Stb. 2025, 6, datum inwerkingtreding 17-01-2025, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2023.
2 Voor de ambtenaar die op 1 januari 2006 was geplaatst op een functie:
-
k. als bewaker-hondengeleider of bewaker-hondengeleider-portier bij het burgerbewakingspersoneel
van de Koninklijke landmacht, voor zover belast met de continubewaking van afgelegen
objecten onder verzwarende terreinomstandigheden, geldt een leeftijdsgrens indien
hij de leeftijd van zestig jaar bereikt:
3 Aan de ambtenaar bedoeld in het eerste of tweede lid kan op diens aanvraag eervol
ontslag worden verleend met ingang van de eerste van de maand, volgende op die waarin
de voor de ambtenaar geldende leeftijdsgrens wordt bereikt. Dit ontslag wordt aangemerkt
als een ontslag als bedoeld in artikel 114, eerste lid, indien wordt voldaan aan de daar bedoelde voorwaarden.
4 De ambtenaar, bedoeld in het eerste of tweede lid, heeft het recht om na het bereiken
van de in het eerste respectievelijk tweede lid genoemde leeftijdsgrens langer door
te werken op zijn functie voor een periode van maximaal vier respectievelijk twee
jaar. Na afloop van deze periode kan dit op aanvraag van de ambtenaar jaarlijks worden
verlengd, indien dit door het bevoegde gezag in het belang van de dienst wordt geacht
en de ambtenaar blijkens de uitslag van een onderzoek door de deskundige persoon of
de arbodienst, bedoeld in artikel 54a, onderdeel b, lichamelijk en psychisch in staat kan worden geacht diens functie te blijven uitoefenen.
Indien tussentijds uit de uitslag van een bedrijfsgeneeskundig onderzoek blijkt dat
de ambtenaar ongeschikt is geworden voor de verdere uitoefening van diens functie,
zal alsnog ontslag worden verleend als bedoeld in het derde lid.
6 De ambtenaar, bedoeld in het eerste of tweede lid, die de leeftijd van vijfenvijftig
respectievelijk zestig jaar bereikt in het jaar 2023 of later, wordt vóór het bereiken
van de leeftijd van zestig respectievelijk tweeënzestig jaar een passende functie
opgedragen als bedoeld in artikel 105 niet zijnde een functie als bedoeld in het eerste of tweede lid.
7 Indien het tijdig opdragen van een passende functie als bedoeld in het zesde lid niet
mogelijk is, kan de ambtenaar:
-
a. op aanvraag ontslag worden verleend als bedoeld in het derde lid dan wel
-
b. op aanvraag ervoor kiezen om door te werken op diens functie tot het bereiken van
de in het vierde lid genoemde momenten, waarna de ambtenaar een andere functie kan
worden opgedragen.