Stb. 2006, 80, datum inwerkingtreding 01-04-2006, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2004.
1 Bij samenloop van een aanspraak krachtens dit hoofdstuk met een WAO-uitkering, een
ZW-uitkering, een WW-uitkering of een bovenwettelijke WW-uitkering, wordt deze aanspraak
verminderd met het bedrag van deze uitkeringen, tenzij het een tegemoetkoming op grond
van artikel 27 betreft.
2 Indien als gevolg van handelingen of het nalaten van handelingen door de rechterlijk
ambtenaar of de gewezen rechterlijk ambtenaar de WAO-uitkering, de ZW-uitkering, de
WW-uitkering of de bovenwettelijke WW-uitkering vermindering ondergaat dan wel de
aanspraak daarop geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, wordt de WAO-uitkering, de
ZW-uitkering, de WW-uitkering of de bovenwettelijke WW-uitkering voor het vaststellen
van de vermindering, bedoeld in het eerste lid, steeds geacht onverminderd te zijn
genoten.
3 Indien ten aanzien van de WAO-uitkering of de ZW-uitkering, die de rechterlijk ambtenaar
of de gewezen rechterlijk ambtenaar geniet, een verplichting wordt opgelegd of een
sanctie wordt toegepast, wordt zoveel mogelijk dezelfde verplichting opgelegd dan
wel een overeenkomende sanctie toegepast op de aanspraken op grond van dit hoofdstuk
waarop de WAO-uitkering of de ZW-uitkering in mindering is gebracht.
4 De inkomsten die de rechterlijk ambtenaar of de gewezen rechterlijk ambtenaar geniet
in verband met het verrichten van in het belang van zijn genezing door de deskundige
persoon of de arbodienst wenselijk geachte arbeid, worden op de aanspraak op de doorbetaling
van bezoldiging in mindering gebracht, voor zover deze inkomsten tezamen met de aanspraak
op de doorbetaling van bezoldiging zijn volledige bezoldiging te boven gaan.
5 Inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf worden in mindering gebracht op
het bedrag waarop de gewezen rechterlijk ambtenaar ingevolge artikel 18, eerste lid,
recht heeft, tenzij deze inkomsten reeds voorafgaand aan het intreden van de ongeschiktheid
tot het verrichten van arbeid wegens ziekte werden genoten en de omvang van die arbeid
niet is toegenomen. Op het bedrag waarop de gewezen rechterlijk ambtenaar ingevolge
artikel 18, tweede lid, of 26 recht heeft, worden inkomsten uit of in verband met
arbeid of bedrijf in mindering gebracht, tenzij deze inkomsten reeds voorafgaand aan
de datum van ontslag werden genoten en de omvang van die arbeid niet is toegenomen.
Stb. 2011, 25, datum inwerkingtreding 11-02-2011, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 29-12-2005.
Abusievelijk is voor het eerste lid een wijzigingsopdracht geformuleerd die niet geheel
juist is.
1 Bij samenloop van een aanspraak krachtens dit hoofdstuk met een WAO-uitkering, een
WIA-uitkering, een ZW-uitkering, een WW-uitkering of een bovenwettelijke WW-uitkering,
wordt deze aanspraak verminderd met het bedrag van deze uitkeringen, tenzij het een
tegemoetkoming op grond van artikel 27 betreft.
2 Indien als gevolg van handelingen of het nalaten van handelingen door de rechterlijk
ambtenaar of de gewezen rechterlijk ambtenaar de WAO-uitkering, de WIA-uitkering,
de ZW-uitkering, de WW-uitkering of de bovenwettelijke WW-uitkering vermindering ondergaat
dan wel de aanspraak daarop geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, wordt de WAO-uitkering,
de WIA-uitkering, de ZW-uitkering, de WW-uitkering of de bovenwettelijke WW-uitkering
voor het vaststellen van de vermindering, bedoeld in het eerste lid, steeds geacht
onverminderd te zijn genoten.
3 Indien ten aanzien van de WAO-uitkering, de WIA-uitkering of de ZW-uitkering, die
de rechterlijk ambtenaar of de gewezen rechterlijk ambtenaar geniet, een verplichting
wordt opgelegd of een sanctie wordt toegepast, wordt zoveel mogelijk dezelfde verplichting
opgelegd dan wel een overeenkomende sanctie toegepast op de aanspraken op grond van
dit hoofdstuk waarop de WAO-uitkering, de WIA-uitkering of de ZW-uitkering in mindering
is gebracht.
4 Indien de rechterlijk ambtenaar of de gewezen rechterlijk ambtenaar zowel op grond
van de benoeming terzake waarvan hij aanspraken op grond van dit hoofdstuk heeft als
op grond van een of meer andere betrekkingen een WAO-uitkering, WIA-uitkering of een
ZW-uitkering geniet, wordt voor de toepassing van dit hoofdstuk onder WAO-uitkering,
WIA-uitkering onderscheidenlijk ZW-uitkering verstaan, de WAO-uitkering, WIA-uitkering
onderscheidenlijk de ZW-uitkering voorzover deze, naar rato van de bezoldiging uit
hoofde van die benoeming en die andere betrekking of betrekkingen, wordt toegerekend
aan die benoeming.