Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer van 24 januari 1991, nr. MJZ24191041, Centrale Directie Juridische
Zaken, afdeling Wetgeving, gedaan mede namens Onze Minister van Justitie;
Gelet op de artikelen 2, 45, 56, 57, derde lid, 59, tweede lid, 64, eerste lid, 65, eerste lid, 67, eerste lid, 70, eerste lid, 73, eerste, tweede en vierde lid, 74, eerste lid, 75, eerste lid, 87, vierde lid, 89, tweede lid, 91, 94, vierde lid, 96, tweede lid, 98, 102, derde lid, en 105, eerste en tweede lid, van de Kadasterwet (Stb. 1991, 570);
De Raad van State gehoord, advies van 13 augustus 1991, no. W08.91.0049;
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer van 29 oktober 1991, nr. MJZ 29o91014, Centrale Directie
Juridische Zaken, afdeling Wetgeving, uitgebracht mede namens Onze Minister van Justitie;
Hebben goedgevonden en verstaan: