Wijzigingswet Wet op de bezoldiging van de rechterlijke ambtenaren, enz. (wijziging bezoldigingsstructuur)

Geraadpleegd op 27-04-2024.
Geldend van 17-02-1999 t/m heden

Wet van 4 februari 1994, tot wijziging van de Wet op de bezoldiging van de rechterlijke ambtenaren en enkele andere wetten (wijziging bezoldigingsstructuur)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de bezoldigingsstructuur voor de rechterlijke ambtenaren, de overeenkomstige functionarissen bij de niet tot de rechterlijke macht behorende gerechten en de rechterlijke ambtenaren in opleiding te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel XII

Wat hun bezoldiging betreft zijn de vice-presidenten van de gerechtshoven die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet als zodanig zijn benoemd, gelijkgesteld met een coördinerend vice-president.

Artikel XIII

  • 1 De benoemingen van de ondervoorzitters van de Centrale Raad van Beroep, onderscheidenlijk de vice-voorzitters van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet als zodanig zijn benoemd, worden van rechtswege gewijzigd in een benoeming tot vice-president.

  • 2 Wat hun bezoldiging betreft zijn zij gelijkgesteld met een coördinerend vice-president.

Artikel XIV

  • 1 De benoemingen van de voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden van de Centrale Raad van Beroep die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet als zodanig zijn benoemd, worden van rechtswege gewijzigd in een benoeming tot president van, raadsheer in en raadsheer-plaatsvervanger in de Centrale Raad van Beroep.

  • 2 De benoemingen van de voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden van het College van Beroep voor het bedrijfsleven die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet als zodanig zijn benoemd, worden van rechtswege gewijzigd in een benoeming tot president van, raadsheer in en raadsheer-plaatsvervanger in het College.

Artikel XVI

  • 1 Indien als gevolg van deze wet het salaris, onderscheidenlijk het maximum salaris, van een rechterlijk ambtenaar of een rechterlijk ambtenaar in opleiding op een gelijk of een hoger bedrag wordt bepaald, geschiedt de inpassing in de op grond van deze wet van toepassing zijnde salariscategorie met terugwerkende kracht tot en met 1 juni 1992, onderscheidenlijk tot en met de datum van indiensttreding of de datum van een opvolgende benoeming gelegen na 1 juni 1992.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid zijn de voorzitters van de raden van beroep gelijkgesteld met een coördinerend vice-president van een arrondissementsrechtbank en de ondervoorzitters met een rechter in een arrondissementsrechtbank.

  • 3 De inpassing geschiedt op het salarisbedrag dat de rechterlijk ambtenaar of de rechterlijk ambtenaar in opleiding op 1 juni 1992, onderscheidenlijk op de datum van indiensttreding of de datum van een opvolgende benoeming gelegen na 1 juni 1992, genoot, dan wel, indien dat bedrag in de van toepassing zijnde salariscategorie niet voorkomt, op het naast hogere bedrag in die salariscategorie.

  • 4 Voor de toepassing van het derde lid worden de salarisbedragen waarop de inpassing geschiedt, herleid overeenkomstig de bijlage die bij deze wet behoort.

Artikel XVII

Artikel XVI is van overeenkomstige toepassing op rechterlijke ambtenaren als bedoeld in artikel 2, tweede en derde lid, van de Wet op de bezoldiging van de rechterlijke ambtenaren, die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet als zodanig zijn aangewezen en die in aansluiting op hun aanwijzing worden benoemd tot rechterlijk ambtenaar als bedoeld in de artikelen 1 en 1a van die wet.

Artikel XVIII

  • 1 Indien als gevolg van deze wet het salaris van een rechterlijk ambtenaar of een rechterlijk ambtenaar in opleiding op een hoger bedrag is bepaald en aan hem in de periode van 1 januari 1992 tot en met 31 december 1994 ontslag is of wordt verleend en aan hem tegelijkertijd een ouderdomspensioen of een invaliditeitspensioen is of wordt toegekend, wordt aan hem in verband met gederfde pensioenaanspraken een eenmalige uitkering toegekend volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels.

  • 2 Indien een rechterlijk ambtenaar of een rechterlijk ambtenaar in opleiding wiens salaris als gevolg van deze wet op een hoger bedrag is bepaald, in de periode van 1 januari 1992 tot en met 31 december 1994 is overleden of overlijdt, wordt aan diens nagelaten betrekkingen aan wie een weduwen- en wezenpensioen is of wordt toegekend, in verband met gederfde pensioenaanspraken een eenmalige uitkering toegekend volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels.

  • 3 Indien als gevolg van deze wet het salaris van een rechterlijk ambtenaar of een rechterlijk ambtenaar in opleiding aan wie in de periode van 1 juni 1991 tot en met de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze wet ontslag is verleend en aan wie tegelijkertijd een uitkering op grond van de Wet uitkering wegens vrijwillig vervroegd uittreden is toegekend, op een hoger bedrag is bepaald, wordt aan hem in verband met gederfde pensioenaanspraken en in verband met een te laag vastgestelde uitkering op grond van de Wet uitkering wegens vrijwillig vervroegd uittreden een eenmalige uitkering toegekend volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels.

  • 4 Indien als gevolg van deze wet het salaris van een rechterlijk ambtenaar of een rechterlijk ambtenaar in opleiding aan wie in de periode van 1 juni 1991 tot en met 31 mei 1992 ontslag is verleend en aan wie tegelijkertijd een wachtgeld of een uitkering op grond van de Uitkeringsregeling 1966 is toegekend, op een hoger bedrag is bepaald, wordt aan hem in verband met een te laag vastgesteld wachtgeld of een te laag vastgestelde uitkering op grond van de Uitkeringsregeling 1966 een eenmalige uitkering toegekend volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels.

Artikel XIX

De bijlage, bedoeld in artikel XVI, vierde lid, wordt als volgt vastgesteld:

Bijlage bij de Wet van 4 februari 1994, Stb. 81, houdende wijziging van de Wet op de bezoldiging van de rechterlijke ambtenaren en enkele andere wetten (wijziging bezoldigingsstructuur)

Salariscategorie

 

A

B

C

1

 

16 480

16 645

16 945

2

 

15 453

15 607

15 888

3

 

14 489

14 634

14 897

4

 

13 586

13 722

13 969

5

aanvang

11 229

11 342

11 546

 

na 1 jaar

11 966

12 085

12 303

 

na 2 jaar

12 750

12 877

13 109

 

na 3 jaar

13 586

13 722

13 969

6

 

12 352

12 475

12 700

7

aanvang

10 539

10 644

10 836

 

na 1 jaar

11 229

11 342

11 546

 

na 2 jaar

11 966

12 085

12 303

 

na 3 jaar

12 352

12 475

12 700

8

aanvang

10 539

10 644

10 836

 

na 1 jaar

10 879

10 987

11 185

 

na 2 jaar

11 229

11 342

11 546

 

na 3 jaar

11 592

11 708

11 918

8a

 

11 592

11 708

11 918

8b

 

10 879

10 987

11 185

8c

 

10 209

10 311

10 497

9

aanvang

8 090

8 171

8 318

 

na 1 jaar

8 554

8 639

8 795

 

na 2 jaar

8 790

8 878

9 037

 

na 3 jaar

9 032

9 123

9 287

 

na 4 jaar

9 282

9 375

9 543

 

na 5 jaar

9 581

9 677

9 851

 

na 6 jaar

9 890

9 989

10 169

 

na 7 jaar

10 209

10 311

10 497

10

aanvang

6 879

6 948

7 073

 

na 1 jaar

7 057

7 128

7 256

 

na 2 jaar

7 236

7 308

7 439

 

na 3 jaar

7 414

7 488

7 623

 

na 4 jaar

7 637

7 713

7 852

 

na 5 jaar

7 866

7 945

8 088

 

na 6 jaar

8 090

8 171

8 318

 

na 7 jaar

8 314

8 397

8 548

 

na 8 jaar

8 438

8 522

8 676

11

aanvang

5 988

6 048

6 156

 

na 1 jaar

6 165

6 227

6 339

 

na 2 jaar

6 343

6 406

6 521

 

na 3 jaar

6 520

6 585

6 704

 

na 4 jaar

6 698

6 765

6 887

 

na 5 jaar

6 879

6 948

7 073

 

na 6 jaar

7 057

7 128

7 256

 

na 7 jaar

7 236

7 308

7 439

 

na 8 jaar

7 414

7 488

7 623

 

na 9 jaar

7 637

7 713

7 852

 

na 10 jaar

7 754

7 832

7 973

11a

aanvang

7 236

7 308

7 439

 

na 1 jaar

7 414

7 488

7 623

 

na 2 jaar

7 637

7 713

7 852

 

na 3 jaar

7 866

7 945

8 088

 

na 4 jaar

8 090

8 171

8 318

 

na 5 jaar

8 314

8 397

8 548

 

na 6 jaar

8 554

8 639

8 795

 

na 7 jaar

8 790

8 878

9 037

 

na 8 jaar

9 032

9 123

9 287

 

na 9 jaar

9 282

9 375

9 543

11b

aanvang

6 897

6 948

7 073

 

na 1 jaar

7 057

7 128

7 256

 

na 2 jaar

7 236

7 308

7 439

 

na 3 jaar

7 414

7 488

7 623

 

na 4 jaar

7 637

7 713

7 852

 

na 5 jaar

7 866

7 945

8 088

 

na 6 jaar

8 090

8 171

8 318

 

na 7 jaar

8 314

8 397

8 548

 

na 8 jaar

8 438

8 522

8 676

11c

aanvang

5 988

6 048

6 156

 

na 1 jaar

6 165

6 227

6 339

 

na 2 jaar

6 343

6 406

6 521

 

na 3 jaar

6 520

6 585

6 704

 

na 4 jaar

6 698

6 765

6 887

 

na 5 jaar

6 879

6 948

7 073

 

na 6 jaar

7 057

7 128

7 256

 

na 7 jaar

7 236

7 308

7 439

 

na 8 jaar

7 414

7 488

7 623

 

na 9 jaar

7 637

7 713

7 852

 

na 10 jaar

7 754

7 832

7 973

12

aanvang

3 531

3 566

3 630

 

na 1 jaar

3 702

3 739

3 806

 

na 2 jaar

3 887

3 926

3 997

 

na 3 jaar

4 810

4 858

4 945

 

na 4 jaar

5 011

5 061

5 152

 

na 5 jaar

5 209

5 261

5 356

 

na 6 jaar

5 412

5 466

5 564

 

na 7 jaar

5 605

5 660

5 762

 

na 8 jaar

5 796

5 854

5 959

A = salaris in guldens per maand met ingang van 1 juni 1992. B = salaris in guldens per maand met ingang van 1 januari 1993. C = salaris in guldens per maand met ingang van 1 april 1993.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage, 4 februari 1994

Beatrix

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de zeventiende februari 1994

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven