Onroerend goed-lichaam; verkrijging van aandelen na liquidatie

[Regeling vervallen per 22-08-2007.]
Geraadpleegd op 08-05-2024.
Geldend van 13-07-1988 t/m 21-08-2007

Onroerend goed-lichaam; verkrijging van aandelen na liquidatie

BV A en BV B bezaten ieder 50% van de aandelen in BV C.

BV C bezat alle aandelen in BV D, een onr. goedlichaam in de zin van art. 4, lid 1, letter a WBR.

In het kader van de liquidatie van BV C verkreeg BV A alle aandelen in BV D.

De Staatssecr. heeft met toepassing van art. 63 AWR goedgekeurd dat heffing achterwege blijft van 50/100e deel van de overdrachtsbelasting welke t.z.v. die verkrijging is verschuldigd.

Aan deze tegemoetkoming is de bepaling verbonden, dat zij niet geldt indien BV D t.t.v. de verkrijging door BV A van 50% van de aandelen in BV C reeds als een onr. goedlichaam in de zin van art. 4, lid 1, letter a WBR was aan te merken, en t.z.v. die verkrijging geen overdrachtsbelasting is geheven.

Naar boven