1. Voor het bepalen van het alcoholgehalte van bier, wijn, tussenproducten en overige
alcoholhoudende producten wordt goedgekeurd dat gebruik wordt gemaakt van een methode
gebaseerd op:
-
– distillatie met correctie voor de distillatieverliezen;
-
– dichtheidsmeting met een elektronische dichtheidsmeter, principe oscillatie; en
-
– alcoholgehalte op basis van de dichtheid gecorreleerd naar de International Organization
of Legal Metrology tabellen.
De referentietemperatuur voor de bepaling van het volume, de dichtheid en het alcoholvolumegehalte
van de dranken is 20°C.
Het bij de bepaling van het alcoholgehalte gebruikte distillatieapparaat dient geschikt
te zijn om ethanol en andere vluchtige verbindingen te scheiden van het residu.
Bier en koolzuurhoudende dranken dienen voor distillatie bevrijd te worden van koolzuur
door meermalen overschenken en daarna te filtreren.
Niet koolzuurhoudende dranken worden direct, zonder voorbehandeling, gedistilleerd.
Van 100 ml bier, wijn, tussenproduct of overig alcoholhoudend product, aangevuld met
150 ml gedistilleerd water, wordt ten minste 180 ml afgedistilleerd. Het distillaat
wordt met gedistilleerd water tot 200 ml aangevuld. Vervolgens wordt de dichtheid
bepaald minimaal op vijf decimalen nauwkeurig.
De omrekening van de dichtheid van het distillaat naar het alcoholgehalte bij 20°C
geschiedt met gebruikmaking van de tabellen van de International Organization of Legal
Metrology.
Het alcoholvolume percentage alcohol wordt naar beneden afgerond op één decimaal.
Bij de distillatie voor de vaststelling van het alcoholgehalte van bier, wijn, tussenproducten
en overige alcoholhoudende producten wordt gebruik gemaakt van een distilleertoestel
waarbij wordt gecorrigeerd voor een eventueel bij de distillatie optredend alcoholverlies.
Het alcoholverlies kan worden beperkt door een groter volume af te destilleren of
te destilleren naar een groter volume.