Stb. 2017, 150, datum inwerkingtreding 12-04-2017, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2017.
1 Onze Minister wijst de ambtenaren aan die werkzaamheden verrichten waaraan in het
bijzonder het risico van financiële belangenverstrengeling of het risico van oneigenlijk
gebruik van koersgevoelige informatie verbonden is. De aangewezen ambtenaar meldt
financiële belangen, alsmede het bezit van en transacties met effecten die de belangen
van de dienst voor zover deze in verband staan met zijn functievervulling kunnen raken,
aan een daartoe aangewezen functionaris.
2 Onze Minister voert een registratie van de op grond van het eerste lid gedane meldingen.
3 De ambtenaar verstrekt nadere informatie of bescheiden met betrekking tot de financiële
belangen of het bezit van of de transacties met effecten, indien daarvoor naar het
oordeel van Onze Minister of de door Onze Minister aangewezen functionaris, bedoeld
in het eerste lid, aanleiding bestaat op grond van de melding of na de melding gebleken
feiten of omstandigheden.
4 Het is de ambtenaar verboden financiële belangen te hebben, effecten te bezitten of
effectentransacties te verrichten waardoor de goede vervulling van de functie of het
goed functioneren van de openbare dienst, voorzover dit in verband staat met de functievervulling,
niet in redelijkheid zou zijn verzekerd.
5 Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de melding,
bedoeld in het eerste lid, de registratie, bedoeld in het tweede lid, en het verbod,
bedoeld in het vierde lid.