Besluit genetisch gemodificeerde organismen Wet milieugevaarlijke stoffen

[Regeling vervallen per 01-03-2015.]
Geraadpleegd op 12-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-10-2003 en zichtdatum 01-10-2003.
Geldend van 01-10-2003 t/m 31-05-2004

Besluit van 25 januari 1990, tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 6 februari 1989, no. MJZ 0629072, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en de Staatssecretarissen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur;

Overwegende dat het in het milieu brengen van genetisch gemodificeerde organismen ongewenste effecten op mens of milieu kan hebben;

dat deze effecten vanwege het reproductievermogen onomkeerbaar kunnen zijn;

dat een volledig inzicht in de mechanismen die leiden tot deze effecten nog ontbreekt;

dat de mogelijke onomkeerbaarheid van de effecten enerzijds en het ontbreken van een volledig inzicht anderzijds een beoordeling vooraf van het in het milieu brengen van genetisch gemodificeerde organismen wenselijk maken;

Gelet op de artikelen 24 en 26 van de Wet milieugevaarlijke stoffen (Stb. 1985, 639), en artikel 2 van de Hinderwet (Stb. 1981, 410);

Gezien het advies van de Centrale raad voor de milieuhygiëne (advies van 25 november 1988, nr. GGO-88/1247);

De Raad van State gehoord (advies van 12 juli 1989, nr.W08.89.0122);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 22 januari 1990, no. MJZ 2219077, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en de Staatssecretarissen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

  • b. genetisch materiaal: desoxyribonucleïne-zuur (DNA) en ribonucleïnezuur (RNA);

  • c. genetische modificatie: het veranderen van genetisch materiaal op een wijze die van nature niet mogelijk is door voortplanting of recombinatie;

  • d. micro-organismen: cellulaire en niet-cellulaire micro-biologische entiteiten met het vermogen tot vermenigvuldiging of tot overbrenging van genetisch materiaal, daaronder mede begrepen virussen, viroïden, en dierlijke en plantencellen in cultuur;

  • e. organismen: micro-organismen alsmede planten en dieren, daaronder mede begrepen ei- en zaadcellen van dieren en zaden en pollen van planten;

  • f. genetisch gemodificeerde organismen: organismen waarvan het genetisch materiaal is veranderd op een wijze die van nature niet mogelijk is door voortplanting of recombinatie en die het vermogen bezitten dat genetisch materiaal te vermenigvuldigen of over te dragen;

  • g. ingeperkt gebruik: genetische modificatie van organismen of vermeerderen, opslaan, aan een ander ter beschikking stellen, toepassen, voorhanden hebben, vervoeren, met uitzondering van vervoeren als bedoeld in artikel 23, tweede lid, onder c, zich ontdoen of vernietigen van genetisch gemodificeerde organismen in een afgesloten ruimte dan wel in een installatie of in apparatuur in een inrichting als bedoeld in categorie 21 van bijlage I bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, indien met betrekking tot die afgesloten ruimte, die installatie of die apparatuur fysische barrières of een combinatie van fysische met chemische of biologische barrières zijn of worden toegepast om het contact van die organismen met mens en milieu te beperken, overeenkomstig door Onze Minister te stellen regels;

  • h. richtlijn 98/81: richtlijn nr. 98/81/EG van de Raad van de Europese Unie van 26 oktober 1998 tot wijziging van Richtlijn 90/219/EEG inzake het ingeperkt gebruik van genetisch gemodificeerde micro-organismen;

  • i. zelfklonering: verwijdering van genetisch materiaal uit een organisme, gevolgd door het terugbrengen van dit genetisch materiaal of van een deel daarvan, al dan niet in vitro, enzymatisch, chemisch of mechanisch bewerkt, in cellen van hetzelfde organisme of van een nauw verwante soort die door natuurlijke fysiologische processen chromosomaal DNA kan uitwisselen met het eerstbedoelde organisme.

§ 2. Ingeperkt gebruik

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

§ 2.1. Werkingssfeer

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

  • 1 Voor de toepassing van paragraaf 2 worden de genetisch gemodificeerde organismen onderscheiden in de volgende groepen:

    • a. groep I: genetisch gemodificeerde micro-organismen die voldoen aan de krachtens het tweede lid gestelde regels dan wel waarvan na toepassing van het vierde lid is vastgesteld dat zij eveneens voldoen aan de criteria voor indeling in groep I;

    • b. groep II: overige genetisch gemodificeerde micro-organismen;

    • c. groep III: overige genetisch gemodificeerde organismen, niet zijnde micro-organismen.

  • 2 Onze Minister stelt regels voor de indeling van genetisch gemodificeerde organismen. Hij stelt daarbij onder meer vast welke door hem aangewezen organismen en vectoren geschikt zijn voor de vervaardiging van organismen die behoren tot groep I. Voorts kan hij daarbij vaststellen of een insertie geschikt is voor de vervaardiging van die organismen.

  • 3 Het ontwerp van de regels, bedoeld in het tweede lid, wordt door Onze Minister in de Staatscourant bekendgemaakt. Aan een ieder wordt de gelegenheid geboden gedurende een bij die bekendmaking vast te stellen termijn opmerkingen over het ontwerp schriftelijk ter kennis van Onze Minister te brengen.

  • 4 Degene die wil overgaan tot handelingen met genetisch gemodificeerde micro-organismen die zijn vervaardigd met behulp van organismen en vectoren die niet zijn aangewezen overeenkomstig het tweede lid, tweede volzin, dan wel degene die een zodanig organisme wil vervaardigen, kan Onze Minister verzoeken vast te stellen dat de betrokken organismen of vectoren geschikt zijn voor de vervaardiging van organismen die behoren tot groep I. Onze Minister beslist op het verzoek binnen vier weken. Met betrekking tot het verzoek is artikel 13 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor de toepassing van artikel 13, tweede lid, de in de voorgaande volzin genoemde termijn wordt opgeschort.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

  • 2 Onze Minister kan nadere regels stellen voor de indeling van handelingen in de categorieën A en B. Artikel 2, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

Paragraaf 2 is niet van toepassing op:

  • a. de opslag tijdens het vervoer van genetisch gemodificeerde organismen die zich bevinden in een vervoerseenheid die voldoet aan de eisen voor het vervoer, neergelegd in bijlage 2 behorende bij dit besluit;

  • b. het vervaardigen, vervoeren, toepassen, voorhanden hebben, aan een ander ter beschikking stellen of zich ontdoen van typen van genetisch gemodificeerde micro-organismen die zijn opgesomd in bijlage II, deel C, bij richtlijn 98/81;

  • c. het vervaardigen van organismen door, dan wel het vervoeren, toepassen, voorhanden hebben, aan een ander ter beschikking stellen of zich ontdoen van organismen die zijn vervaardigd door:

    • 1°. celfusie, met inbegrip van protoplastfusie, van eukaryotische soorten, met inbegrip van de productie van hybridoma's, uitgezonderd de fusie van plantencellen,

    • 2°. zelfklonering van niet-pathogene, van nature voorkomende micro-organismen die geen bijkomende agentia bezitten en aantoonbaar veilig zijn gebleken bij langdurig gebruik, dan wel ingebouwde biologische barrières bezitten die niet van invloed zijn op de optimale groei in kunstmatige media, maar beperkte overlevings- of vermenigvuldigingskansen bieden zonder schadelijke effecten voor mens en milieu, of

    • 3°. celfusie, met inbegrip van protoplastfusie, van prokaryotische soorten die genetisch materiaal uitwisselen door middel van bekende fysiologische processen,

    tenzij bij de vervaardiging daarvan als recipiënt of ouderorganisme gebruik wordt gemaakt van genetisch gemodificeerde organismen, die niet zijn verkregen op de onder 1°, 2° of 3° of de in bijlage 1, onderdeel 1, onder a of b, beschreven wijze en ten aanzien waarvan geen toepassing heeft plaatsgehad van artikel 23, tweede lid, onder d, dan wel van genetisch gemodificeerde organismen die niet vallen onder artikel 23, tweede lid, onder e.

§ 2.2. Voorafgaande risico-analyse

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

  • 1 Degene die voornemens is over te gaan tot ingeperkt gebruik, maakt, voordat hij daarmee begint, een analyse van de risico’s voor mens en milieu die aan dat gebruik kunnen zijn verbonden. Hij maakt daarvan een schriftelijke samenvatting, die hij ter beschikking houdt van Onze Minister en van het gezag dat in het kader van de Wet milieubeheer bevoegd is ten aanzien van de inrichting waar de betrokken handeling plaatsvindt.

  • 2 Onze Minister stelt regels omtrent de gegevens die de analyse bevat. Tevens kan hij daarbij nadere regels stellen met betrekking tot de samenvatting. Artikel 2, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

§ 2.3. Veiligheidsvoorschriften

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

  • 1 Onze Minister kan regels stellen die voor de houders van een vergunning krachtens artikel 17 gelden naast of in plaats van de aan die vergunning verbonden voorschriften.

  • 2 Voorts beziet degene die handelingen met genetisch gemodificeerde organismen verricht, dan wel zodanige organismen vervaardigt, bij ingeperkt gebruik jaarlijks of zoveel keren meer als de aard van de betrokken handelingen vereist, de getroffen maatregelen opnieuw, ten einde rekening te houden met nieuw verworven wetenschappelijke of technische kennis inzake risicobeheersing en behandeling en het beheer van afvalstoffen; zo nodig treft hij verdergaande maatregelen.

§ 2.4. Kennisgeving

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

§ 2.4.1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

  • 2 Ingeval organismen die behoren tot verschillende groepen in combinatie worden toegepast, kan worden volstaan met een gezamenlijke kennisgeving.

§ 2.4.2. Vervaardigen van en handelingen met genetisch gemodificeerde organismen

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

  • 1 Degene die handelingen van categorie A verricht met organismen die behoren tot groep I, dan wel zodanige organismen vervaardigt, doet daarvan, voordat hij daartoe voor de eerste keer overgaat, kennisgeving aan Onze Minister.

  • 3 De persoon, bedoeld in het eerste lid, maakt jaarlijks voor 1 juni een verslag over de in het eerste lid bedoelde handelingen in het voorafgaande kalenderjaar en houdt dit gedurende 5 jaar ter beschikking van Onze Minister. Artikel 7, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

  • 1 Degene die handelingen van categorie B verricht met organismen die behoren tot groep I, doet daarvan, voordat hij daartoe overgaat, kennisgeving aan Onze Minister.

  • 3 In afwijking van het eerste lid is geen kennisgeving vereist, indien Onze Minister op verzoek van degene die ingeperkt gebruik verricht, heeft vastgesteld dat er sprake is van een wijziging van geringe aard van een handeling als bedoeld in het eerste lid:

    • a. waarvoor een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 17, eerste lid, dan wel

    • b. waarop het derde lid van dat artikel van toepassing is.

  • 4 Onze Minister beslist binnen vier weken na de datum van ontvangst van een verzoek als bedoeld in het derde lid. Met betrekking tot het verzoek is artikel 13 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor de toepassing van artikel 13, tweede lid, de in de eerste volzin genoemde termijn wordt opgeschort. Indien Onze Minister niet binnen de in de eerste volzin bedoelde termijn een beslissing heeft genomen op het verzoek, heeft de vaststelling van rechtswege plaatsgehad.

  • 5 Onze Minister kan regels stellen omtrent de beoordeling van een verzoek als bedoeld in het derde lid.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

  • 1 Degene die handelingen van categorie A verricht met organismen die behoren tot groep II of handelingen met organismen die behoren tot groep III, dan wel zodanige organismen vervaardigt, doet daarvan, voordat hij daartoe overgaat, kennisgeving aan Onze Minister.

  • 2 De kennisgeving bevat in ieder geval de gegevens, bedoeld in bijlage 4, onderdeel 3, bij dit besluit. Artikel 9, derde tot en met vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

  • 1 Degene die handelingen van categorie B verricht met organismen die behoren tot groep II, doet daarvan, voordat hij daartoe overgaat, kennisgeving aan Onze Minister.

§ 2.4.3. Ontvankelijkheid, mededeling en opmerkingen

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

  • 1 Onze Minister tekent de datum van ontvangst aan op een kennisgeving als bedoeld in de artikelen 8, 9, 10 of 11, en zendt een bewijs van ontvangst waarop die datum is vermeld aan degene die de kennisgeving heeft gedaan.

  • 2 Indien Onze Minister van oordeel is dat bij de kennisgeving niet aan het bij of krachtens de artikelen 8, 9, 10 of 11, in samenhang met artikel 7, eerste lid, bepaalde is voldaan, stelt hij binnen vier weken na de datum van ontvangst degene die de kennisgeving heeft gedaan in de gelegenheid de kennisgeving binnen een door Onze Minister gestelde termijn aan te vullen. Indien degene die de kennisgeving heeft gedaan geen gebruik maakt van deze gelegenheid of indien Onze Minister na aanvulling van de kennisgeving van oordeel is dat nog niet is voldaan aan het bij of krachtens de artikelen 8, 9, 10 of 11, in samenhang met artikel 7, eerste lid, bepaalde, laat Onze Minister de kennisgeving buiten behandeling.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

  • 1 Onze Minister kan van degene die de kennisgeving heeft gedaan, nadere gegevens verlangen omtrent het ingeperkt gebruik waar de kennisgeving betrekking op heeft.

  • 2 Ingeval het eerste lid toepassing vindt, worden de termijnen, bedoeld in de artikelen 14 en 17, opgeschort totdat Onze Minister de nadere gegevens heeft ontvangen.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

  • 1 Onze Minister doet van een kennisgeving als bedoeld in artikel 11, zo spoedig mogelijk mededeling; hij doet dit in elk geval binnen 45 dagen na de datum van ontvangst van de kennisgeving, dan wel, indien een besluit om de kennisgeving buiten behandeling te laten. als bedoeld in artikel 12, tweede lid, in beroep is vernietigd, uiterlijk twee weken na de datum waarop het besluit, houdende de vernietiging, is genomen.

  • 2 In ieder geval wordt van de kennisgeving gelijktijdig mededeling gedaan door middel van een vermelding in de Staatscourant en door terinzagelegging overeenkomstig het vierde lid.

  • 3 In de vermelding, bedoeld in het tweede lid, vermeldt Onze Minister ten minste:

    • a. de beschrijving van het genetisch gemodificeerde organisme of de genetische gemodificeerde organismen en van de voorgenomen handelingen;

    • b. het tijdstip waarop een exemplaar van de kennisgeving ter inzage wordt gelegd, en de uren waarop en de plaats waar het ter inzage ligt;

    • c. de mogelijkheid dat een ieder schriftelijk opmerkingen indient bij Onze Minister naar aanleiding van de kennisgeving, alsmede

    • d. de termijn voor het indienen van de opmerkingen.

  • 4 Onze Minister legt met een exemplaar van de kennisgeving stukken ter inzage, die bevatten:

    • a. naam en adres van degene die de kennisgeving doet;

    • b. de beschrijving van het genetisch gemodificeerde organisme of de genetisch gemodificeerde organismen en van de voorgenomen handelingen;

    • c. de plaats en het doel van het ingeperkt gebruik;

    • d. de volgende gegevens en bescheiden, indien deze niet gelijktijdig ter inzage liggen ten behoeve van de totstandkoming van de beschikking op de aanvraag om een vergunning op grond van de Wet milieubeheer voor de inrichting waarin de betrokken handeling plaatsheeft:

      • 1°. gegevens over de installatie;

      • 2°. gegevens over het afvalstoffenbeheer;

      • 3°. gegevens over de veiligheidsmaatregelen, het toezicht op de veiligheid en de noodmaatregelen en

      • 4°. de analyse van de risico’s voor mens en milieu, als bedoeld in artikel 5, eerste lid.

  • 5 Gedurende vier weken vanaf de dag waarop de kennisgeving ter inzage is gelegd, kan een ieder de ter inzage liggende stukken kosteloos inzien. Onze Minister verstrekt een ieder desgevraagd, tegen betaling der kosten, een exemplaar van de ter inzage liggende stukken.

  • 6 Gedurende de in het vijfde lid bedoelde periode kan een ieder schriftelijke opmerkingen naar aanleiding van de kennisgeving bij Onze Minister indienen.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

Degene die een kennisgeving heeft gedaan, als bedoeld in de artikelen 8, 9, 10 of 11, stelt Onze Minister onverwijld op de hoogte van nieuwe gegevens waarover hij de beschikking krijgt of redelijkerwijs de beschikking kan krijgen, indien die gegevens belangrijke gevolgen kunnen hebben voor de risico’s die aan het ingeperkt gebruik zijn verbonden. Hij dient een gewijzigde kennisgeving in, waarbij hij aangeeft welke maatregelen in verband met deze nieuwe gegevens zijn getroffen.

§ 2.5. Vergunning voor ingeperkt gebruik

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

  • 1 Het is verboden over te gaan tot ingeperkt gebruik van genetisch gemodificeerde organismen, als bedoeld in de artikelen 8, 9, 10 of 11, zonder vergunning die door Onze Minister is verleend naar aanleiding van een kennisgeving als bedoeld in het betrokken artikel. Het verbod in de eerste volzin geldt niet voor zover toepassing is gegeven aan artikel 9, derde lid, of aan artikel 10, tweede lid, j° artikel 9, derde lid.

  • 2 Op een kennisgeving als bedoeld in artikel 11 beslist Onze Minister binnen 73 dagen na de datum van ontvangst van de kennisgeving.

  • 3 Op een kennisgeving als bedoeld in de artikelen 8, 9 en 10 beslist Onze Minister binnen 45 dagen na de datum van ontvangst van de kennisgeving.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

Bij de beoordeling van een kennisgeving als bedoeld in de artikelen 8, 9, 10 of 11, houdt Onze Minister rekening met alle hem ter beschikking staande gegevens die verband houden met de risico’s voor mens en milieu die aan de betrokken handelingen zijn verbonden. Daartoe behoren onder meer de gevolgen voor het afvalbeheer, de veiligheid en de bestrijding van rampen en zware ongevallen.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

Onze Minister kan een vergunning verlenen voor een bepaalde termijn.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

Indien Onze Minister, nadat hij vergunning heeft verleend naar aanleiding van een kennisgeving als bedoeld in de artikelen 8, 9, 10 of 11, kennis neemt van nieuwe gegevens die belangrijke gevolgen kunnen hebben voor de risico’s die aan het ingeperkt gebruik zijn verbonden, kan hij:

  • a. degene aan wie de vergunning is verleend, opdragen de betrokken handelingen tijdelijk of definitief te staken of

  • b. de voorschriften wijzigen, die zijn verbonden aan de vergunning.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

Voorts kan Onze Minister op een daartoe strekkende, schriftelijk bij hem ingediende aanvraag van de vergunninghouder of van andere belanghebbenden de voorschriften, verbonden aan een vergunning, wijzigen, aanvullen of intrekken, alsnog voorschriften aan de vergunning verbinden, dan wel de vergunning intrekken. Indien de beschikking daartoe niet op aanvraag van de vergunninghouder wordt gegeven, gaat Onze Minister daartoe slechts over indien het belang van de bescherming van mens of milieu zich daartegen niet verzet.

§ 3. Introductie in het milieu

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

Artikel 23

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

  • 1 Het is verboden zonder vergunning van Onze Minister genetisch gemodificeerde organismen te vervaardigen, te vervoeren, toe te passen, voorhanden te hebben, aan een ander ter beschikking te stellen of zich ervan te ontdoen.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a. ingeperkt gebruik;

    • b. handelingen die zijn beschreven in bijlage 1 bij dit besluit indien die handelingen worden uitgevoerd onder de voorwaarden die in die bijlage zijn vermeld, voor zover die voorwaarden blijkens die bijlage van toepassing zijn;

    • c. het vervoeren van genetisch gemodificeerde organismen indien dat vervoeren geschiedt onder de voorwaarden die zijn gesteld in bijlage 2 bij dit besluit;

    • d. het vervoeren, toepassen, voorhanden hebben, aan een ander ter beschikking stellen of zich ontdoen van genetisch gemodificeerde organismen waarvan Onze Minister, blijkens een mededeling in de Staatscourant, in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij voor zover het die aspecten van de bescherming van het milieu betreft waarvoor deze verantwoordelijk is, op grond van een risico-analyse als bedoeld in artikel 24, tweede lid, heeft vastgesteld dat deze geen ongewenste effecten kunnen hebben voor mens of milieu;

    • e. handelingen, uitgezonderd genetische modificatie, met genetisch gemodificeerde organismen die binnen een lid-staat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte op de markt zijn gebracht na een specifieke risicobeoordeling als voorgeschreven overeenkomstig deel C van de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 23 april 1990 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu (90/220/EEG, PbEG L 117/15), of met produkten die moeten worden onderworpen aan een specifieke risicobeoordeling krachtens communautaire wetgeving als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van die richtlijn.

  • 3 Het ontwerp van een vaststelling als bedoeld in het tweede lid, onder d, wordt door Onze Minister in de Staatscourant bekendgemaakt, waarbij tevens wordt bekendgemaakt waar en gedurende welke periode de in dat onderdeel bedoelde risico-analyse ter inzage ligt en waar en gedurende welke periode tegen dat ontwerp bezwaren kunnen worden ingebracht.

  • 4 Onze Minister doet mededeling in de Staatscourant van de communautaire wetgeving, bedoeld in het tweede lid, onderdeel e.

Artikel 24

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

  • 1 De aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 23 wordt schriftelijk in tweevoud bij Onze Minister ingediend.

  • 2 Bij de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 23 wordt een risico-analyse met betrekking tot de voorgenomen handelingen overgelegd, in ieder geval inhoudende de gegevens, bedoeld in bijlage 3 bij dit besluit.

  • 3 Onze Minister kan, indien zulks naar zijn oordeel voor het inzicht in de gevaren die voor mens en milieu kunnen ontstaan noodzakelijk is, aan degene die een aanvraag als bedoeld in het eerste lid heeft gedaan, opdragen nadere door hem aangeduide gegevens over te leggen met betrekking tot de handeling waarvoor de vergunning wordt aangevraagd.

  • 4 Onze Minister neemt het besluit op de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 23 uiterlijk zeventien weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 5 Uit eigen beweging of op een daartoe strekkend, schriftelijk bij hem ingediend verzoek van de vergunninghouder of andere belanghebbenden kan Onze Minister de beperkingen en voorschriften wijzigen, aanvullen of intrekken, alsnog beperkingen aanbrengen of voorschriften aan de vergunning verbinden, dan wel de vergunning intrekken. Indien de beschikking daartoe niet op verzoek van de vergunninghouder wordt gegeven, gaat Onze Minister daartoe slechts over in het belang van de bescherming van mens en milieu.

  • 6 Onze Minister beslist niet op de aanvraag om een vergunning of tot het wijzigen of het intrekken van een vergunning dan in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij voor zover het betreft die aspecten van de bescherming van het milieu waarvoor deze verantwoordelijk is, en voorts niet dan na overleg met Onze overige Ministers wie het mede aangaat.

Artikel 24a

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

  • 1 Een vergunning als bedoeld in artikel 23 geldt tevens voor een wijziging van de locatie, bedoeld in bijlage 3, onderdeel 2, onder a, bij dit besluit, die niet leidt tot andere of grotere risico's voor mens of milieu dan die het gevolg kunnen zijn van de vergunde handeling, indien:

    • a de voorgenomen wijziging van de locatie er uitsluitend toe leidt dat de vergunde handeling op een andere locatie wordt verricht;

    • b de voorgenomen wijziging van de locatie voldoet aan de in de vergunningvoorschriften neergelegde criteria voor locatiekeuze;

    • c de voorgenomen locatie waar de handeling wordt uitgevoerd ligt binnen de in de vergunning vermelde gemeente;

    • d is voldaan aan het vergunningvoorschrift dat, indien gebruik is gemaakt van de vergunning, een verslag van verrichte werkzaamheden voor het eind van het kalenderjaar waarin die werkzaamheden hebben plaatsgevonden, aan Onze Minister is verstrekt;

    • e het voornemen tot wijziging van de locatie waar de handeling wordt uitgevoerd door de vergunninghouder schriftelijk overeenkomstig het tweede lid aan Onze Minister is gemeld, en

    • f Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, aan de vergunninghouder schriftelijk heeft verklaard dat de voorgenomen wijziging van de locatie waar de handeling wordt uitgevoerd, voldoet aan de voorwaarden in dit artikellid en de wijziging van de locatie naar zijn oordeel geen aanleiding geeft tot wijziging van de vergunning, bedoeld in artikel 24, vijfde lid.

  • 2 Bij de melding, bedoeld in het eerste lid, onder e, vermeldt de vergunninghouder:

    • a zijn naam en adres;

    • b de vergunning waarop de voorgenomen wijziging van de locatie betrekking heeft;

    • c de wijziging van de locatie, bedoeld in bijlage 3, onderdeel 2, onder a, bij dit besluit, en

    • d gegevens waaruit blijkt dat de voorgenomen wijziging van de locatie voldoet aan de in het eerste lid gestelde voorwaarden.

Artikel 24b

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

  • 2 Zo spoedig mogelijk na de bekendmaking wordt het besluit ter inzage gelegd. Met het besluit worden ter inzage gelegd:

    • a een exemplaar van de melding, bedoeld in artikel 24a, eerste lid, onder e, met de daarbij behorende stukken;

    • b de vergunning waarop de wijziging van de locatie betrekking heeft, en

    • c andere stukken die betrekking hebben op het besluit, voorzover deze redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het besluit.

  • 3 Voorafgaand aan de terinzagelegging geeft Onze Minister in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huis-bladen of op andere geschikte wijze kennis van het besluit. De kennisgeving wordt in ieder geval in de Staatscourant geplaatst.

  • 4 In de kennisgeving wordt vermeld:

    • a wat de zakelijke inhoud van het besluit is;

    • b waar en wanneer de stukken ter inzage liggen;

    • c wie in de gelegenheid worden gesteld om bezwaar te maken tegen het besluit, en

    • d op welke wijze dit kan geschieden.

  • 5 Onze Minister deelt de in de kennisgeving vermelde gegevens tevens mee aan degene die de melding, bedoeld in artikel 24a, eerste lid, onder e, heeft gedaan.

  • 6 De stukken liggen gedurende zes weken ter inzage.

  • 8 Tegen vergoeding van ten hoogste de kosten wordt afschrift van de ter inzage gelegde stukken verstrekt.

Artikel 25

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

Indien de aanvrager of houder van een vergunning als bedoeld in artikel 23, eerste lid, dan wel degene die om toepassing heeft gevraagd van artikel 23, tweede lid, onder d, kennis neemt van nieuwe gegevens ten aanzien van risico’s die de betrokken genetisch gemodificeerde organismen of de handelingen daarmee kunnen opleveren voor mens of milieu, dient hij daarvan terstond mededeling te doen aan Onze Minister. Hij treft tevens terstond de maatregelen die in verband met die risico’s nodig zijn ter bescherming van mens en milieu.

Artikel 26

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

De houder van een vergunning als bedoeld in artikel 23 eerste lid, die genetisch gemodificeerde organismen toepast, doet na voltooiing van die toepassing mededeling aan Onze Minister van de mogelijke risico’s daarvan voor mens of milieu. Indien hij ten aanzien van de produkten waar die toepassing betrekking op heeft, voornemens is toepassing van artikel 23 tweede lid, onderdeel d, te vragen, gaat hij bij die mededeling in op de risico’s die die produkten kunnen opleveren.

§ 4. Overige bepalingen

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

Artikel 36

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

  • 1 Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag van de tweede kalendermaand na de datum waarop het in het Staatsblad is bekendgemaakt.

  • 2 Het besluit kan worden aangehaald als het Besluit genetisch gemodificeerde organismen Wet milieugevaarlijke stoffen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage, 25 januari 1990

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer a.i.,

J. R. H. Maij-Weggen

Uitgegeven de eenendertigste januari 1990

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage 1. behorende bij artikel 23, tweede lid, onder b, van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen Wet milieugevaarlijke stoffen

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

Van het verbod van artikel 23, eerste lid, zijn vrijgesteld:

het vervaardigen, vervoeren, toepassen, voorhanden hebben, aan een ander ter beschikking stellen of zich ontdoen van organismen die zijn vervaardigd door:

  • a. celfusie, met inbegrip van protoplastfusie, van plantencellen van organismen die genetisch materiaal kunnen uitwisselen met behulp van traditionele kweekmethoden, of

  • b. chemische of fysische mutagenese,

tenzij bij de vervaardiging daarvan als recipiënt of ouderorganisme gebruik wordt gemaakt van genetisch gemodificeerde organismen, die niet zijn verkregen op de onder a of b beschreven wijze en ten aanzien waarvan geen toepassing heeft plaatsgehad van artikel 23, tweede lid, onder d, dan wel van genetisch gemodificeerde organismen die niet vallen onder artikel 23, tweede lid, onder e.

Bijlage 2. behorende bij het Besluit genetisch gemodificeerde organismen Wet milieugevaarlijke stoffen

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

Voorwaarden als bedoeld in artikel 23, tweede lid, onder c, waaronder het vervoer van genetisch gemodificeerde organismen dient te geschieden.

De vervoerseenheid moet zodanig zijn dat genetisch gemodificeerde organismen of delen van die organismen tijdens het vervoer niet buiten de vervoerseenheid kunnen geraken anders dan door ingrijpen van de mens of door een calamiteit.

  • A. Voor het vervoer van genetisch gemodificeerde micro-organismen moet daartoe aan de volgende voorwaarden zijn voldaan.

    De verpakking moet bestaan uit een waterdichte eerste houder, een waterdichte tweede verpakking en absorberend materiaal dat moet worden geplaatst tussen de eerste houder en de tweede verpakking. Indien verschillende eerste houders geplaatst worden in een enkele tweede verpakking moeten zij ieder afzonderlijk omwikkeld worden teneinde onderlinge aanraking te voorkomen. Het absorberende materiaal moet voldoende zijn om de gehele inhoud van alle eerste houders te absorberen.

    Schroefdoppen van binnenverpakkingen moeten met plakband worden afgeplakt. IJs en droog ijs moet geplaatst worden buiten de tweede verpakking(en). Er moeten binnensteunen zijn aangebracht teneinde de tweede verpakking(en) in de originele houding te houden nadat het ijs of droog ijs is gesmolten dan wel gesublimeerd. Als ijs wordt toegepast moet de verpakking lekvrij zijn. Als droog ijs wordt gebruikt moet de buitenverpakking zijn voorzien van een ventiel om het gevormde kooldioxydegas af te voeren.

    Iedere verpakking moet gemerkt zijn met naam, adres, en telefoonnummer van afzender en geadresseerde.

    De verpakking moet zijn voorzien van een label met de vermelding "gezondheidsrisico tengevolge van genetisch gemodificeerd materiaal (biohazard)".

  • B. Voor het vervoer van planten, delen van planten, zaden en pollen moet daartoe aan de volgende voorwaarden worden voldaan.

    • - Planten of delen van planten worden verpakt in een stevige lucht- of pollendicht afgesloten zak of houder, geplaatst in een stevige, afgesloten, lekvrije buitencontainer, vervaardigd van verstevigd karton, hout of een ander materiaal van gelijke sterkte;

    • - Zaden en pollen worden verpakt in een lucht- of pollendicht afgesloten zak of houder, geplaatst in een afgesloten houder van metaal of een ander materiaal van gelijke sterkte.

Bijlage 3. behorende bij het Besluit genetisch gemodificeerde organismen Wet milieugevaarlijke stoffen

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

Een risico-analyse als bedoeld in artikel 24 houdt in ieder geval de volgende gegevens in voor zover deze van toepassing zijn:

  • 1. met betrekking tot de betrokken organismen:

    • a. een beschrijving van het organisme of de organismen met gegevens betreffende:

      • - de schadelijkheid voor andere organismen,

      • - de epidemiologie,

      • - de vorming van toxische verbindingen en

      • - de vorming van overlevende structuren;

    • b. de wijze van constructie van het organisme of de organismen;

    • c. de herkomst van geïntroduceerd DNA en RNA met een beschrijving van de functie van dat DNA en RNA en de karakterisering van dat DNA en RNA;

    • d. de genetische stabiliteit van het organisme en de mogelijkheid van overdracht van genetisch materiaal naar andere organismen;

    • e. gegevens over organismen die het uiteindelijk doel van de bewerking zijn en de effecten van de gastheer op deze doelorganismen;

    • f. een beschrijving van de voor de overleving van het organisme of organismen relevante abiotische factoren;

    • g. een beschrijving van de biotische factoren die van belang zijn voor de groei en overleving van het organisme of organismen en het te verwachten effect van het gewijzigde DNA daarop;

    • h. gegevens betreffende eventuele veranderingen die er op zijn gericht de overleving van het organisme of organismen of het overdragen van genetisch materiaal te beïnvloeden.

  • 2. met betrekking tot de handeling:

    • a. een beschrijving van de locatie waar de handeling wordt uitgevoerd met gegevens betreffende de situering en de toegankelijkheid voor mens en dier;

    • b. een beschrijving van relevante veranderingen die in de nabije toekomst in de omgeving van de plaats van handeling kunnen worden verwacht;

    • c. een beschrijving van de verspreidingsroute van het organisme of de organismen;

    • d. een beschrijving van het ecosysteem waarin de handeling wordt uitgevoerd, en de te verwachten effecten op dat ecosysteem;

    • e. de methode en de duur van de handeling;

    • f. de wijze waarop de groei en overleving van het organisme en de onder 1d en 2d bedoelde gegevens kunnen worden gevolgd in de tijd;

    • g. de wijze waarop noodmaatregelen kunnen worden getroffen indien zich nadelige effecten van de handeling in het milieu voordoen.

Bijlage 4. behorende bij de artikelen 8, tweede lid, 9, tweede lid, 10, tweede lid, en 11, tweede lid, van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen Wet milieugevaarlijke stoffen

[Regeling vervallen per 01-03-2015]

Gegevens voor kennisgevingen

  • 1. Vereiste gegevens voor de in artikel 8, eerste lid, bedoelde kennisgeving:

    • a. de naam van de betrokken rechtspersoon, de naam van degene die verantwoordelijk is voor de dagelijkse activiteiten van het ingeperkt gebruik en de naam en de kwalificaties van degene die verantwoordelijk is voor het toezicht en de controle op en voor de veiligheid van het ingeperkt gebruik;

    • b. het adres en de exacte ligging van de inrichting, en de beschrijving van de relevante delen van de inrichting;

    • c. een beschrijving van de aard van de uit te voeren werkzaamheden, in ieder geval inhoudende de vermoedelijke schaal van de activiteiten;

    • d. de in artikel 5, eerste lid, bedoelde samenvatting van de analyse van de risico’s voor mens of milieu;

    • e. de samenstelling en werkwijze van eventuele biologische veiligheidscomités of subcomités.

  • 2. Vereiste gegevens voor de in artikel 9, eerste lid, bedoelde kennisgeving:

    • a. de onder 1 bedoelde gegevens;

    • b. het gebruikte ouderorganisme dan wel de gebruikte ouderorganismen of, indien van toepassing, het gebruikte gastheer-vectorsysteem of de -systemen;

    • c. de herkomst en beoogde functie of functies van het bij de genetische modificatie gebruikte genetische materiaal;

    • d. de identiteit en de kenmerken van het genetisch gemodificeerde organisme;

    • e. het doel van het ingeperkt gebruik alsmede de te verwachten resultaten;

    • f. de in artikel 5, eerste lid, bedoelde samenvatting van de analyse van de risico’s voor mens of milieu;

    • g. de gebruikte kweekvolumes;

    • h. een beschrijving van de inperkings- en andere beschermende maatregelen die zullen worden toegepast, met inbegrip van de informatie over afvalbeheer, inclusief de behandeling, de uiteindelijke vorm en de bestemming van de afvalstoffen die bij de activiteiten zullen ontstaan;

    • i. de datum van de aanvraag om een vergunning als bedoeld in de artikelen 5.1 en 5.14 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, indien deze aanvraag reeds is gedaan, dan wel het nummer van die vergunning.

  • 3. Vereiste gegevens voor de in artikel 10, eerste lid, bedoelde kennisgeving:

    • a. de onder 2 bedoelde gegevens;

    • b. de methoden voor het hanteren van de genetisch gemodificeerde organismen;

    • c. een beschrijving van de voor de duur van het ingeperkte gebruik te nemen maatregelen voor bescherming en toezicht.

  • 4. Vereiste gegevens voor de in artikel 11, eerste lid, bedoelde kennisgeving:

    • a. de onder 3 bedoelde gegevens;

    • b. gegevens over het personeel;

    • c. een beschrijving van de aard en de vorm van de afvalstoffen die zullen ontstaan;

    • d. gegevens over de installatie;

    • e. gegevens over het afvalstoffenbeheer;

    • f. gegevens over de ongevalpreventie en de rampenplannen;

    • g. een analyse als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de risico’s voor mens of milieu van het voorgestelde ingeperkte gebruik.