Besluit van 11 november 1994, houdende regels ter uitvoering van artikel 142, vierde
lid, van het Wetboek van Strafvordering betreffende de bekwaamheid en betrouwbaarheid,
beëdiging en instructie van, alsmede het toezicht op buitengewoon opsporingsambtenaren,
het grondgebied waarvoor de opsporingsbevoegdheid geldt, de beëindiging van de opsporingsbevoegdheid
en enige andere onderwerpen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op voordracht van Onze Minister van Justitie van 22 april 1994, Stafafdeling Wetgeving
Publiekrecht, nr. 436121/94/6;
Gelet op artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering, artikel 17, derde lid, Wet economische delicten, en artikel 3, hoofdstuk 2, afdeling 1, van de Invoeringswet Politiewet 1993;
De Raad van State gehoord (advies van 30 augustus 1994, nummer W03.94.0246);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 28 oktober 1994, Stafafdeling
Wetgeving Publiekrecht, nr. 461681/94/6,
Hebben goedgevonden en verstaan: