afdeling 3. Het brengen in Nederland van dieren uit lid-staten

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 8.4

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Indien een partij is verzonden vanuit een lid-staat en bestemd is voor Nederland of een lid-staat, gaat zij vergezeld van:

    • a. het certificaat dat op grond van artikel 5, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG is voorgeschreven, indien het apen betreft;

    • b. het certificaat dat op grond van artikel 6, onderdeel A, eerste lid, onderdeel e, van richtlijn 92/65/EEG is voorgeschreven, indien het hoefdieren betreft;

    • c. het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 8, onderdeel b, van richtlijn 92/65/EEG is voorgeschreven, indien het bijen betreft;

    • d. het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 9, tweede lid, van richtlijn 92/65/EEG is voorgeschreven, indien het lagomorfen betreft, of

    • e. het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 10, tweede lid, van richtlijn 92/65/EEG is voorgeschreven, indien het honden, katten of fretten betreft.

  • 2 Indien het honden, katten of fretten betreft, voldoet de partij aan artikel 10, tweede lid, van richtlijn 92/65/EEG.

Afdeling 4. Het brengen in Nederland van dieren uit derde landen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 8.5

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 De partij dieren, niet zijnde dieren als bedoeld in bijlage I bij richtlijn 2004/68/EG, is verzonden vanuit een derde land of deel van een derde land dat voor de betrokken diersoort is vermeld op de lijst, bedoeld in artikel 17, tweede lid, onderdeel a, van richtlijn 92/65/EEG, dan wel indien die lijst voor de betrokken diersoort nog niet is vastgesteld, het brengen in Nederland van die dieren:

    • a. voor zover zij zijn bestemd voor Nederland, is toegestaan vanuit een derde land of een deel van een derde landop grond van de onderhavige regeling;

    • b. voor zover zij zijn bestemd voor een lidstaat, is toegestaan vanuit een derde land of een deel van een derde land waaruit de lidstaat de invoer toestaat.

  • 2 De partij dieren, niet zijnde dieren als bedoeld in bijlage I bij richtlijn 2004/68/EG, gaat vergezeld van het gezondheidscertificaat, bedoeld in artikel 17, tweede lid, onderdeel b, van richtlijn 92/65/EEG, dan wel indien dat gezondheidscertificaat voor de betrokken diersoort nog niet is vastgesteld, gaan de dieren vergezeld van:

    • a. voor zover zij zijn bestemd voor Nederland, een certificaat dat een verklaring bevat van de officiële dierenarts dat is voldaan aan hoofdstuk II van richtlijn 92/65/EEG, alsmede, indien het apen, hoefdieren, honden, katten en lagomorfen betreft, aan de voorschriften voor het brengen in Nederland van de betrokken dieren uit derde landen op grond van hoofdstuk 2 van de onderhavige regeling;

    • b. voor zover zij zijn bestemd voor een lidstaat, een certificaat dat een verklaring bevat van de officiële dierenarts dat is voldaan aan de voorschriften van de lidstaat van bestemming.

  • 3 Indien de partij dieren, niet zijnde dieren als bedoeld in bijlage I bij richtlijn 2004/68/EG, is bestemd voor Finland of Zweden, blijkt uit de in het tweede lid bedoelde certificaten dat de partij ten minste voldoet aan de voorschriften die gelden met betrekking tot de invoer van de betrokken dieren in Finland of Zweden uit lidstaten.

  • 4 Aan de partij landbouwhuisdieren, bedoeld in artikel 1 van richtlijn 96/22/EG, zijn geen stoffen toegediend, die ingevolge artikel 3, onderdeel a, van die richtlijn niet aan landbouwhuisdieren mogen worden toegediend, tenzij aan de voorwaarden ingevolge artikel 11 van genoemde richtlijn is voldaan.

  • 5 Dit artikel is niet van toepassing op het brengen in Nederland van bijen, hommels of vogels uit derde landen.

  • 6 Ten aanzien van honden, katten of fretten wordt, onverminderd het eerste en tweede lid, voldaan aan artikel 16, tweede en derde alinea, van richtlijn 92/65/EEG.

Afdeling 4a. Het brengen in Nederland van vogels uit derde landen

[Vervallen per 16-12-2007]

Afdeling 4b. Het brengen in Nederland van bijen en hommels uit derde landen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 8.5k

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 De partij bijen of hommels bevat per koninginnekast één koningin met maximaal twintig voedsters.

  • 2 De partij bijen of hommels is verzonden vanuit een derde land of een deel van een derde land, dat is vermeld op de lijst, artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van verordening (EU) nr. 206/2010.

  • 3 Ingeval de partij bijen of hommels afkomstig is uit een derde land is invoer alleen toegestaan indien op het volledige gebied van dat derde land een aangifteplicht bestaat voor Amerikaans vuilbroed, de kleine bijenkastkever en Tropilaelapsmijt.

  • 4 Ingeval de partij bijen of hommels afkomstig is uit een in artikel 7, tweede lid, van verordening (EU) nr. 206/2010 bedoeld derde land of gebied, is in afwijking van het derde lid alleen de invoer van partijen uit dat deel van het derde land toegestaan.

  • 5 De partij bijen of hommels gaat vergezeld van het gezondheidscertificaat, bedoeld in artikel 7, vierde lid, onderdeel a, van verordening (EU) nr. 206/2010, en voldoet aan de in het gezondheidscertificaat genoemde garanties.

  • 6 Na het vervoer naar de op het gezondheidscertificaat, bedoeld in het derde lid, aangegeven bestemming worden de kasten onder officieel toezicht van de NVWA geplaatst en worden de koninginnen overgebracht naar nieuwe kasten voordat ze in contact met plaatselijke volken worden gebracht.

  • 7 De kasten, de voedsters en het andere materiaal, die uit het derde land van oorsprong met de koninginnen zijn meegestuurd, worden voor onderzoek op de aanwezigheid van de kleine bijenkastkever en de Tropilaelapsmijt naar een laboratorium gestuurd.

  • 8 Na afronding van het onderzoek, bedoeld in het vijfde lid, worden de kasten, de voedsters en het andere materiaal vernietigd.

  • 9 Indien uit het onderzoek, bedoeld in het vijfde lid, een negatief resultaat blijkt, wordt het officiële toezicht, bedoeld in het vierde lid, beëindigd.

Artikel 8.5l

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 In afwijking van artikel 8.5k bevat een partij hommels per bergingsmiddel een enkel volk met maximaal 200 volwassen hommels.

  • 2 De partij hommels is verzonden vanuit een derde land of een deel van een derde land dat is vermeld op de lijst, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van verordening (EU) nr. 206/2010.

  • 3 De partij hommels gaat vergezeld van het gezondheidscertificaat, bedoeld in artikel 7, vierde lid, onderdeel a, van verordening (EU) nr. 206/2010, en voldoet aan de in het gezondheidscertificaat genoemde garanties.

  • 4 Gedurende of onmiddellijk na afloop van de levensduur van het volk wordt het bergingsmiddel en al het materiaal dat uit het derde land van oorsprong met de hommels is meegestuurd, vernietigd.

Afdeling 4c. In Nederland gebrachte dieren

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 8.5m

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Uit een derde land afkomstige, in Nederland gebrachte en voor Nederland bestemde slurfdieren of evenhoevigen, niet zijnde runderen, varkens, schapen of geiten, worden, voor zover zij kennelijk bestemd zijn voor fok-, gebruiks- of mestdoeleinden, rechtstreeks naar het bedrijf van bestemming vervoerd en aan het beslag van het bedrijf van bestemming toegevoegd.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde dieren mogen gedurende een periode van ten minste 30 dagen, te rekenen vanaf de dag waarop de dieren op het bedrijf van bestemming zijn binnengebracht, het bedrijf niet verlaten, behoudens de rechtstreekse afvoer naar een in Nederland gelegen slachthuis.

  • 3 Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op dieren als bedoeld in het eerste lid, die zijn bestemd voor dierentuinen, pretparken, wildparken en jachtgebieden.

Afdeling 4d. Het slachten van in Nederland gebrachte dieren

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 8.5n

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Uit een derde land afkomstige, in Nederland gebrachte en voor Nederland bestemde slurfdieren of evenhoevigen, niet zijnde runderen, varkens, schapen of geiten, worden, voor zover zij kennelijk bestemd zijn om te worden geslacht, rechtstreeks vervoerd naar het slachthuis van bestemming, waar zij binnen vijf werkdagen worden geslacht.

Afdeling 5. Erkenning van een instelling, instituut, centrum, quarantainevoorziening, quarantainestation en registratie van handelszaken.

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 8.6

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Een instelling, instituut of centrum wordt door de minister voor de toepassing van deze regeling erkend indien uit een door de keuringsdierenarts ingesteld onderzoek is gebleken dat de instelling, het instituut of het centrum voldoet aan bijlage C, punt 1 en 2, van richtlijn 92/65/EEG.

  • 2 Een erkenning als bedoeld in het eerste lid wordt door de minister voor bepaalde tijd ingetrokken in het geval, bedoeld in bijlage C, punt 6, onder a, van richtlijn 92/65/EEG.

  • 3 Een erkenning als bedoeld in het eerste lid wordt door de minister ingetrokken indien na aangifte van verdenking op een van de ziekten vermeld in de bijlagen A en B van richtlijn 92/65/EEG het laboratoriumonderzoek voor de verwekkers van vorenbedoelde ziekten positieve resultaten hebben gegeven.

  • 4 Een erkenning als bedoeld in het eerste lid wordt, nadat zij door de minister voor bepaalde tijd is ingetrokken, opnieuw verleend, indien na aangifte van verdenking op een van de ziekten vermeld in de bijlagen A en B van richtlijn 92/65/EEG het laboratoriumonderzoek voor de verwekkers van vorenbedoelde ziekten negatieve resultaten hebben gegeven.

  • 5 Een erkenning als bedoeld in het eerste lid wordt, nadat zij door de minister is ingetrokken, opnieuw verleend, indien na de uitroeiïng van de besmettingshaarden, opnieuw wordt voldaan aan punt 1, met uitzondering van onderdeel f, van bijlage C van richtlijn 92/65/EEG wordt voldaan.

Artikel 8.6a

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Dieren worden uitsluitend gebracht binnen of buiten erkende instellingen, instituten of centra als bedoeld in artikel 8.6, eerste lid, indien zij afkomstig zijn van onderscheidenlijk bestemd zijn voor andere erkende instellingen, instituten of centra.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kunnen dieren die niet afkomstig zijn van andere erkende instellingen, instituten of centra worden gebracht binnen erkende instellingen, instituten of centra, indien:

    • a. de dieren, niet zijnde apen, ten minste 30 dagen in quarantaine worden geplaatst voordat zij aan het bestaande dierenbestand worden toegevoegd, of

    • b. indien het apen betreft, een vergunning is aangevraagd en verkregen van de minister, en de quarantainevoorschriften, bedoeld in bijlage C, punt 3, tweede alinea, van richtlijn 92/65/EEG, in acht worden genomen.

  • 3 In afwijking van het eerste lid kunnen dieren, niet zijnde apen, worden gebracht buiten erkende instellingen, instituten of centra, indien zij:

    • a. niet bestemd zijn voor een lidstaat, of

    • b. bestemd zijn voor een lidstaat, en

      • 1°. niet vatbaar zijn voor de ziekten, genoemd in bijlage A of bijlage B, van richtlijn 92/65/EEG; of

      • 2°. vergezeld gaan van het certificaat, bedoeld in bijlage E van richtlijn 92/65/EEG, indien zij vatbaar zijn voor de ziekten, genoemd in bijlage A, of, indien de lidstaat van bestemming in aanmerking komt voor de garanties, bedoeld in de artikelen 14 en 15 van richtlijn 92/65/EEG, in bijlage B, van richtlijn 92/65/EEG.

  • 4 In afwijking van het eerste lid kunnen apen worden gebracht buiten erkende instellingen, instituten of centra, indien zij niet bestemd zijn voor een lidstaat.

Artikel 8.6b

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Een quarantainevoorziening als bedoeld in artikel 3, onderdeel e, van verordening (EU) nr. 139/2013 of quarantainestation als bedoeld in artikel 3, onderdeel f, van verordening (EU) nr. 139/2013 wordt op aanvraag door de minister voor de toepassing van deze regeling erkend indien uit een door de keuringsdierenarts ingesteld onderzoek is gebleken dat de quarantainevoorziening of het quarantainestation voldoet aan bijlage IV, hoofdstukken 1 en 2, van verordening (EU) nr. 139/2013.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde erkenning wordt door de minister ingetrokken indien niet langer wordt voldaan aan bijlage IV, hoofdstukken 1 en 2, van verordening (EU) nr. 139/2013.

Artikel 8.7

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 De minister houdt een register bij van handelszaken die permanent of incidenteel honden, katten, fretten of lagomorfen in zijn bezit heeft.

  • 2 Een handelszaak wordt slechts ingeschreven in het in het eerste lid bedoelde register, indien degene die voor deze handelszaak verantwoordelijk is:

    • a. een administratie voert waarin tenminste de leveringen van de honden, katten, fretten of lagomorfen en de verdere bestemming hiervan zijn vermeld en alle op die dieren betrekking hebbende bescheiden zijn opgenomen;

    • b. vorenbedoelde administratie tenminste drie jaren bewaart;

    • c. artikel 4 van richtlijn 92/65/EEG naleeft;

    • d. over voor het vervoer van de in het eerste lid bedoelde dieren geschikte vervoermiddelen beschikt.

  • 3 Indien de handelaar zich niet aan de in het tweede lid bedoelde voorschriften houdt, kan de minister beslissen dat zijn inschrijving in het in het eerste lid bedoelde register wordt doorgehaald dan wel niet wordt erkend.

Afdeling 6. Het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van vogels, nertsen, vossen, lagomorfen en dieren als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EG

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 8.8

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Indien vogels, lagomorfen die zijn bestemd voor een lid-staat, die geen gezondheidscertificaat als bedoeld in artikel 9, tweede lid, eist, alsmede nertsen en vossen afkomstig zijn van een handelszaak die permanent of incidenteel deze dieren in zijn bezit heeft, is deze handelszaak geregistreerd overeenkomstig artikel 8.7.

  • 2 Vogels, lagomorfen die zijn bestemd voor een lid-staat, die geen gezondheidscertificaat als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van richtlijn 92/65/EEG eist, alsmede nertsen en vossen zijn afkomstig van een bedrijf waarop regelmatig een controle door de ambtenaren wordt verricht, teneinde na te gaan of aan de onderhavige regeling wordt voldaan en dat voldoet aan artikel 4 van richtlijn 92/65/EEG.

  • 3 Vogels, niet zijnde papegaaiachtigen, vossen, nertsen en lagomorfen die zijn bestemd voor een lid-staat, die geen gezondheidscertificaat als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van richtlijn 92/65/EEG eist, gaan vergezeld van de verklaring, bedoeld in artikel 4, vierde gedachtenstreepje, van richtlijn 92/65/EEG.

  • 4 Papegaaiachtigen gaan vergezeld van het handelsdocument, bedoeld in artikel 7, onder A, tweede lid, onderdeel c, van richtlijn 92/65/EEG.

  • 6 De verklaring, bedoeld in het derde lid, het handelsdocument, bedoeld in het vierde lid, en het vervoersdocument, bedoeld in het vijfde lid, zijn opgesteld en afgegeven in overeenstemming met de regelgeving van de Raad van de Europese Unie of de Commissie van de Europese Gemeenschappen, volledig ingevuld, gedagtekend en ondertekend, terwijl de geldigheidsduur ervan niet is verstreken.

Artikel 8.9

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Indien het vogels betreft, bestemd voor een lid-staat, geldt dat:

    • a. de vogels afkomstig zijn van een bedrijf waar gedurende de laatste 30 dagen voorafgaande aan de verzending geen aviaire influenza is gediagnosticeerd;

    • b. de vogels afkomstig zijn van een bedrijf of uit een gebied ten aanzien waarvan geen beperkingen gelden uit hoofde van de maatregelen ter bestrijding van de ziekte van Newcastle;

    • c. indien het vogels betreft die vanuit een derde land, al dan niet via het grondgebied van een lid-staat, in Nederland zijn gebracht, de vogels overeenkomstig de door de Europese Commissie gestelde regels als bedoeld in artikel 66, tweede lid, van verordening (EU) 2017/625, in tijdelijke afzondering zijn geplaatst op het bedrijf waar zij na toelating in de gebieden waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is, zijn binnengebracht.

  • 2 Onverminderd het eerste lid, geldt indien het papegaaiachtigen betreft, bovendien dat:

    • a. de papegaaiachtigen niet afkomstig zijn van een bedrijf of in contact zijn geweest met dieren van een bedrijf waar op het tijdstip van verzending psittacose (Chlamydia psittaci) is gediagnosticeerd;

    • b. de papegaaiachtigen niet afkomstig zijn van een bedrijf of in contact zijn geweest met dieren van een bedrijf waar in een periode van twee maanden voorafgaand aan het tijdstip van verzending het laatste geval van psittacose (Chlamidia psittaci) is gediagnosticeerd en is behandeld overeenkomstig de voorschriften van de Commissie van de Europese Gemeenschappen of de Raad van de Europese Unie, bedoeld in artikel 7, onder A, tweede lid, onderdeel a, van richtlijn 92/65/EEG, voor zover die voorschriften zijn vastgesteld;

    • c. de papegaaiachtigen geïdentificeerd zijn overeenkomstig hetgeen hieromtrent in de beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen of de Raad van de Europese Unie, bedoeld in artikel 7, onder A, tweede lid, onderdeel b, van richtlijn 92/65/EEG is bepaald, met dien verstande dat zolang deze beschikking nog niet is vastgesteld, de papegaaiachtigen zodanig geïdentificeerd zijn dat het bedrijf van oorsprong of van tijdelijk verblijf is terug te vinden.

  • 3 Indien het nertsen en vossen betreft geldt, dat voldaan is aan artikel 10, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG en, indien het nertsen betreft, in voorkomend geval, aan de algemene of beperkte aanvullende garanties, bedoeld in artikel 14, tweede lid, en artikel 15, tweede lid, van richtlijn 92/65/EEG.

  • 4 Indien het lagomorfen betreft die zijn bestemd voor een lid-staat, die geen gezondheidscertificaat als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van richtlijn 92/65/EEG eist, geldt, dat wordt voldaan aan artikel 9, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG alsmede, in voorkomend geval, aan de algemene of beperkte aanvullende garanties, bedoeld in artikel 14, tweede lid, en artikel 15, tweede lid, van richtlijn 92/65/EEG.

  • 5 Indien het dieren als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG betreft, geldt dat zij afkomstig zijn van een instelling, instituut of centrum dat is erkend overeenkomstig artikel 8.6 en dat zij bestemd zijn voor een door de bevoegde autoriteit van het land van bestemming overeenkomstig bijlage C, van richtlijn 92/65/EEG erkende instelling, erkend instituut of erkend centrum.

Afdeling 7. Het brengen in Nederland van vogels, fretten, nertsen, vossen, lagomorfen en dieren als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 8.10

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Vogels, niet zijnde papegaaiachtigen, vossen, nertsen en lagomorfen die zijn bestemd voor Nederland of een lid-staat, die geen gezondheidscertificaat als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van richtlijn 92/65/EEG eist, gaan vergezeld van de verklaring, bedoeld in artikel 4, vierde gedachtenstreepje, van richtlijn 92/65/EEG.

  • 2 Papegaaiachtigen gaan vergezeld van het handelsdocument, bedoeld in artikel 7, onder A, tweede lid, onderdeel c, van richtlijn 92/65/EEG.

  • 4 De verklaring, bedoeld in het eerste lid, het handelsdocument, bedoeld in het tweede lid, en het vervoersdocument, bedoeld in het derde lid, zijn opgesteld en afgegeven in overeenstemming met de regelgeving van de Raad van de Europese Unie of de Commissie van de Europese Gemeenschappen, volledig ingevuld, gedagtekend en ondertekend, terwijl de geldigheidsduur ervan niet is verstreken.

Afdeling 9. Overig

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 8.17

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Ten aanzien van het buiten Nederland brengen van circusdieren, bestemd voor een lidstaat, en het vanuit een lidstaat binnen Nederland brengen van circusdieren, gelden in voorkomend geval de regels, gesteld bij krachtens artikel 23 van richtlijn 92/65/EEG vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregelen.

Hoofdstuk 9. Sperma

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Afdeling 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 9.1

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Onverminderd artikel 1.1. wordt in dit hoofdstuk verstaan onder:

richtlijn 88/407/EEG:

richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1988 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van runderen en de invoer daarvan (PbEG L 194);

richtlijn 90/429/EEG:

richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van varkens en de invoer daarvan (PbEG L 224);

richtlijn nr. 2003/43/EG:

richtlijn nr. 2003/43/EG van de Raad van de Europese Unie van 26 mei 2003 houdende wijziging van richtlijn 88/407/EEG tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in diepgevroren sperma van runderen en de invoer daarvan (PbEU L143);

rundersperma:

bewerkt of verdund ejaculaat van als landbouw-huisdier gehouden runderen dat, voor zover afkomstig uit lid-staten, na 31 december 1989 aldaar is verkregen en behandeld;

varkenssperma:

onbewerkt, bewerkt of verdund ejaculaat van als landbouwhuisdier gehouden varkens dat, voor zover afkomstig uit lid-staten, na 30 december 1991 is verkregen en behandeld;

sperma van schapen, geiten of paardachtigen:

onbewerkt, bewerkt of verdund ejaculaat van als huisdier gehouden schapen, geiten of paardachtigen;

instelling, instituut of centrum:

instelling, instituut of centrum als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, van richtlijn 92/65/EEG;

runderspermaopslagcentrum:

inrichting waar rundersperma wordt opgeslagen dat bestemd is voor kunstmatige inseminatie;

spermaopslagcentrum voor geiten, schapen en paardachtigen:

inrichting waar sperma van schapen, geiten of paardachtigen is opgeslagen dat bestemd is voor kunstmatige inseminatie.

Afdeling 2. Het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van sperma, bestemd voor een lid-staat

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 9.2

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Als bewijsstuk, bedoeld in artikel 2.4, onderdeel a, wordt met het oog op het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van een partij sperma, bestemd voor een lid-staat, vastgesteld:

  • a. het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 6, eerste lid, van richtlijn 88/407/EEG is voorgeschreven, indien het rundersperma betreft, met inachtneming van artikel 2, tweede lid, van richtlijn nr. 2003/43/EG;

  • b. het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 6, eerste lid, van richtlijn 90/429/EEG is voorgeschreven, indien het varkenssperma betreft, of

  • c. het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 11, tweede lid, vierde gedachtenstreepje, van richtlijn 92/65/EEG is voorgeschreven indien het sperma van schapen, geiten en paardachtigen betreft.

Artikel 9.3

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Op grond van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.5, is gebleken dat voldaan wordt aan:

  • a. artikel 3, onderdelen b en c, van richtlijn 88/407/EEG, indien het rundersperma betreft, met inachtneming van artikel 2, tweede lid, van richtlijn nr. 2003/43/EG;

  • b. artikel 3, onderdelen b en c, van richtlijn 90/429/EEG, indien het varkenssperma betreft;

  • c. artikel 11, tweede lid, tweede en derde gedachtestreepje, en derde lid, tweede alinea van richtlijn 92/65/EEG, indien het sperma van paardachtigen betreft, of

  • d. artikel 11, tweede lid, tweede en derde gedachtestreepje, en derde lid, tweede alinea van richtlijn 92/65/EEG en bijlage VIII, hoofdstuk A, afdeling A, onderdeel 4.2, van verordening (EG) nr. 999/2001, indien het sperma van schapen of geiten betreft.

Artikel 9.4

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Onverminderd artikel 9.3 is op grond van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.5, gebleken dat:

Afdeling 3. Het brengen in Nederland van sperma uit lid-staten

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 9.5

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Indien een partij die is verzonden vanuit een lid-staat en bestemd is voor Nederland of een lid-staat, gaat zij vergezeld van:

    • a. het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 6, eerste lid, van richtlijn 88/407/EEG is voorgeschreven, indien het rundersperma betreft, met inachtneming van artikel 2, tweede lid, van richtlijn nr. 2003/43/EG;

    • b. het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 6, eerste lid, van richtlijn 90/429/EEG is voorgeschreven, indien het varkenssperma betreft, of

    • c. het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 11, tweede lid, vierde gedachtenstreepje, van richtlijn 92/65/EEG is voorgeschreven indien het sperma van schapen, geiten en paardachtigen betreft.

  • 2 De partij voldoet aan bijlage VIII, hoofdstuk A, afdeling A, onderdeel 4.2, van verordening (EG) nr. 999/2001, indien het sperma van schapen of geiten betreft.

Afdeling 4. Het brengen in Nederland van sperma uit derde landen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 9.6

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 De partij is verzonden vanuit een derde land of een deel van een derde land, dat is vermeld op de lijst:

    • a. bedoeld in artikel 8, eerste lid, van richtlijn 88/407/EEG, indien het rundersperma betreft;

    • b. bedoeld in artikel 7, eerste lid, van richtlijn 90/429/EEG, indien het varkenssperma betreft;

    • c. die voor sperma van paardachtigen is vastgesteld in bijlage I bij uitvoeringsverordening (EU) 2018/659, als de zending voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 4 van uitvoeringsverordening (EU) 2018/659, of

    • d. bedoeld in artikel 17, tweede lid, onderdeel a, van richtlijn 92/65/EEG, indien het sperma van schapen of geiten betreft, met dien verstande dat, indien vorenbedoelde lijst nog niet is vastgesteld, de partij uit geen enkel derde land mag zijn verzonden, indien zij voor Nederland is bestemd, en de partij is verzonden vanuit een derde land of een deel van een derde land, van waaruit de lid-staat van bestemming de invoer toestaat, indien zij voor een lid-staat is bestemd.

  • 2 De partij is afkomstig van een spermacentrum, een spermaopslagcentrum of een erkend centrum, erkende instelling, erkend instituut of erkend winstation dat is vermeld op de lijst, bedoeld in:

  • 3 De partij gaat vergezeld van het gezondheidscertificaat dat op grond van:

    • a. artikel 11 van richtlijn 88/407/EEG is voorgeschreven, indien het rundersperma betreft;

    • b. artikel 10 van richtlijn 90/429/EEG is voorgeschreven, indien het varkenssperma betreft, of

    • c. artikel 17, tweede lid, onderdeel b, van richtlijn 92/65/EEG is voorgeschreven, indien het sperma van schapen, geiten of paardachtigen betreft.

  • 4 De partij voldoet aan:

    • a. de voorschriften die voor sperma van paardachtigen zijn vastgelegd in het gezondheidscertificaat, bedoeld in het derde lid, aanhef en onderdeel c, en in voorkomend geval overige krachtens artikel 17, derde lid, artikel 18, eerste lid, en artikel 19 van richtlijn 92/65/EEG vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregelen, indien het sperma van paardachtigen betreft, of

    • b. bijlage IX, Hoofdstuk H, van verordening (EG) nr. 999/2001 en in voorkomend geval overige krachtens artikel 17, derde lid, artikel 18, eerste lid, en artikel 19 van richtlijn 92/65/EEG vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregelen, indien het sperma van schapen of geiten betreft;

    • c. de voorschriften, opgenomen in artikel 10 van richtlijn 88/407/EEG en in voorkomend geval in de krachtens dat artikel vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregelen, indien het rundersperma betreft;

    • d. de voorschriften, opgenomen in artikel 9 van richtlijn 90/429/EEG en in voorkomend geval in de krachtens dat artikel vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregelen, indien het varkenssperma betreft.

Afdeling 5. Het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van sperma van schapen, geiten of paardachtigen als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn nr. 92/65/EEG

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 9.7

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Sperma van schapen, geiten of paardachtigen als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG:

  • a. gaat vergezeld van het vervoersdocument, dat op grond van artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG is voorgeschreven;

  • b. is afkomstig van een instelling, instituut of centrum dat is erkend overeenkomstig artikel 9.11 en is bestemd voor een door de bevoegde autoriteit van het land van bestemming overeenkomstig bijlage C van richtlijn 92/65/EEG erkende instelling, erkend instituut of erkend centrum.

Afdeling 6. Het brengen in Nederland van sperma van schapen, geiten of paardachtigen als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 9.8

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Sperma van schapen, geiten of eenhoevige dieren als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG gaat vergezeld van het in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG bedoelde vervoersdocument.

  • 2 De documenten, bedoeld in het eerste lid, zijn opgesteld en afgegeven in overeenstemming met de regelgeving van de Raad van de Europese Unie of de Europese Commissie, volledig ingevuld, gedagtekend en ondertekend, terwijl de geldigheidsduur ervan niet is verstreken.

Afdeling 7. Tijdelijke afzondering en terugzending van de partij en erkenning van spermacentra, wincentra, winstations en opslagcentra

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 9.9

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Indien rundersperma of varkenssperma bestemd is voor Nederland dan wel een lid-staat en ervan wordt verdacht te zijn aangetast door of te zijn besmet met ziektekiemen, worden teneinde met zekerheid vast te stellen of het verdachte sperma al dan niet is aangetast door of besmet met ziektekiemen, door de minister de nodige maatregelen genomen die afzondering van het sperma kunnen inhouden.

  • 2 In het in het eerste lid bedoelde geval staat de minister, voor zover daartegen uit oogpunt van de diergezondheid geen bezwaren bestaan, op verzoek van de afzender of diens gemachtigde, toe, dat het sperma wordt teruggezonden, met dien verstande dat voor zover het rundersperma of diepgevroren varkenssperma betreft betreft binnen 30 dagen en indien het vers varkenssperma betreft binnen 24 uur na het betreffende besluit dient te blijken dat de bevoegde instantie van het land van verzending de terugzending toestaat.

  • 3 Het sperma dient gedurende de in het tweede lid bedoelde periode op een door de minister te bepalen wijze te worden opgeslagen.

  • 4 Indien de terugzending van het sperma niet binnen de in het tweede lid bedoelde tijdsduur wordt toegestaan, wordt, indien de minister hiertoe besluit het sperma vernietigd.

Artikel 9.10

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Een spermacentrum wordt door de minister voor de toepassing van deze regeling erkend indien:

    • a. uit een door de keuringsdierenarts ingesteld onderzoek is gebleken dat:

      • het spermacentrum voldoet aan bijlage D van richtlijn 92/65/EEG en aan de ter uitvoering van deze richtlijn krachtens artikel 15 van het Besluit eisen dierlijk sperma en spermawincentra gestelde regels, indien het sperma van paardachtigen betreft, of

      • het spermacentrum voldoet aan bijlage D van richtlijn 92/65/EEG, indien het sperma van schapen en geiten betreft, en

    • b. de keuringsdierenarts in verband met het door hem uit te oefenen toezicht op de naleving van onderdeel a, praktisch in de gelegenheid wordt gesteld de werkzaamheden van de spermacentra te controleren.

  • 2 Aan een erkend spermacentrum wordt in verband met de erkenning een registratienummer toegekend.

Artikel 9.10a

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Een runderspermaopslagcentrum wordt door de minister erkend, indien uit een door de keuringsdierenarts ingesteld onderzoek is gebleken, dat het runderspermaopslagcentrum voldoet aan Bijlage A, Hoofdstuk I, punt 2, en Hoofdstuk II, punt 2, de overige relevante bepalingen van richtlijn 88/407/EEG en artikel 9.10b.

  • 2 Een spermaopslagcentrum voor geiten, schapen of paardachtigen wordt door de minister erkend, indien uit een door de keuringsdierenarts ingesteld onderzoek is gebleken, dat het spermaopslagcentrum voldoet aan Bijlage D, Hoofdstuk 1, onderdeel I, subonderdeel 2 en Hoofdstuk 1, onderdeel II, subonderdeel 2, de overige relevante bepalingen van richtlijn 92/65/EEG en artikel 9.10 b.

  • 3 Een aanvraag tot erkenning wordt ingediend bij de minister.

  • 4 Bij een aanvraag om erkenning van een spermaopslagcentrum worden de volgende gegevens verstrekt:

    • a. de naam, het adres en de vestigingsplaats van het spermaopslagcentrum;

    • b. een plattegrond van het spermaopslagcentrum, waarbij de functies van de verschillende ruimten binnen het centrum zijn aangegeven;

    • c. de naam van de dierenarts van het spermaopslagcentrum.

  • 5 Aan een erkend spermaopslagcentrum wordt door de minister in verband met de erkenning een registratienummer toegekend.

  • 6 Als in een spermaopslagcentrum voor geiten, schapen of paardachtigen niet uitsluitend sperma van één diersoort, dat is gewonnen in overeenkomstig artikel 9.10, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 3, erkende spermacentra, wordt opgeslagen, of als er overeenkomstig richtlijn 92/65/EEG embryo’s worden opgeslagen, wordt aan het spermaopslagcentrum voor elke diersoort waarvan sperma in het centrum wordt opgeslagen een apart nummer toegekend.

Artikel 9.10b

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Ten behoeve van het toezicht, bedoeld in Bijlage A, Hoofdstuk II, punt 2, van richtlijn 88/407/EEG en in Bijlage D, Hoofdstuk I, onderdeel II, subonderdeel 2, van richtlijn 92/65/EEG, voorziet de eigenaar of exploitant van een runderspermaopslagcentrum of spermaopslagcentrum geiten, schapen of paardachtigen dan wel diens vertegenwoordiger in het opstellen van:

    • a. voorschriften inzake:

      • de reiniging en ontsmetting van de apparatuur die in contact komt met sperma;

      • de herkomst van sperma;

      • het opslaan van sperma;

      • de reiniging en ontsmetting van de in het zesde lid bedoelde ruimten en voorzieningen;

      • de toegang tot de in het zesde lid bedoelde ruimten, en

      • de wijze van kleding van het personeel;

    • b. een protocol, waarin voor de in het zevende lid bedoelde ruimten en voorzieningen, de werkprocessen chronologisch en gedetailleerd beschreven zijn, en

    • c. een kwaliteitsbeheersingsplan, waarin ter waarborging van een correcte uitvoering en registratie van de in onderdeel b bedoelde processen, de in acht te nemen werkwijzen chronologisch en gedetailleerd zijn vastgelegd.

  • 2 De eigenaar of exploitant van een spermaopslagcentrum dan wel diens vertegenwoordiger zorgt dat het personeel zijn werkzaamheden verricht overeenkomstig de wettelijke bepalingen en de daarop gebaseerde interne procedures en voorschriften, draagt er zorg voor dat de dierenarts van het centrum toeziet op een correcte uitvoering van de werkzaamheden door het personeel en geeft de dierenarts van het centrum de hiervoor benodigde instructies.

  • 3 Van permanent toezicht van een dierenarts van het spermaopslagcentrum als bedoeld in Bijlage A, Hoofdstuk I, punt 2, onderdeel a, van richtlijn 88/408/EEG of in Bijlage D, Hoofdstuk I, onderdeel I, subonderdeel 2, punt b, van richtlijn 92/65/EEG is sprake, indien die dierenarts overeenkomstig de krachtens dit artikel goedgekeurde procedures en protocollen erop toeziet, dat de voorschriften van richtlijn 88/407/EEG onderscheidenlijk van richtlijn 92/65/EEG in acht worden genomen en dat door betrokkenen de krachtens het derde lid goedgekeurde procedures en protocollen correct worden uitgevoerd.

  • 4 Aan Bijlage A, hoofdstuk I, punt 2, onderdeel b, van richtlijn 88/407/EEG en Bijlage D, Hoofdstuk I, onderdeel 1, subonderdeel 2, punt d, van richtlijn 92/65/EEG is voldaan, indien het spermaopslagcentrum zodanig is ingericht dat vrije toegang tot het spermaopslagcentrum niet mogelijk is.

  • 5 De eigenaar of exploitant van een spermaopslagcentrum dan wel diens vertegenwoordiger draagt ervoor zorg dat het personeel zich kleedt met schone bedrijfskleding voordat het de opslag- of distributieruimte betreedt.

  • 6 Aan Bijlage A, Hoofdstuk I, punt 2, onderdeel c, van richtlijn 88/407/EEG en Bijlage D, Hoofdstuk I, onderdeel I, subonderdeel 2, punt e, van richtlijn 92/65/EEG is voldaan, indien het spermaopslagcentrum de beschikking heeft over:

    • a. een voorziening voor de reiniging en ontsmetting van de gebruikte materialen;

    • b. een voorziening voor de opslag van kleding alsmede voor de bij de opslag van sperma te gebruiken materialen;

    • c. een ruimte voor de opslag en distributie van sperma, die op efficiënte wijze van de overige ruimten binnen het opslagcentrum is geïsoleerd.

  • 7 Het spermaopslagcentrum beschikt ten behoeve van het toezicht, bedoeld in Bijlage A, Hoofdstuk II, punt 2, onderdeel a, van richtlijn 88/407/EEG of Bijlage D, Hoofdstuk I, onderdeel I, subonderdeel 2, punt b, van richtlijn 92/65/EEG, over een door de keuringsdierenarts vanuit één plaats op het spermaopslagcentrum te raadplegen register dat dagelijks wordt bijgehouden en dat zodanig is ingericht, dat daaruit te allen tijde de in Bijlage A, Hoofdstuk II, punt, onderdeel a, van richtlijn 88/407/EEG onderscheidenlijk de in Bijlage D, Hoofdstuk I, onderdeel II, subonderdeel 2, punt 2.1 c), van richtlijn 92/65/EEG genoemde gegevens op eenvoudige wijze kunnen worden afgeleid. De gegevens worden bewaard gedurende de aanwezigheid van het sperma op het spermaopslagcentrum en tot drie jaar nadat het sperma van het spermaopslagcentrum is afgevoerd.

  • 8 Ten behoeve van het toezicht, bedoeld in Bijlage A, Hoofdstuk II, punt 2, onderdeel e, onder vi, van richtlijn 88/407/EEG en in Bijlage D, Hoofdstuk I, onderdeel II, subonderdeel 2, punt 2.2 f), van richtlijn 92/65/EEG, zijn op de verpakking van elke afzonderlijke dosis sperma onuitwisbaar de navolgende gegevens vermeld:

  • 9 Het in een runderspermaopslagcentrum opgeslagen rundersperma voldoet aan Bijlage A, Hoofdstuk I, punt 2, en Hoofdstuk II, punt 2, en Bijlage C van richtlijn 88/407/EEG. Het in een spermaopslagcentrum voor geiten, schapen of paarden opgeslagen sperma voldoet aan Bijlage D, Hoofdstuk I, onderdeel I, subonderdeel 2 alsmede Hoofdstuk I, onderdeel II, subonderdeel 2 en Hoofdstuk III, onderdeel I.

Artikel 9.10c

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 De keuringsdierenarts is belast met de in Bijlage A, Hoofdstuk II, punt 2, onderdeel b, van richtlijn 88/407/EEG en de in Bijlage D, Hoofdstuk I, onderdeel II, subonderdeel 2, punt 2.4, van richtlijn 92/65/EEG bedoelde controle.

  • 2 De eigenaar of de exploitant van een spermaopslagcentrum dan wel diens vertegenwoordiger draagt er zorg voor dat de keuringsdierenarts alle medewerking wordt verleend die deze redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taken in het kader van de in het eerste lid bedoelde controle noodzakelijk acht en dat diens aanwijzingen ter zake door de dierenarts en het personeel van het centrum worden opgevolgd.

  • 3 De minister trekt de verleende erkenning in, indien de keuringsdierenarts heeft geconstateerd dat de in artikel 9.10a, eerste lid, bedoelde voorschriften niet worden nageleefd dan wel dat niet voldaan wordt aan het tweede of zesde lid, doch niet dan nadat gedurende een redelijke termijn gelegenheid is gegeven de voor het behoud van de erkenning noodzakelijke voorzieningen te treffen.

  • 4 Indien de erkenning ingevolge dit artikel is ingetrokken, kan de minister gelasten dat het in de door hem vast te stellen periode direct voorafgaand aan de intrekking opgeslagen sperma, in tijdelijke afzondering wordt geplaatst dan wel wordt vernietigd, met inachtneming van diens aanwijzingen, zonder vergoeding van Staatswege en voor rekening van de exploitant van het spermaopslagcentrum.

  • 5 Voor een spermaopslagcentrum waarvan de erkenning is ingetrokken of waarvan een aanvraag voor het verlenen van de erkenning is afgewezen, worden bij een hernieuwde erkenningsaanvraag de gegevens, bedoeld in artikel 9.10a, derde lid, opnieuw verstrekt en wordt tevens aangetoond dat de omstandigheden welke tot de intrekking dan wel de afwijzing hebben geleid, zijn opgeheven.

  • 6 Een erkend spermaopslagcentrum stelt de minister in kennis van elke wijziging van de bij de oorspronkelijke aanvraag verstrekte gegevens.

Artikel 9.10d

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Bij de aanvraag tot erkenning van een spermacentrum voor schapen of geiten worden de volgende gegevens verstrekt:

    • a. de naam, het adres en de vestigingsplaats van het spermacentrum;

    • b. het aan het spermacentrum krachtens het Besluit identificatie en registratie van dieren uitgegeven uniek bedrijfsnummer;

    • c. een plattegrond van kadastrale eenheden waarop het spermacentrum is gesitueerd, waarbij is aangegeven:

      • de afscheiding ten opzichte van de directe omgeving;

      • de afstand en de aard van de omliggende bedrijven, en

      • de ligging van de in Bijlage D, Hoofdstuk I, onderdeel I, subonderdeel 1, punt 1.2, van richtlijn 92/65/EEG, bedoelde ruimten en voorzieningen;

    • d. voor zover de in het vorige onderdeel, bedoelde voorzieningen niet zijn gelegen op de kadastrale eenheden waarop het spermacentrum is gesitueerd, de naam, het adres en de vestigingsplaats van deze voorzieningen, en

    • e. de naam van de dierenarts van het spermacentrum.

  • 3 De minister trekt de verleende erkenning in, indien de keuringsdierenarts heeft geconstateerd dat de in artikel 9.10, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 3, bedoelde voorschriften niet worden nageleefd dan wel dat niet voldaan wordt aan artikel 9.10e of aan het vijfde lid, doch niet dan nadat gedurende een redelijke termijn gelegenheid is gegeven de voor het behoud van de erkenning noodzakelijke voorzieningen te treffen.

  • 4 Een spermacentrum voor schapen of geiten waarvan de erkenning werd ingetrokken of waarvan een aanvraag voor het opnieuw verlenen van de erkenning werd afgewezen en dat weer voor erkenning in aanmerking wenst te komen, moet opnieuw een aanvraag indienen, de gegevens, bedoeld in het eerste lid opnieuw verstrekken en tevens kunnen aantonen, dat de omstandigheden welke tot de intrekking dan wel de afwijzing hebben geleid, zijn opgeheven.

  • 5 Een erkend spermacentrum voor schapen of geiten stelt de minister in kennis van elke wijziging van de bij de oorspronkelijke aanvraag verstrekte gegevens.

Artikel 9.10e

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Ten behoeve van het toezicht, bedoeld in Bijlage D, Hoofdstuk I, onderdeel II, van richtlijn 92/65/EEG, heeft de eigenaar of exploitant van een spermacentrum voor schapen of geiten dan wel diens vertegenwoordiger voorzien in het opstellen van:

    • a. voorschriften inzake:

      • de reiniging en ontsmetting van de apparatuur die bij het verkrijgen en behandelen in contact komt met het sperma of met het donordier;

      • het winnen, bewerken en opslaan van sperma;

      • de reiniging en ontsmetting van de in Bijlage D, Hoofdstuk I, onderdeel I, van richtlijn 92/65/EEG, bedoelde ruimten en voorzieningen;

      • de toegang tot de in Bijlage D, Hoofdstuk I, onderdeel I, van richtlijn 92/65/EEG, bedoelde werkruimten, en

      • de wijze van kleding van personeel en bezoekers;

    • b. een productieprotocol, waarin voor de in Bijlage D, Hoofdstuk I, onderdeel I, van richtlijn 92/65/EEG, bedoelde ruimten en voorzieningen, de productieprocessen chronologisch en gedetailleerd beschreven zijn, en

    • c. een kwaliteitsbeheersingsplan, waarin ter waarborging van een correcte uitvoering en registratie van de in onderdeel b bedoelde productieprocessen, de in acht te nemen werkwijzen chronologisch en gedetailleerd zijn vastgelegd.

  • 2 De eigenaar of de exploitant van een spermacentrum voor schapen of geiten dan wel diens vertegenwoordiger zorgt dat het personeel zijn werkzaamheden verricht overeenkomstig de wettelijke bepalingen en daarop gebaseerde interne procedures en voorschriften, draagt er zorg voor dat de dierenarts van het spermacentrum toeziet op een correcte uitvoering van de werkzaamheden door het personeel en geeft de dierenarts van het spermacentrum de hiervoor benodigde instructies.

  • 3 Van toezicht van een dierenarts van het spermacentrum als bedoeld in Bijlage D, Hoofdstuk I, onderdeel I, subonderdeel 1, punt 1.2, van richtlijn 92/65/EEG is sprake, indien die dierenarts overeenkomstig de krachtens dit artikel vastgestelde procedures en protocollen erop toeziet dat de voorschriften bedoeld in artikel 9.10, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 3, in acht worden genomen en dat door betrokkenen de krachtens het eerste lid vastgestelde procedures en protocollen correct worden uitgevoerd.

  • 4 Het spermacentrum voor schapen of geiten beschikt ten behoeve van het toezicht, bedoeld in Bijlage D, Hoofdstuk I, onderdeel II, subonderdeel 1, punt 1.2, van richtlijn 92/65/EEG, over een door de keuringsdierenarts vanuit één plaats op het spermacentrum te raadplegen register dat dagelijks wordt bijgehouden en dat zodanig is ingericht, dat daaruit te allen tijde op eenvoudige wijze met betrekking tot elk dier kan worden afgeleid:

    • a. het ras;

    • b. de geboortedatum;

    • c. het identificatienummer;

    • d. de gegevens inzake de uitgevoerde vaccinaties;

    • e. de gegevens uit het ziekte/gezondheidsdossier;

    • f. de datum van toelating op het spermacentrum;

    • g. het beslag of het bedrijf van herkomst;

    • h. de verplaatsingen, onder vermelding van de datum van aankomst in of vertrek uit het spermacentrum, en

    • i. de gegevens, waaronder de laboratoriumuitslagen, onder vermelding van de datum, betreffende in Bijlage D, Hoofdstuk II, onderdeel II, van richtlijn 92/65/EEG voorgeschreven tests.

  • 5 De in het vierde lid bedoelde gegevens worden 3 jaar bewaard.

  • 6 Aan Bijlage D, Hoofdstuk I, onderdeel II, subonderdeel 1, punt 1.2, onderdeel h, van richtlijn 92/65/EEG is voldaan, indien op de verpakking van iedere dosis sperma onuitwisbaar de navolgende gegevens zijn vermeld:

    • a. de datum waarop het sperma is verkregen;

    • b. de identiteit van de ram of de bok waarvan het sperma is gewonnen, en

    • c. het registratienummer van het spermacentrum.

  • 7 De eigenaar of exploitant van een spermacentrum voor schapen of geiten dan wel diens vertegenwoordiger beschikt over een vanuit één plaats op het spermacentrum te raadplegen register, dat dagelijks wordt bijgehouden en dat zodanig is ingericht, dat daaruit op elk moment op eenvoudige wijze met betrekking elke winning kan worden afgeleid:

    • a. het aan de winning toegekende identificatienummer;

    • b. de datum van de winning en behandeling;

    • c. de eventuele calamiteiten die zich bij de winning hebben voorgedaan.

    • d. het identificatienummer van de ram of de bok waarvan het sperma is gewonnen, en

    • e. het aantal doses waarin de winning is verdeeld.

    De gegevens worden bewaard tot drie jaar nadat de laatste dosis van de betrokken winning van het spermacentrum is afgevoerd.

  • 8 De eigenaar of de exploitant van een spermacentrum voor schapen of geiten dan wel diens vertegenwoordiger beschikt over een administratie waarmee de keuringsdierenarts op elk moment een overzicht kan worden geboden van het sperma dat in het spermacentrum gewonnen dan wel opgeslagen is, en die de tracering van contacten tussen het spermacentrum met inseminatoren, dierenartsen, vervoerders, handelaren en gebruikers van het sperma inzichtelijk maakt.

  • 9 De in het zevende lid bedoelde administratie is zodanig ingericht, dat daaruit op elk moment op eenvoudige wijze met betrekking tot elke transactie kan worden afgeleid:

    • a. de datum van de transactie;

    • b. het identificatienummer van het betrokken sperma;

    • c. het ontvangen of afgeleverde aantal doses sperma;

    • d. naam en adres van de ontvanger of de leverancier;

    • e. het spermacentrum waar het sperma gewonnen is, en

    • f. indien het buiten Nederland gewonnen sperma betreft, het nummer van het gezondheidscertificaat, bedoeld in artikel 9.5, onderdeel c, of in artikel 9.6, derde lid, onderdeel c, alsmede de datum waarop dit sperma binnen Nederland is gebracht.

  • 10 Voor zover het sperma op het spermacentrum is geïnsemineerd, is de in het zevende lid bedoelde administratie is zodanig ingericht, dat daaruit op elk moment op eenvoudige wijze met betrekking tot elke inseminatie kan worden afgeleid:

    • a. de datum van de inseminatie;

    • b. het identificatienummer van het betrokken sperma, en

    • c. het identificatienummer van het geïnsemineerde dier.

  • 11 De in het negende en tiende lid bedoelde gegevens worden bewaard tot drie jaar nadat het betrokken sperma van het spermacentrum is afgevoerd respectievelijk op het spermacentrum is geïnsemineerd.

Artikel 9.11

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Een instelling, instituut of centrum wordt door de minister voor de toepassing van deze regeling erkend indien uit een door de keuringsdierenarts ingesteld onderzoek is gebleken dat de instelling, het instituut of het centrum voldoet aan bijlage C, punt 1 en 2, en aan artikel 13, tweede lid, onderdeel a van richtlijn 92/65/EEG.

  • 2 Een erkenning als bedoeld in het eerste lid wordt door de minister voor bepaalde tijd ingetrokken in het geval, bedoeld in bijlage C, punt 3, onder a, van richtlijn 92/65/EEG.

  • 3 Een erkenning als bedoeld in het eerste lid wordt door de minister ingetrokken, indien na aangifte van verdenking op één van de ziekten vermeld in de bijlagen A en B van richtlijn 92/65/EEG het laboratoriumonderzoek voor de verwekkers van vorenbedoelde ziekten positieve resultaten hebben gegeven.

  • 4 Een erkenning als bedoeld in het eerste lid wordt, nadat zij door de minister voor bepaalde tijd is ingetrokken, opnieuw verleend, indien na aangifte van verdenking op een van de ziekten vermeld in de bijlagen A en B van richtlijn 92/65/EEG het laboratoriumonderzoek voor de verwekkers van vorenbedoelde ziekten negatieve resultaten hebben gegeven.

  • 5 Een erkenning als bedoeld in het eerste lid wordt, nadat zij door de minister is ingetrokken, opnieuw verleend, indien na de uitroeiing van de besmettingshaarden, opnieuw wordt voldaan aan punt 1, met uitzondering van onderdeel f, van bijlage C van richtlijn 92/65/EEG.

Artikel 9.12

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Een quarantainevoorziening voor donorrammen en donorbokken als bedoeld in bijlage D, hoofdstuk II, onderdeel II, subonderdeel 1 van richtlijn 92/65/2010, wordt door de minister voor de toepassing van deze regeling erkend indien uit een door de keuringsdierenarts ingesteld onderzoek is gebleken dat de voorziening voldoet aan artikel 9.13.

  • 2 Aan een erkende quarantainevoorziening wordt in verband met de erkenning een registratienummer toegekend.

  • 3 Bij de aanvraag om erkenning van een quarantainevoorziening worden de volgende gegevens verstrekt:

    • a. de naam, het adres en de vestigingsplaats van de quarantainevoorziening;

    • b. het aan de quarantainevoorziening krachtens het Besluit identificatie en registratie van dieren uitgegeven uniek bedrijfsnummer;

    • c. een plattegrond van kadastrale eenheden waarop de quarantainevoorziening is gesitueerd, waarbij is aangegeven:

      • afscheiding ten opzichte van de directe omgeving;

      • afstand en aard van de omliggende bedrijven, en

    • d. de naam van de aan de quarantaineruimte verbonden dierenarts.

  • 4 De minister trekt de verleende erkenning in, indien de keuringsdierenarts heeft geconstateerd dat de van toepassing zijnde voorschriften van artikel 9.13 niet worden nageleefd, doch niet dan nadat gedurende een redelijke termijn gelegenheid is gegeven, de voor het behoud van de erkenning noodzakelijke voorzieningen te treffen.

Artikel 9.13

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Een erkende quarantainevoorziening voldoet aan de volgende eisen:

  • a. de quarantaineruimte is zodanig omheind, dat vrije toegang tot de quarantaineruimte niet mogelijk is;

  • b. voor het personeel en de bezoekers is een hygiënesluis aanwezig die zodanig gesitueerd is, dat zij deze passeren alvorens zij de quarantaineruimte betreden. De hygiënesluis is voorzien van omkleed- en douchefaciliteiten. Schone bedrijfskleding en laarzen zijn in de hygiënesluis aanwezig;

  • c. de quarantainevoorziening beschikt over:

    • een stalruimte voor de dagelijkse huisvesting en verzorging van de bokken of de rammen die op efficiënte wijze fysiek is afgesloten van de overige ruimten van de quarantainevoorziening;

    • een voorziening voor de reiniging en ontsmetting van de gebruikte materialen, en

    • voor ontoegankelijke ruimten voor de opslag van stro, voer, kleding en medicijnen;

  • d. de eigenaar of exploitant van de quarantainevoorziening dan wel diens vertegenwoordiger draagt ervoor zorg dat het personeel en de bezoekers zich douchen en zich kleden met schone bedrijfskleding en laarzen voordat zij de quarantainevoorziening betreden;

  • e. de quarantainevoorziening beschikt over een door de keuringsdierenarts vanuit één plaats op de quarantainevoorziening te raadplegen register dat dagelijks wordt bijgehouden en dat zodanig is ingericht, dat daaruit te allen tijde op eenvoudige wijze met betrekking tot elke ram of bok kan worden afgeleid:

    • het krachtens het Besluit identificatie en registratie van dieren toegekende identificatienummer;

    • gegevens inzake de uitgevoerde vaccinaties;

    • gegevens uit het ziekte/gezondheidsdossier;

    • de datum van toelating op de quarantaineruimte;

    • het beslag of bedrijf van waaruit de bok of ram afkomstig is, en

    • de gegevens, waaronder de laboratoriumuitslagen, onder vermelding van de datum, betreffende de in Bijlage D, Hoofdstuk II, onderdeel II, subonderdeel 1, punt 1.4 en 1.5, van richtlijn 92/65/EEG voorgeschreven tests, en

  • f. de keuringsdierenarts wordt in verband met het door hem uit te oefenen toezicht op de naleving van onderdeel a tot en met g, praktisch in de gelegenheid gesteld de werkzaamheden van de quarantaineruimte te controleren.

Hoofdstuk 10. Embryo's

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Afdeling 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 10.1

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Onverminderd artikel 1.1. wordt in dit hoofdstuk verstaan onder:

richtlijn 89/556/EEG:

richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 25 september 1989 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in embryo's van als huisdier gehouden runderen en de invoer daarvan uit derde landen (PbEG L 302);

runderembryo:

eerste ontwikkelingsstadium van een als huisdier gehouden rund, dat geschikt is voor transplantatie naar een ontvangerdier, dat niet is verkregen door transfer van celkernen en dat, voor-zover afkomstig uit lid-staten na 31 december 1990 is verzameld, behandeld en opgeslagen;

embryo van varkens, schapen, geiten of paardachtigen:

eerste ontwikkelingsstadium van als huisdier gehouden varkens, schapen, geiten of paardachtigen, dat geschikt is voor transplantatie naar een ontvangerdier en dat niet is verkregen door transfer van celkernen;

teamdierenarts:

dierenarts die overeenkomstig bijlage A van richtlijn 89/556/EEG verantwoordelijk is voor het toezicht op een runderembryoteam;

runderembryoteam:

overeenkomstig artikel 10.9 erkende groep technici of organisatievorm onder toezicht van een teamdierenarts, bevoegd om runderembryo's te verzamelen, te behandelen of op te slaan;

runderembryo-produktieteam:

runderembryoteam, erkend overeenkomstig artikel 10.9 voor de bevruchting in vitro;

embryoteam:

overeenkomstig artikel 10.11 erkende groep technici of organisatievorm onder toezicht van een teamdierenarts, bevoegd om embryo’s van schapen, geiten, varkens of paardachtigen te verzamelen, te behandelen of op te slaan;

embryoproductieteam:

embryoteam, erkend overeenkomstig artikel 10.11 voor de bevruchting in vitro;

instelling, instituut of centrum:

instelling, instituut of centrum als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, van richtlijn 92/65/EEG.

Afdeling 2. Het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van embryo's, bestemd voor een lid-staat

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 10.2

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Als bewijsstuk, bedoeld in artikel 2.4, onderdeel a, wordt met het oog op het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van een partij embryo's, bestemd voor een lid-staat, vastgesteld:

  • a. het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 6 van richtlijn 89/556/EEG is voorgeschreven, indien het runderembryo's betreft, of

  • b. het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 11, derde lid, derde gedachtenstreepje, van richtlijn 92/65/EEG is voorgeschreven indien het embryo's van schapen, geiten, varkens en paardachtigen betreft.

Artikel 10.3

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Op grond van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.5, is gebleken dat, indien het een partij runderembryo's betreft:

  • a. de bevruchting door kunstmatige inseminatie of in vitro is geschied, met sperma van een donorstier uit een spermacentrum dat door de minister, overeenkomstig artikel 9.10, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 1, is erkend voor de winning, behandeling en opslag van rundersperma of met overeenkomstig hoofdstuk 9, ingevoerd rundersperma;

  • b. in geval van bevruchting in vitro, deze bevruchting is geschied door een runderembryoproduktieteam;

  • c. de runderembryo's zijn verzameld bij runderen die voldoen aan bijlage B van richtlijn 89/556/EEG;

  • d. de runderembryo's door een runderembryoteam zijn verzameld, behandeld, opgeslagen en vervoerd overeenkomstig bijlage A, hoofdstuk II, van richtlijn 89/556/EEG, met dien verstande dat de opslag heeft plaatsgevonden in overeenkomstig artikel 10.10 erkende opslaglokalen en

  • e. door de keuringsdierenarts een verklaring is ontvangen van de teamdierenarts dat het runderembryoteam overeenkomstig het bepaalde in onderdeel d heeft gehandeld.

Artikel 10.4

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Op grond van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.5, is gebleken dat, indien het een partij embryo's van varkens, schapen, geiten of paardachtigen betreft:

  • 2 Onverminderd het eerste lid is op grond van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.5, gebleken dat de partij embryo’s voldoet aan bijlage VIII, hoofdstuk A, afdeling A, onderdeel 4.2, van verordening (EG) nr. 999/2001, indien het embryo’s van schapen of geiten betreft.

Afdeling 3. Het brengen in Nederland van embryo's uit lid-staten

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 10.5

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Indien een partij die is verzonden vanuit een lid-staat en bestemd is voor Nederland of een lid-staat, gaat zij vergezeld van:

    • a. het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 6 van richtlijn 89/556/EEG is voorgeschreven, indien het runderembryo's betreft, of

    • b. het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 11, derde lid, derde gedachtenstreepje, van richtlijn 92/65/EEG is voorgeschreven indien het embryo's van schapen, geiten, varkens en paardachtigen betreft.

  • 2 De partij voldoet aan bijlage VIII, hoofdstuk A, afdeling A, onderdeel 4.2, van verordening (EG) nr. 999/2001 indien het embryo’s van schapen of geiten betreft.

Afdeling 4. Het brengen in Nederland van embryo's uit derde landen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 10.6

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 De partij is verzonden vanuit een derde land of een deel van een derde land, dat is vermeld op de lijst:

    • a. bedoeld in artikel 7, eerste lid, van richtlijn 89/556/EEG, indien het runderembryo's betreft;

    • b. die voor embryo’s van paardachtigen is vastgesteld in bijlage I bij uitvoeringsverordening (EU) 2018/659, als de zending voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 5 van uitvoeringsverordening (EU) 2018/659, of

    • c. bedoeld in artikel 17, tweede lid, onderdeel a, van richtlijn 92/65/EEG, indien het sperma van varkens, schapen of geiten betreft, met dien verstande dat, indien vorenbedoelde lijst nog niet is vastgesteld, de partij uit geen enkel derde land mag zijn verzonden, indien zij voor Nederland is bestemd, en de partij is verzonden vanuit een derde land of een deel van een derde land van waaruit de lid-staat van bestemming de invoer toestaat, indien zij voor een lid-staat is bestemd.

  • 2 De partij is verzameld, behandeld en opgeslagen door een runderembryoteam of embryoteam dat is vermeld op de lijst, bedoeld in:

    • a. artikel 8, eerste lid, van richtlijn 89/556/EEG, indien het runderembryo's betreft, of

    • b. artikel 17, derde lid, onderdeel b, van richtlijn 92/65/EEG, indien het embryo's van varkens, schapen, geiten of paardachtigen betreft.

  • 3 De partij gaat vergezeld van het gezondheidscertificaat dat op grond van:

    • a. artikel 10 van richtlijn 89/556/EEG is voorgeschreven, indien het runderembryo's betreft, of

    • b. artikel 17, tweede lid, onderdeel b, van richtlijn 92/65/EEG is voorgeschreven, indien het embryo’s van varkens, schapen, geiten of paardachtigen betreft.

  • 4 De partij voldoet aan:

    • a. de voorwaarden die zijn vastgesteld in en, in voorkomend geval, krachtens artikel 9 van richtlijn 89/556/EEG, indien het runderembryo’s betreft, of

    • b. de voorwaarden die zijn vastgelegd in het gezondheidscertificaat, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, en in voorkomend geval overige krachtens artikel 17, derde lid, artikel 18, eerste lid en artikel 19 van richtlijn 92/65/EEG vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregelen, indien het embryo’s van paardachtigen betreft, of

    • c. bijlage IX, Hoofdstuk H, van verordening (EG) nr. 999/2001 en in voorkomend geval overige krachtens artikel 17, derde lid, artikel 18, eerste lid en artikel 19 van richtlijn 92/65/EEG vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregelen, indien het embryo’s van schapen of geiten betreft.

Afdeling 5. Het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van embryo's van varkens, schapen, geiten of paardachtigen als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 10.7

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Embryo's van varkens, schapen, geiten of paardachtigen als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG:

  • a. gaan vergezeld van het vervoersdocument, dat op grond van artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG is voorgeschreven;

  • b. zijn afkomstig van een instelling, instituut of centrum dat is erkend overeenkomstig artikel 9.11 en zijn bestemd voor een door de bevoegde autoriteit van het land van bestemming overeenkomstig bijlage C van richtlijn 92/65/EEG erkende instelling, erkend instituut of erkend centrum.

Afdeling 6. Het brengen in Nederland van embryo's van varkens, schapen, geiten of paardachtigen als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 10.8

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Embryo’s van varkens, schapen, geiten of eenhoevige dieren als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG gaan vergezeld van het in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG bedoelde vervoersdocument.

  • 2 De documenten, bedoeld in het eerste lid, zijn opgesteld en afgegeven in overeenstemming met de regelgeving van de Raad van de Europese Unie of de Europese Commissie, volledig ingevuld, gedagtekend en ondertekend, terwijl de geldigheidsduur ervan niet is verstreken.

Afdeling 7. Erkenning van runderembryoteams, runderembryoproduktieteams, embryoteams en van opslaglokalen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 10.9

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Een runderembryoteam of een runderembryoproduktieteam wordt door de minister voor de toepassing van deze regeling erkend indien:

    • a. uit een door de keuringsdierenarts ingesteld onderzoek is gebleken dat het runderembryoteam of het runderembryoproduktieteam voldoet aan het voor een dergelijk team bepaalde in bijlage A, hoofdstuk I, van richtlijn 89/556/EEG, en aan de overige relevante bepalingen van richtlijn 89/556/EEG;

    • b. de keuringsdierenarts in verband met het door hem uit te oefenen toezicht op de naleving van onderdeel a, praktisch in de gelegenheid wordt gesteld de werkzaamheden van de teams te controleren;

  • 2 De teamdierenarts draagt er zorg voor dat elke belangrijke wijziging in de organisatie van de teams of in de laboratoria en de apparatuur waarover zij beschikken, ter kennis van de keuringsdierenarts wordt gebracht.

  • 3 Een erkenning als bedoeld in het eerste lid, wordt door de minister ingetrokken indien:

    • a. de teamdierenarts wordt vervangen;

    • b. zich in de organisatie van het embryoteam of embryoproduktieteam of in de laboratoria en de apparatuur waarover het beschikt, belangrijke wijzigingen voordoen, of

    • c. blijkt dat niet meer wordt voldaan aan het eerste lid.

  • 4 Aan een erkend runderembryoteam of runderembryoproduktieteam wordt in verband met de erkenning een registratienummer toegekend.

Artikel 10.10

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Een lokaal voor de opslag van runderembryo's, bedoeld in bijlage A, hoofdstuk II, van richtlijn 89/556/EEG, wordt door de minister voor de toepassing van deze regeling erkend, indien:

    • a. uit een door de keuringsdierenarts ingesteld onderzoek is gebleken dat:

    • b. de keuringsdierenarts in verband met het door hem uit te oefenen toezicht op de naleving van onderdeel a, toegang tot het lokaal, alsmede tot de gevoerde administratie heeft.

  • 2 Een erkenning als bedoeld in het eerste lid, wordt door de minister ingetrokken indien niet meer wordt voldaan aan het eerste lid.

Artikel 10.10a

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 De opslagruimte, bedoeld in bijlage D, Hoofdstuk I, onderdeel III, subonderdeel 1, punt 1.9, van richtlijn 92/65/EEG, mag voor de opslag van sperma worden gebruikt mits dat sperma:

    • a. voldoet aan de voorschriften van de richtlijn 92/65/EEG voor schapen en geiten dan wel paardachtigen, of van richtlijn 90/429/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in sperma van varkens en de invoer daarvan voor varkens;

    • b. voor eigen gebruik door het embryoteam of embryoproductieteam wordt opgeslagen in afzonderlijke recipiënten in de ruimte voor de opslag van goedgekeurde embryo’s.

  • 2 Als van de mogelijkheid bedoeld in het eerste lid gebruik wordt gemaakt, moet de keuringsdierenarts hiervan in kennis worden gesteld.

Artikel 10.11

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Een embryoteam of embryoproductieteam wordt door de minister voor de toepassing van deze regeling erkend, indien:

    • a. uit een door de keuringsdierenarts ingesteld onderzoek is gebleken dat het team voldoet aan de eisen die zijn opgenomen in Bijlage D, hoofdstuk I, onderdeel III, van richtlijn 92/65/EEG,

    • b. de keuringsdierenarts in verband met het door hem uit te oefenen toezicht op de naleving door de teams van bijlage D, hoofdstuk III, van richtlijn 92/65/EEG, praktisch in de gelegenheid wordt gesteld de werkzaamheden van het team te controleren.

  • 2 De teamdierenarts draagt er zorg voor dat elke belangrijke wijziging in de organisatie van de teams of in de laboratoria en de apparatuur waarover zij beschikken, ter kennis van de keuringsdierenarts wordt gebracht.

  • 3 Een erkenning als bedoeld in het eerste lid, wordt door de minister ingetrokken indien:

    • a. de teamdierenarts wordt vervangen;

    • b. zich in de organisatie van het embryoteam of embryoproductieteam of in de laboratoria en apparatuur waarover het beschikt, belangrijke wijzigingen voordoen, of

    • c. blijkt dat niet meer wordt voldaan aan het eerste lid.

Artikel 10.12

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

De teamdierenarts van een embryoteam of embryoproductieteam stelt als sprake is van winning en bewerking van eicellen, eierstokken en andere weefsels voor gebruik bij in-vitrofertilisatie of in-vitrokweek voor de productie van embryo's, de minister in kennis van het bedrijf of de bedrijven van oorsprong van de donordieren.

Hoofdstuk 11. Eicellen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Afdeling 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 11.1

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Onverminderd artikel 1.1. wordt in dit hoofdstuk verstaan onder:

erkend team:

overeenkomstig artikel 10.11 erkende groep technici of organisatievorm, bevoegd om eicellen te verzamelen, te behandelen of op te slaan;

instelling, instituut of centrum:

instelling, instituut of centrum als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel c, van richtlijn 92/65/EEG.

Afdeling 2. Het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van eicellen, bestemd voor een lid-staat

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 11.2

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Als bewijsstuk, bedoeld in artikel 2.4, onderdeel a, wordt met het oog op het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van een partij eicellen, bestemd voor een lid-staat, vastgesteld het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 11, derde lid, derde gedachtenstreepje, van richtlijn 92/65/EEG is voorgeschreven indien het eicellen van schapen, geiten, varkens en paardachtigen betreft.

Artikel 11.3

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Op grond van het onderzoek, bedoeld in artikel 2.5, is gebleken dat:

Afdeling 3. Het brengen in Nederland van eicellen uit lid-staten

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 11.4

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Indien een partij die is verzonden vanuit een lid-staat en bestemd is voor Nederland of een lid-staat, gaat zij vergezeld van het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 11, derde lid, derde gedachtenstreepje, van richtlijn 92/65 is voorgeschreven indien het eicellen van schapen, geiten, varkens en paardachtigen betreft.

Afdeling 4. Het brengen in Nederland van eicellen uit derde landen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 11.5

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 De partij is verzonden vanuit een derde land of een deel van een derde land, dat is vermeld op:

    • a. de lijst die voor eicellen van paardachtigen is vastgesteld in bijlage I bij uitvoeringsverordening (EU) 2018/659, als de zending voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 5 van uitvoeringsverordening (EU) 2018/659, of

    • b. de lijst, bedoeld in artikel 17, tweede lid, onderdeel a, van richtlijn 92/65/EEG, indien het eicellen van varkens, schapen of geiten betreft, met dien verstande dat, indien vorenbedoelde lijst nog niet is vastgesteld, de partij is verzonden vanuit een derde land of een deel van een derde land van waaruit de lid-staat van bestemming de invoer toestaat, indien zij voor een lid-staat is bestemd.

  • 2 De partij is verzameld, behandeld en opgeslagen door een erkend team dat is vermeld op de lijst, bedoeld in artikel 17, derde lid, onderdeel b, van richtlijn 92/65/EEG.

  • 3 De partij gaat vergezeld van het gezondheidscertificaat dat op grond van artikel 17, tweede lid, onderdeel b, van richtlijn 92/65/EEG is voorgeschreven, dan wel, indien vorenbedoeld gezondheidscertificaat nog niet is vastgesteld, en:

    • -

      de partij voor Nederland is bestemd, de partij vergezeld gaat van een certificaat dat een verklaring van de officiële dierenarts behelst dat de eicellen zijn verkregen, behandeld en opgeslagen op een wijze die tenminste gelijkwaardig is aan hetgeen hieromtrent op grond van artikel 11, derde lid, eerste en tweede gedachtenstreepje van richtlijn 92/65/EEG geldt, dat voldaan is aan artikel 11, derde lid, tweede alinea van richtlijn 92/65/EEG en aan de voorschriften voor het brengen in Nederland van vorenbedoelde eicellen uit derde landen op grond van hoofdstuk 2 van de onderhavige regeling;

    • -

      de partij voor een lid-staat is bestemd, de partij vergezeld gaat van het certificaat dat door de lid-staat van bestemming wordt geëist.

  • 4 De partij voldoet aan:

    • a. de voorwaarden die zijn vastgelegd in het gezondheidscertificaat, bedoeld in het derde lid en in voorkomend geval overige krachtens artikel 17, derde lid, artikel 18, eerste lid en artikel 19 van richtlijn 92/65/EEG vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregelen, indien het eicellen van paardachtigen betreft, of

    • b. de voorwaarden die zijn vastgelegd in het gezondheidscertificaat, bedoeld in het derde lid en in voorkomend geval overige krachtens artikel 17, derde lid, artikel 18, eerste lid en artikel 19 van richtlijn 92/65/EEG vastgestelde communautaire uitvoeringsmaatregelen, indien het eicellen van schapen of geiten betreft.

Afdeling 5. Het anders dan in doorvoer buiten Nederland brengen van eicellen als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 11.6

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Eicellen als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG:

  • a. gaan vergezeld van het vervoersdocument, dat op grond van artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG is voorgeschreven;

  • b. zijn afkomstig van een instelling, instituut of centrum dat is erkend overeenkomstig artikel 9.11 en zijn bestemd voor een door de bevoegde autoriteit van het land van bestemming overeenkomstig bijlage C van richtlijn 92/65/EEG erkende instelling, erkend instituut of erkend centrum.

Afdeling 6. Het brengen in Nederland van eicellen als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 11.7

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 2 De documenten, bedoeld in het eerste lid, zijn opgesteld en afgegeven in overeenstemming met de regelgeving van de Raad van de Europese Unie of de Europese Commissie, volledig ingevuld, gedagtekend en ondertekend, terwijl de geldigheidsduur ervan niet is verstreken.

Hoofdstuk 11a. Uitvoering Europese vrijwaringsmaatregelen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 11a.1

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

In dit hoofdstuk wordt onder communautaire vrijwaringsmaatregel verstaan verordening, richtlijn of beschikking als bedoeld in artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met betrekking tot dieren of levende dierlijke producten.

Artikel 11a.2

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Het is verboden dieren, broedeieren, sperma, embryo’s en eicellen vanuit een lidstaat of een derde land, of een deel daarvan, in Nederland te brengen ingeval op grond van een communautaire vrijwaringsmaatregel voor lidstaten een verplichting geldt om:

  • a. het binnenbrengen van de desbetreffende diersoort, dan wel het desbetreffende product, uit het desbetreffende land of een deel daarvan te schorsen;

  • b. bijzondere voorwaarden aan de het binnenbrengen van desbetreffende dieren, dan wel producten uit het desbetreffende land of een deel daarvan te stellen, indien niet is voldaan aan de bij deze communautaire vrijwaringsmaatregel voorgeschreven voorwaarden.

Artikel 11a.3

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 De bevoegde autoriteit, bedoeld in een communautaire vrijwaringsmaatregel, is de minister.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is, ingeval een communautaire vrijwaringsmaatregel de bevoegde autoriteit een taak opdraagt die niet bestaat in het nemen van een besluit, de bevoegde autoriteit de NVWA.

  • 3 De officiële dierenarts, bedoeld in een communautaire vrijwaringsmaatregel,is een dierenarts, verbonden aan de NVWA.

Artikel 11a.4

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Een communautaire vrijwaringsmaatregel, of een wijziging daarvan, treedt voor de toepassing van deze regeling in werking met ingang van de dag waarop daaraan uiterlijk uitvoering moet zijn gegeven, of bij gebreke daarvan, de dag waarop de maatregel is vastgesteld.

Hoofdstuk 11b. Het brengen in Nederland van bijensperma en eicellen van bijen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 11b.1

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Een partij bijensperma of eicellen van bijen wordt, voor zover nodig in afwijking van artikel 2.1, tweede lid, onder de volgende voorwaarden in Nederland gebracht:

  • a. de partij bijensperma of eicellen van bijen is verzonden vanuit:

    • een derde land of een deel van een derde land, dat is vermeld op de lijst, bedoeld in artikel 7, eerste of tweede lid, van verordening (EU) nr. 206/2010, of

    • een lid-staat, waarin de partij bijensperma of eicellen van bijen rechtmatig in de handel is gebracht en die voldoet aan eisen die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale eisen wordt nagestreefd;

  • b. de partij gaat vergezeld van het gezondheidscertificaat afgegeven door een officiële dierenarts, opgenomen in bijlage 2 bij deze regeling, tenzij ze reeds vergezeld gaat van een gezondheidscertificaat als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van richtlijn 92/65/EEG;

  • c. het verpakkingsmateriaal van de partij bijensperma en eicellen wordt onderzocht door de NVWA op ziekten en parasieten;

  • d. totdat het onderzoek is afgerond, worden bijensperma en eicellen van bijen slechts gebruikt in afgesloten bijenkasten.

Hoofdstuk 11c. Het niet-commerciële verkeer van honden, katten en fretten

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Afdeling 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 11c.1

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Onverminderd artikel 1.1, wordt in dit hoofdstuk verstaan onder:

  • blanco identificatiedocument: identificatiedocument dat nog niet is voorzien van de gegevens, bedoeld in artikel 22, eerste en tweede lid, van verordening (EU) nr. 576/2013;

  • identificatiedocument: identificatiedocument als bedoeld in artikel 3, onderdeel f, van verordening (EU) nr. 576/2013;

  • transponder: transponder als bedoeld in artikel 3, onderdeel e, van verordening (EU) nr. 576/2013;

  • uitgever: uitgever van blanco identificatiedocumenten;

  • unieke alfanumerieke code: unieke alfanumerieke code als bedoeld in artikel 21, derde lid, van verordening (EU) nr. 576/2013.

Afdeling 2. Uitvoering verordening (EU) nr. 576/2013

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 11c.2

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Als voorschriften als bedoeld in artikel 81b van de wet worden aangewezen de artikelen 5, vierde lid, 6, 10, 11, derde lid, 17, eerste lid, 19, eerste lid, 21, 22, eerste tot en met derde lid, 23, tweede lid, 33, tweede lid, 34, tweede lid, en 36, eerste lid, van verordening (EU) nr. 576/2013.

Artikel 11c.3

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 2 Het punt van binnenkomst voor reizigers, bedoeld in artikel 3, onderdeel k, van verordening (EU) nr. 576/2013, is een grenscontrolepost of douanekantoor als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene douaneregeling.

  • 3 In afwijking van het tweede lid kunnen geregistreerde militaire, speur- of reddingshonden via een ander punt van binnenkomst in Nederland worden gebracht, indien:

    • a. de minister hiervoor een vergunning heeft verleend, en

    • b. de honden bij een punt van binnenkomst als bedoeld in het vijfde lid zijn onderworpen aan documenten- en identiteitscontroles als bedoeld in artikel 34, tweede lid, van verordening (EU) nr. 576/2013.

Afdeling 3. Aanvullende regels ter uitvoering van verordening (EU) nr. 576/2013

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 11c.4

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Blanco identificatiedocumenten worden uitsluitend uitgegeven door erkende uitgevers en worden elk voorzien van een unieke alfanumerieke code die door de minister aan hen is verstrekt.

  • 2 Blanco identificatiedocumenten voldoen aan de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens artikel 21 van verordening (EU) nr. 576/2013.

  • 3 Bij de aanvraag tot erkenning verstrekt de uitgever aan de minister:

    • a. de naam, het adres en de vestigingsplaats van de uitgever, en

    • b. een model van de uit te geven identificatiedocumenten.

  • 4 De minister erkent een uitgever indien het model van de uit te geven blanco identificatiedocumenten, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens artikel 21 van verordening (EU) nr. 576/2013.

Artikel 11c.4a

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Erkende uitgevers houden een administratie bij van de naam en contactgegevens van gemachtigde dierenartsen aan wie zij blanco identificatiedocumenten uitgeven onder vermelding van de unieke alfanumerieke code van de uitgegeven blanco identificatiedocumenten.

  • 2 De administratie, bedoeld in het eerste lid, wordt ten minste drie jaar bewaard.

Artikel 11c.4b

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 De minister kan een erkenning als bedoeld in artikel 11c.4 schorsen voor een door hem te bepalen termijn indien een uitgever niet voldoet aan één of meer voorschriften als bedoeld in de artikelen 11c.2, 11c.4, 11c.4a, en 11c.7.

  • 2 De uitgever wiens erkenning door de minister is geschorst verschaft de minister onverwijld een overzicht van:

    • a. de unieke alfanumerieke codes die door de minister aan de uitgever zijn verstrekt, en nog niet zijn gebruikt voor de productie van identificatiedocumenten, en

    • b. de blanco identificatiedocumenten die de uitgever reeds heeft geproduceerd of laten produceren, en nog niet heeft uitgegeven aan gemachtigde dierenartsen, onder vermelding van de unieke alfanumerieke code van de blanco identificatiedocumenten.

  • 3 De minister kan een erkenning als bedoeld artikel 11c.4, derde lid, intrekken indien de uitgever tijdens de schorsingstermijn niet voldoet aan de voorschriften, bedoeld in het tweede lid, of na afloop van de schorsingstermijn niet heeft aangetoond dat hij voldoet aan de voorschriften, bedoeld in het eerste lid.

  • 4 De uitgever wiens erkenning door de minister is ingetrokken verstrekt de blanco identificatiedocumenten, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, onverwijld aan de minister.

Artikel 11c.5

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 In aanvulling op artikel 22, eerste en tweede lid, van verordening (EU) nr. 576/2013, vermeldt de gemachtigde dierenarts bij de afgifte van een identificatiedocument in rubriek XII van het identificatiedocument:

    • a. het land van geboorte van het dier, en

    • b. indien van toepassing, de unieke alfanumerieke code van eerder voor het dier afgegeven identificatiedocumenten.

  • 2 De termijn, bedoeld in artikel 22, derde lid, van verordening (EU) nr. 576/2013, bedraagt drie jaar.

Artikel 11c.6

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Het is verboden blanco identificatiedocumenten voorhanden te hebben.

Artikel 11c.7

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Het is verboden blanco identificatiedocumenten te verstrekken aan anderen dan gemachtigde dierenartsen als bedoeld in artikel 11c.3, eerste lid.

  • 2 Indien een gemachtigde dierenarts een blanco identificatiedocument verstrekt aan een andere gemachtigde dierenarts, houdt de verstrekkende gemachtigde dierenarts een administratie bij met de naam en contactgegevens van de ontvangende gemachtigde dierenarts onder vermelding van de unieke alfanumerieke code van het verstrekte identificatiedocument.

  • 3 De administratie, bedoeld in het tweede lid, wordt ten minste drie jaar bewaard.

Artikel 11c.8

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Het inplanten van een transponder door een ander dan een dierenarts, bedoeld in artikel 18 van verordening (EU) nr. 576/2013, is toegestaan aan degene die beroepsmatig met een zekere regelmaat transponders inbrengt.

Hoofdstuk 13. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Artikel 13.1

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

De Regeling in- en doorvoer vee, veeproducten e.d., de Regeling doorvoer vee 1992, de Regeling wederinvoer vee 1992, de Regeling invoer vee 1992, de Regeling in- en doorvoer sperma van runderen 1992, de Regeling in- en doorvoer embryo's van runderen 1993, de Regeling in- en doorvoer sperma van varkens 1993, de Regeling in- en doorvoer papagaaien en papagaaiachtigen 1977, de Regeling invoer levende en dode vossen, de Regeling in en doorvoer levende konijnen 1984, de Regeling in- en doorvoer nertsen 1977, de Regeling in- en doorvoer honden en katten, de Regeling in-, uit- en doorvoer circusdieren 1971, de Regeling in-, door- en vervoer pluimvee, vogels en broedeieren 1992, de Regeling in- en doorvoer levende dieren en producten 1993, de Regeling uitvoer vee 1974, de Beschikking vervoer sperma van runderen, de Beschikking vervoer diepgevroren sperma van runderen, de Beschikking vervoer embryo's van runderen, de Beschikking vervoer sperma van varkens, de Regeling vervoer levende dieren en producten 1993, en de Beschikking vervoer pluimvee en broedeieren, de Beschikking vervoer geregistreerde paardachtigen en de Regeling voorschriften slachtkalveren worden ingetrokken.

Artikel 13.2

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 13.3

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling handel levende dieren en levende producten.

Deze regeling wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

's-Gravenhage, 30 november 1994

De

Minister

van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J.J. van Aartsen

Bijlage 1. bedoeld in hoofdstuk 3, afdeling 6

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Algemene eisen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 1 Het verzamelcentrum is gemakkelijk bereikbaar via verharde wegen en ligt niet in een gebied ten aanzien waarvan op grond van de regelgeving van de Raad van de Europese Unie of de Commissie van de Europese Gemeenschappen of op grond van nationale regelgeving maatregelen zijn genomen, houdende de instelling van een verbod om dieren uit het betrokken gebied uit te voeren of in de handel te brengen.

  • 2 Het verzamelcentrum maakt geen deel uit van een bedrijf waar vee is gehuisvest, van een slachthuis, van een verzamelplaats ten behoeve van het verzamelen van andere dieren dan runderen dan wel van een verzamelplaats ten behoeve van het verzamelen van andere soorten runderen dan die waarvoor het verzamelcentrum is erkend, of van een bedrijfsruimte, bedoeld in de artikel 3.15. De gebouwen van het verzamelcentrum zijn gelegen op een minimale afstand van 100 meter van gebouwen behorende bij één of meer van de bovengenoemde bedrijven. Het verzamelcentrum is zodanig omheind, dat vrije toegang tot het verzamelcentrum niet mogelijk is.

  • 3 Het verzamelcentrum beschikt over een door de minister goedgekeurd opleidingsplan op grond waarvan het personeel dat op het centrum verantwoordelijk is voor de dieren door de aanbieder wordt opgeleid in de zorg voor en het welzijn van de dieren alsmede in de wettelijke eisen die ter zake van het verzamelcentrum worden gesteld.

Voorzieningen

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 4 Het verzamelcentrum beschikt over laad- en losruimten waar de runderen worden in- en uitgeladen. De laad- en losvoorzieningen zijn zodanig dat laad- en loswerkzaamheden ongehinderd kunnen plaatsvinden.

  • 5 Behoudens wanneer ten genoegen van de minister kan worden aangetoond dat de bedrijfsvoering van het verzamelcentrum zodanig is dat aankomende en vertrekkende runderen niet met elkaar in contact komen, is het verzamelcentrum zodanig ingericht dat bij het in- en uitladen aankomende en vertrekkende runderen niet met elkaar in contact komen.

  • 6 Op het verzamelcentrum zijn één of meerdere stalruimten aanwezig voor het onderbrengen van de runderen. Voorzieningen zijn in de stalruimten aanwezig voor het voeren en drenken van de runderen.

  • 7 In de onmiddellijke nabijheid van de uitlaadruimte, is een aparte, afsluitbare stalling voor zieke of van een dierziekte verdachte runderen aanwezig dan wel een stalruimte waarin een voorziening is getroffen voor de afzondering van runderen zodanig dat de daartoe bestemde ruimte fysiek door middel van geheel gesloten wanden gescheiden is van de overige stallingsvoorzieningen binnen de stalruimte.

  • 8 Op het verzamelcentrum is een voor runderen ontoegankelijke ruimte aanwezig voor opslag van voeder en strooisel, gescheiden van de ruimte waar runderen kunnen verblijven alsmede een afsluitbare, lekvrije, voor vogels of ongedierte ontoegankelijke en goed reinigbare voorziening aanwezig voor de opslag van kadavers. Deze voorziening is zodanig op een verharde plaats gesitueerd dat het vanaf de openbare verharde weg binnen het bereik ligt van de laadkraan van het vervoermiddel van degene die het materiaal ophaalt.

  • 9 In de nabijheid van de stalruimte is een voorziening aanwezig voor de opslag van mest en indien een stalruimte geheel of gedeeltelijk wordt ingestrooid, is tevens in de nabijheid van de stalruimte een voorziening aanwezig voor de opslag van het gebruikte strooisel.

  • 10 Op het verzamelcentrum is ten behoeve van de NVWA een stoel, een telefoon en een afsluitbaar bureau of een afsluitbare ruimte aanwezig ingericht met ten minste een tafel. Indien de rijksdienst een onafhankelijke telefoonaansluiting wenst, komt deze voor rekening van de rijksdienst. In of in de nabijheid van de kantoorruimte bevindt zich een toilet met gelegenheid tot handen wassen.

  • 11 Het verzamelcentrum beschikt over een geschikt opvangsysteem voor het afvalwater dat zorg draagt dat het afvalwater kan afvloeien of op andere wijze wordt verwijderd.

  • 12 Bij de laad- en losruimte en in de stalruimte is een voor inspectie en keuringen passende verlichting aanwezig met een minimale lichtsterkte van 300 lux.

Reiniging en ontsmetting

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 13 Voor het personeel en bezoekende personen die uit hoofde van hun functie het verzamelcentrum, dan wel, indien het verzamelcentrum beschikt over meerdere epidemiologische eenheden, een epidemiologische eenheid dienen te betreden, is een hygiënesluis gesitueerd, zodanig dat zij deze passeren alvorens zij op het verzamelcentrum respectievelijk epidemiologische eenheid werkzaamheden verrichten. De hygiënesluis is voorzien van omkleed-, wasfaciliteiten en van een toilet. Schone bedrijfskleding en laarzen zijn in de hygiënesluis aanwezig.

  • 14 Het gehele terrein van het verzamelcentrum waar mogelijk met smetstof verontreinigd materiaal vanaf transportmiddelen op de grond terecht kan komen, is verhard. Het gehele verharde terrein van het verzamelcentrum is in goede staat van onderhoud en zonder glooiingen.

  • 15 Alle ruimten kunnen gemakkelijk en grondig worden gereinigd en ontsmet. De plaats waar runderen worden in- en uitgeladen en de stalruimte zijn voorzien van een verharde en voor water ondoordringbare terreinbedekking en zijn zodanig dat zij onder alle klimatologische omstandigheden deugdelijk en efficiënt gereinigd en ontsmet kunnen worden. De wanden van de binnenstalruimte bestaan, voorzover niet hoger dan 2,5 meter boven het vloeroppervlak geheel, en voorzover hoger dan 2,5 meter tot een hoogte van 2,5 meter uit voor water ondoordringbaar materiaal.

  • 16 Alle materialen waarmee de runderen op het verzamelcentrum in aanraking kunnen komen zijn uitsluitend van duurzaam en voor water ondoordringbaar materiaal gemaakt dat gemakkelijk en grondig kan worden gereinigd en ontsmet. De materialen worden goed onderhouden en eventuele reparaties worden onmiddellijk uitgevoerd. Het gebruik van corroderende materialen is niet toegestaan. Hout is slechts toegestaan, wanneer dit is ingebed in kunststof of hars.

  • 17 Het verzamelcentrum is voor vervoermiddelen uitsluitend toegankelijk via één afsluitbare ingang en uitsluitend te verlaten via één afsluitbare uitgang, behoudens wanneer gewaarborgd is dat binnenkomende en uitgaande vervoermiddelen niet met elkaar in contact kunnen komen. In dat geval kan volstaan worden met één afsluitbare ingang die tevens als enige uitgang te gebruiken is. De uitgang van het verzamelcentrum is voorzien van een sproei-installatie die water levert van voldoende druk voor een deugdelijke en efficiënte reiniging en ontsmetting voor het reinigen en ontsmetten van de wielen van de vervoermiddelen.

  • 18 Het verzamelcentrum beschikt over één of meer installaties voor het reinigen en ontsmetten van vervoermiddelen die water levert van voldoende druk voor een deugdelijke en efficiënte reiniging en ontsmetting. De plaatsen waarop deze reiniging en ontsmetting plaatsvindt zijn voorzien van een verharde en voor water ondoordringbare terreinbedekking.

  • 19 Het verzamelcentrum beschikt over één of meer installaties voor het reinigen en ontsmetten van de stalruimten, de laad- en losplaatsen en van de overige ruimten.

  • 20 Voor de mogelijkheid tot controle op reiniging en ontsmetting geldt een minimale lichtsterkte van 300 lux.

Administratie

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

  • 21 Op het verzamelcentrum zijn een in- en uitslagregister dan wel een elektronische informatiedrager met gegevens over de in- en uitslag aanwezig waarin onmiddellijk na aankomst onderscheidenlijk vertrek van de runderen onder vermelding van het aantal runderen, de datum van aankomst en vertrek, het herkomstbedrijf en de eigenaar, het bestemmingsadres en de koper van de runderen worden bijgehouden door middel van registratie van de identificatie van alle runderen die het verzamelcentrum passeren, zodanig dat een directe koppeling tussen de in- en uitslag per dier mogelijk is. De voor aan- en afvoer gebruikte vervoermiddelen worden eveneens onmiddellijk na aankomst onderscheidenlijk vertrek onder vermelding van de registratienummers van de vervoerders alsmede van het vervoermiddel in het register dan wel in de elektronische informatiedrager bijgehouden alsmede bij export van de runderen het serienummer van het gezondheidscertificaat. De houder van het verzamelcentrum administreert zodanig, dat de officiële dierenarts aan de hand van het register alle op het verzamelcentrum aangevoerde, aanwezige en afgeleverde runderen, de vervoerders en de vervoermiddelen waarmee de runderen werden getransporteerd, kan traceren. De gegevens bedoeld in dit onderdeel worden minimaal drie jaren bewaard.

Bijlage 2. bedoeld in artikel 11b.1

[Regeling vervallen per 21-04-2021]

Veterinary certificate for Honey bee (Apis mellifera) eggs and Honey bee (Apis mellifera) semen

Diergezondheidscertificaat voor honingbij (Apis mellifera) eitjes en honingbij (Apis mellifera) sperma

Bijlage 254361.png

Part II: Certification

Bijlage 254362.png
  • II.1. Verklaring inzake diergezondheid / Animal Health attestation

    Ondergetekende, officiële dierenarts, verklaart dat de in de deel I van dit certificaat beschreven honingbij-eitjes aan de volgende voorwaarden voldoen: / I, the undersigned official veterinarian, hereby certify that the honey bee eggs as described in part I of this certificate, meet the following requirements:

  • II.1.1. de honingbij-eitjes komen uit een gebied met code 1 ............, of deze lid-staat waarin de partij bijensperma of eicellen van bijen rechtmatig in de handel is gebracht..................; / II.1.1. the honey bee eggs come from the territory with code 2 ..........., or this Member State where bee sperm and ova have been placed lawfully on the market..................

  • II.1.2. de honingbij-eitjes/ II.I.2. the honey bee eggs

    • a) zijn afkomstig uit een bijenstal waarop toezicht wordt uitgeoefend door de bevoegde autoriteit;

    • a) come from an apiary which is under the supervision of the competent authority;

  • II.1.3. de honingbij – eitjes en het honingbij -sperma / II.1.3. the honey bee eggs and semen

    • b) zijn afkomstig uit bijenkasten die onmiddellijk voor de winning van de honingbij-eitjes of het -sperma zijn geïnspecteerd en geen klinische tekenen vertoonden of aanleiding gaven tot vermoedens van een bijenziekte of -plaag;

    • b) come from hives which immediately before the collecting of the honey bee eggs or semen were inspected and showed no clinical signs or gave rise to suspicion of a honey bee disease or pest;

  • II.1.4. het verpakkingsmateriaal en de meegestuurde producten / II.1.4 the packaging material and accompanying products

    • c) zijn nieuw en niet in contact geweest met aangetaste bijen of broedramen, en alle voorzorgen zijn getroffen om besmetting met veroorzakers van ziekten of plagen bij honingbijen te voorkomen.

    • c) are new and have not been in contact with diseased bees or brood, and all precautions are taken to prevent contamination with agents causing diseases or infestations of honey bees.

    • d) zijn grondig onderzocht om zich ervan te vergewissen dat deze vrij zijn van de kleine bijenkastkever (Aethina tumida) en van eieren en larven van die kever;

    • d) were examined thoroughly to ensure that all the packaging is free from the small hive beetle (Aethina tumida) and the eggs and larvae of this beetle;

Bijlage 254363.png
  1. Gebiedscode als vermeld in deel 1 van bijlage II of deel 1, afdeling 1 van bijlage IV bij Verordening (EU) nr. 206/2010 of zoals laatst gewijzigd. ^ [1]
  2. Code of the territory as it appears in Part 1 of Annex II or Section 1 of Part 1 of Annex IV to Regulation (EU) No 206/2010 or as last amended. ^ [2]