Verhuur van jachtrechten

[Regeling vervallen per 25-06-2006 met terugwerkende kracht tot en met 15-06-2006.]
Geraadpleegd op 27-04-2024.
Geldend van 27-07-1992 t/m 14-06-2006

Verhuur van jachtrechten

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.
  • 1. Bij de uitspraak van 16 januari 1987, nr. O 82/1986, heeft het Gerechtshof te Arnhem beslist dat de verhuur van jachtrechten een met omzetbelasting belaste dienst is. Bij de aanschrijving van 9 oktober 1987, nr. VB 87/1217 (BTW/R-300), is in verband met deze uitspraak goedgekeurd dat de heffing van omzetbelasting ter zake van de verhuur van jachtrechten achterwege kan blijven, indien die verhuur geschiedt door ondernemers die op grond van artikel 27, eerste lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 geen omzetbelasting verschuldigd zijn voor de in die bepaling bedoelde prestaties, voor zover het jachtrecht wordt verleend voor gronden die door landbouwers worden gebezigd voor het voortbrengen of telen van de in artikel 27, eerste lid, onderdeel a, van die wet bedoelde goederen. Met deze goedkeuring is voorkomen dat deze ondernemers uitsluitend vanwege de verhuur van het jachtrecht in de heffing van de omzetbelasting zouden worden betrokken.

  • 2. Gebleken is dat van de samenstelling van de bij de heffing van de omzetbelasting van jachtrechten betrokkenen, de meerderheid wordt uitgemaakt door land- en bosbouwers als bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 en exploitanten van bossen en landgoederen als bedoeld in paragraaf 8 van de Toelichting Landbouwregeling (aanschrijving van 15 november 1983, nr. 283-14899, BTW-113). Deze omstandigheid geeft mij aanleiding om ook voor de overige betrokkenen bij de verhuur van jachtrechten een tegemoetkoming op dit punt door te voeren voor zover zij buiten de verhuur van het jachtrecht geen of slechts vrijgestelde ondernemersprestaties verrichten. Hierbij heb ik mede overwogen dat daardoor een praktisch werkbare situatie ontstaat en dat indien deze groep ten volle in de heffing blijft betrokken, een deel daarvan een beroep toekomt op de in artikel 25 van de Wet op de omzetbelasting 1968 opgenomen vermindering van de belasting voor kleine ondernemers. Goedgekeurd wordt daarom dat, naast het gestelde in punt 1, in het vervolg de heffing van omzetbelasting ter zake van de verhuur van jachtrechten in de volgende situaties achterwege kan blijven.

  • 3. Indien bij verhuur van jachtrechten, die verhuur betrekking heeft op gronden (waters daaronder begrepen) ter zake waarvan nog andere prestaties worden verricht waarvoor een vrijstelling van omzetbelasting toepassing vindt, dan kan de voldoening van de omzetbelasting over de verhuur van het jachtrecht achterwege blijven. Wordt ter zake van die andere prestaties met de grond evenwel omzetbelasting geheven, dan dient over de verhuur van het jachtrecht omzetbelasting te worden voldaan.

  • 4. Indien met betrekking tot grond geen andere prestaties worden verricht dan de verhuur van het jachtrecht, dan kan de voldoening van de belasting over de verhuur van het jachtrecht achterwege blijven.

  • 5. In de praktijk komt het verder voor dat gehuurde jachtrechten door de huurder weder worden verhuurd. Bij de wederverhuring van jachtrechten geldt voor de heffing van de omzetbelasting het volgende. De wederverhuring van jachtrechten kan vrij van heffing van omzetbelasting plaatsvinden indien de huur van de jachtrechten over dezelfde grond vrij van heffing is geschiedt. Vindt de huur van jachtrechten over bepaalde gronden echter belast met omzetbelasting plaats dan dient ook de wederverhuur van jachtrechten over die gronden belast met omzetbelasting plaats te hebben.

  • 6. Deze goedkeuring kan toepassing vinden met ingang van heden. Op het verleden wordt niet teruggekomen.

  • 7. In verband met het vorenstaande wordt de aanschrijving van 9 oktober 1987, nr. VB 87/1217 (BTW/R-300), ingetrokken.

Naar boven