Instelling Commissie schorsing en vrijhedenbeleid

Geraadpleegd op 24-06-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-06-2004 en zichtdatum 26-05-2024.
Geldend van 31-01-1992 t/m heden

Instelling Commissie schorsing en vrijhedenbeleid

De minister van Justitie,

Overwegende, dat het gelet op de noodzaak de belangen van de strafrechtelijke rechtshandhaving te waarborgen, wenselijk is onderzoek te doen instellen naar mogelijke verbeteringen in de wetgeving inzake schorsing van de voorlopige hechtenis en in de praktijk dienaangaande alsmede ten aanzien van de strafonderbreking en het verlof bij de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen, opgelegd aan meerderjarigen.

Besluit:

Artikel 2

De commissie heeft tot taak het vorenbedoelde onderzoek in te stellen en de analyse uit te voeren en de minister van Justitie voor 1 juni 1992 te adviseren over de wenselijkheid van:

  • a. wijziging van artikel 80 Wetboek van Strafvordering met het oog op de mogelijkheid van beperkende maatregelen;

  • b. precisering van het beleid ten aanzien van strafonderbreking en verbeteringen in de rol van de verschillende adviserende instanties hierbij;

  • c. betere criteria voor het verlenen van verlof en effectievere benutting van de in aanmerking komende adviserende instanties hierbij.

Artikel 3

De commissie kan andere dan de in artikel 2 genoemde vragen onderzoeken die haars inziens hiervoor in aanmerking komen en aan de minister van Justitie terzake advies uitbrengen.

Artikel 4

In de commissie hebben zitting:

  • a. als voorzitter:

    • prof. mr. Th. W. van Veen, emeritus-hoogleraar strafrecht en strafprocesrecht aan de Rijksuniversiteit te Groningen;

  • b. als leden:

    • mr. J. P. Balkema, raadsheer bij het Gerechtshof te Arnhem:

    • mr. M. F. L. M. van der Grinten, vice-president van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam;

    • mr. R. P. J. A. Vermeulen, hoofd van de afdeling Selectie en Bejegening van het Minister van Justitie;

    • mr. W. J. B. Zeyl, hoofdofficier van justitie te Roermond;

  • c. als adviserend lid:

    • mr. F. D. van Asbeck, raadadviseur bij de Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht.

  • d. als secretaris:

    • mr. J. N. Reinders, juridisch medewerker bij de Directie Staats- en Strafrecht van het Ministerie van Justitie.

Artikel 5

De commissie is bevoegd deskundigen uit te nodigen om aan de beraadslagingen in de commissie deel te nemen.

Artikel 6

De commissie kan zich wenden tot de onder de verantwoordelijkheid van de minister van Justitie ressorterende diensten en instellingen voor het verkrijgen van de inlichtingen die zij behoeft.

Artikel 7

Dit besluit, dat zal worden geplaatst in de Staatscourant en waarvan afschrift wordt gezonden aan de Algemene Rekenkamer, treedt in werking met ingang van de dag na die van dagtekening.

's-Gravenhage, 27 januari 1992

De

Minister

van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven