Wet van 2 november 1992, houdende bepalingen inzake arbeid verricht in verband met
de mijnbouw op de Noordzee
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enkele wettelijke bepalingen
vast te stellen met betrekking tot arbeid verricht in verband met de mijnbouw op de
Noordzee;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: