Stb. 2014, 481, datum inwerkingtreding 01-01-2015, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2014.
1 Dit artikel is van toepassing op naheffingsaanslagen in de motorrijtuigenbelasting
welke zijn vastgesteld op de voet van artikel 7, eerste lid, aanhef en onderdeel a,
van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 ten name van degene op wiens naam het
motorrijtuig is gesteld in het kentekenregister, genoemd in artikel 1, eerste lid,
onderdeel i, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede op de met die naheffingsaanslagen
verband houdende kosten, renten en bestuurlijke boeten.
2 Voor de in het eerste lid bedoelde vorderingen kan door de ontvanger verhaal worden
genomen op elk motorrijtuig dat op naam van de in het eerste lid bedoelde natuurlijke
persoon of rechtspersoon is gesteld in het kentekenregister, genoemd in artikel 1,
eerste lid, onderdeel i, van de Wegenverkeerswet 1994, zonder dat enig ander enig
recht op deze motorrijtuigen kan tegenwerpen.
3 Uitwinning van motorrijtuigen als bedoeld in het tweede lid is niet mogelijk voorzover
degene die enig recht op een dergelijk motorrijtuig heeft goederen van degene op wiens
naam die motorrijtuigen zijn gesteld in het kentekenregister, genoemd in artikel 1,
eerste lid, onderdeel i, van de Wegenverkeerswet 1994, aanwijst die voor de in het
eerste lid bedoelde vorderingen voldoende verhaal bieden.