Gratiewet

Geraadpleegd op 06-05-2024.
Geldend van 01-09-2001 t/m 07-08-2002

Wet van 23 december 1987, houdende regelen voor de indiening en behandeling van en de beschikking op verzoekschriften om gratie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat ingevolge artikel 122, eerste lid, van de herziene Grondwet een wettelijke regeling dient te voorzien in de aanwijzing van gerechten welke over verzoekschriften om gratie advies uitbrengen en in voorschriften omtrent de behandeling van en beschikking op zulke verzoekschriften, en dat het in dat verband wenselijk is de bepalingen van het Wetboek van Strafvordering die betrekking hebben op de indiening van verzoekschriften om gratie te wijzigen opdat het mogelijk zij ook gratie te verzoeken en te verkrijgen van bepaalde door de Nederlandse strafrechter opgelegde strafrechtelijke maatregelen, en voorts enkele andere wetten daaraan aan te passen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

In deze wet wordt verstaan onder:

Onze Minister: Onze Minister van Justitie;

openbaar ministerie: het openbaar ministerie dat is belast met de tenuitvoerlegging van de rechterlijke beslissing, waarop het verzoek om gratie betrekking heeft. Indien het verzoek betrekking heeft op een rechterlijke beslissing waarvan de tenuitvoerlegging aan een vreemde staat is overgedragen, wordt daaronder verstaan het openbaar ministerie bij het gerecht dat die beslissing heeft gegeven en indien het betrekking heeft op een buitenlandse rechterlijke beslissing waarvan de tenuitvoerlegging met toepassing van artikel 43 van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen in Nederland is gelast, het openbaar ministerie dat met deze tenuitvoerlegging is belast.

Artikel 2

Gratie kan worden verleend

  • a. op grond van enige omstandigheid, waarmede de rechter op het tijdstip van zijn beslissing geen of onvoldoende rekening heeft gehouden of kunnen houden en die, ware zij op dat tijdstip wel of voldoende bekend geweest, hem aanleiding zou hebben gegeven tot het opleggen van een andere straf of maatregel, of tot het afzien daarvan; dan wel

  • b. indien aannemelijk is geworden dat met de tenuitvoerlegging van de rechterlijke beslissing of de voortzetting daarvan geen met de strafrechtstoepassing na te streven doel in redelijkheid wordt gediend.

Artikel 3

  • 1 Omtrent verzoekschriften, overeenkomstig de wettelijke voorschriften ingediend, om vermindering, verandering of kwijtschelding van straffen of maatregelen, bij beslissing van een Nederlandse strafrechter opgelegd, wordt door Onze Minister, voordat daarop wordt beschikt, het advies ingewonnen van het gerecht dat de straf of maatregel heeft opgelegd. Indien het verzoekschrift betrekking heeft op een straf waarvan de gehele of gedeeltelijke tenuitvoerlegging is gelast door een ander gerecht dan hetwelk deze heeft opgelegd, wordt, in afwijking van het voorgaande, het advies ingewonnen van het gerecht dat die tenuitvoerlegging heeft gelast. Verzoekschriften die niet bij Ons zijn ingediend worden onverwijld aan Ons voorgelegd.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gerecht dat de straf of maatregel heeft opgelegd mede aangemerkt:

  • 3 Omtrent verzoekschriften om vermindering of kwijtschelding van straffen bij rechterlijke beslissing van een buitenlandse rechter opgelegd, waarvan de tenuitvoerlegging met toepassing van artikel 43 van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen in Nederland is gelast, wordt door Onze Minister, voordat daarop wordt beschikt, het advies ingewonnen van het in genoemd artikel bedoelde gerecht.

  • 4 De drie voorgaande leden blijven buiten toepassing indien het verzoekschrift is voorafgegaan door een eerder verzoekschrift om gratie van dezelfde straf of maatregel, waarop ingevolge deze wet of de Gratieregeling 1976 binnen één jaar voor de indiening van het tweede verzoekschrift is beschikt, tenzij in het latere verzoekschrift een nieuwe omstandigheid is aangevoerd.

  • 5 Een verzoek om gratie terzake van door de Nederlandse strafrechter onherroepelijk opgelegde taakstraffen blijft buiten behandeling indien het is ingediend gedurende de periode dat de rechter nog niet heeft beslist op een beroepschrift van de veroordeelde tegen de beslissing van het openbaar ministerie om met toepassing van artikel 22g van het Wetboek van Strafrecht de vervangende hechtenis te bevelen.

  • 6 Indien het gerecht waarvan de rechterlijke beslissing afkomstig is, ontbonden of opgeheven is, wordt het advies ingewonnen van het gerecht waaraan de rechtsmacht is opgedragen, tevoren door dat gerecht uitgeoefend.

Artikel 4

  • 1 Onze Minister zendt een verzoekschrift om gratie door tussenkomst van het openbaar ministerie aan het krachtens het voorgaande artikel aangewezen gerecht.

  • 2 Het openbaar ministerie draagt zorg dat de tenuitvoerlegging van de straf of maatregel waarvan gratie is verzocht wordt of blijft opgeschort overeenkomstig de te dien aanzien geldende wettelijke voorschriften.

Artikel 5

  • 1 Het openbaar ministerie doet over het verzoekschrift verslag aan het gerecht en geeft een oordeel over de beslissing die daarop ware te nemen. Daartoe wordt degene aan wie de straf of maatregel waarvan gratie wordt verzocht is opgelegd zo enigszins mogelijk door of vanwege het openbaar ministerie gehoord.

  • 2 Het verslag van het openbaar ministerie behelst alle inlichtingen die op de beoordeling van het verzoekschrift van invloed kunnen zijn.

  • 3 Onze Minister geeft nadere voorschriften omtrent de inrichting van het verslag en de daarbij te voegen bescheiden en opgaven.

Artikel 6

Het gerecht zendt zijn advies, met daarbij gevoegd het verslag van het openbaar ministerie, aan Onze Minister.

Artikel 7

  • 1 Het rechterlijk advies is met redenen omkleed en ondertekend.

  • 2 Zo het rechterlijk advies niet met eenparigheid van stemmen is vastgesteld, wordt het gevoelen van de minderheid met de daarvoor aangevoerde gronden en de verhouding van de stemmen in het advies medegedeeld.

Artikel 8

  • 1 Tenzij Wij anders hebben bepaald, is Onze Minister gemachtigd afwijzend op een verzoekschrift om gratie te beschikken, indien hij meent dat het niet voor inwilliging in aanmerking komt en tevens

    • a. het rechterlijk advies afwijzend luidt, dan wel

    • b. de inwinning van het rechterlijk advies op grond van artikel 3, vierde lid, achterwege is gebleven.

  • 2 Het eerste lid, aanhef en onder a, blijft buiten toepassing indien het verzoekschrift een of meer vrijheidsstraffen betreft met een gezamenlijke duur van zes jaar of langer dan wel indien het rechterlijk advies niet met eenparigheid van stemmen is vastgesteld. Het bepaalde in het eerste lid blijft tevens buiten toepassing indien overeenkomstig artikel 10, eerste volzin, het gevoelen van een andere Minister is ingewonnen, en deze blijk geeft van een van Onze Minister afwijkend gevoelen over de op het verzoekschrift te nemen beslissing.

Artikel 9

Onze Minister zendt de verzoekschriften die niet overeenkomstig het eerste lid van het vorige artikel zijn afgedaan aan Ons toe met zijn voordracht omtrent het op het verzoek te nemen besluit. Bijgevoegd worden het rechterlijk advies en het verslag van het openbaar ministerie met de daarbij behorende bescheiden en opgaven.

Artikel 10

Indien Wij of Onze Minister het wenselijk achten dat enige andere Minister wordt gehoord voordat op het verzoekschrift wordt beschikt, wint Onze Minister diens gevoelen in. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid van artikel 8, wordt de ambtsbrief van die Minister bij de aan Ons toe te zenden stukken gevoegd ofwel wordt door Onze Minister en die Minister aan Ons een gemeenschappelijke voordracht gedaan.

Artikel 11

Indien Wij of Onze Minister dit wenselijk achten wordt, behalve het advies van het in artikel 3 aangewezen gerecht, ook het advies ingewonnen van de Hoge Raad der Nederlanden. Dit advies wordt bij de in artikel 9 bedoelde stukken gevoegd.

Artikel 12

Naar aanleiding van een verzoekschrift om gratie kan zowel Onze Minister als het gerecht en het openbaar ministerie omtrent degene aan wie de straf of maatregel waarop het verzoek betrekking heeft is opgelegd inlichtingen inwinnen bij de daarvoor in aanmerking komende autoriteiten, instellingen of personen. Indien de ontvangen inlichtingen daartoe naar het oordeel van Onze Minister aanleiding geven, kan hij nader advies inwinnen van het gerecht dat de straf of maatregel heeft opgelegd, of van het in artikel 3, derde lid, bedoelde gerecht.

Artikel 13

  • 1 Gratie kan worden verleend onder voorwaarden die het gedrag van de veroordeelde betreffen. Deze voorwaarden mogen de vrijheid van de veroordeelde zijn godsdienst of levensovertuiging te belijden en de staatkundige vrijheid niet beperken.

  • 2 Als voorwaarde kan worden gesteld dat de veroordeelde overeenkomstig de daaromtrent vastgestelde wettelijke voorschriften bepaalde onbetaalde arbeid verricht of een leerproject volgt of, indien de veroordeelde de leeftijd van achttien jaren niet heeft bereikt, arbeid tot herstel van de door het strafbare feit aangerichte schade verricht.

  • 3 Een andere voorwaarde kan zijn de betaling van een bepaalde geldsom aan de Staat. Mede kan de voorwaarde worden gesteld, dat de veroordeelde de door het strafbare feit veroorzaakte schade geheel of voor een bepaald gedeelte zal vergoeden.

  • 4 Bij de toepassing van het derde lid bepaalt Onze Minister de plaats waar en de termijn waarbinnen de geldsom moet worden betaald, onderscheidenlijk de schade moet worden vergoed. Hij kan betaling in termijnen toestaan. Hij kan de gestelde termijn of termijnen verlengen met dien verstande dat de totale tijdsduur een tijdvak van twee jaren niet mag overschrijden. De termijn of eerste termijn vangt aan zodra de in artikel 18, derde lid, bedoelde betekening is geschied.

  • 5 Voor zover dit bij het besluit waarbij gratie is verleend is bepaald, houdt het openbaar ministerie, onderscheidenlijk - indien het vonnis is uitgesproken met toepassing van de bijzondere strafbepalingen voor jeugdige personen - de raad voor de kinderbescherming, toezicht op de naleving van de gestelde voorwaarden.

Artikel 14

  • 1 Tenzij geen andere voorwaarden zijn gesteld dan die bedoeld in artikel 13, derde lid, zijn de voorwaarden van kracht tot het tijdstip waarop een door Onze Minister te bepalen proeftijd verstrijkt. De proeftijd bedraagt ten hoogste twee jaren. Onze Minister kan deze proeftijd verkorten of verlengen.

  • 2 De proeftijd gaat in zodra de in artikel 18, derde lid, bedoelde betekening is geschied. Hij loopt niet gedurende de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen.

Artikel 15

  • 1 Onze Minister kan aan een krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen reclasseringsinstelling dan wel aan bijzondere, door hem aangewezen ambtenaren opdracht geven de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen. Een dergelijke opdracht kan, indien de veroordeling is uitgesproken met toepassing van de bijzondere strafbepalingen voor jeugdige personen ook worden gegeven aan een rechtspersoon als bedoeld in artikel 60, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet op de jeugdhulpverlening, of aan een particulier persoon.

  • 2 Indien de veroordeelde buiten Nederland verblijft, kan de opdracht ook gegeven worden aan een andere instelling of persoon die zich tot aanvaarding van die opdracht bereid heeft verklaard.

Artikel 16

Bij koninklijk besluit kunnen, op voorstel van Onze Minister, de voorwaarden gedurende de proeftijd of gedurende de tijd dat deze is geschorst worden aangevuld, gewijzigd of opgeheven.

Artikel 17

  • 1 Indien de voorwaarden niet worden nageleefd, kan het koninklijk besluit waarbij gratie is verleend bij koninklijk besluit worden herroepen. Deze herroeping vindt niet plaats dan nadat de veroordeelde, alsmede, zo de veroordeling is uitgesproken met toepassing van de bijzondere strafbepalingen voor jeugdige personen, degenen die het gezag over hem uitoefenen, zo enigszins mogelijk door of vanwege het openbaar ministerie zijn gehoord en het van dat verhoor opgemaakte proces-verbaal aan Ons is overgelegd.

  • 2 De verleende gratie kan worden herroepen tot uiterlijk drie maanden na het einde van de proeftijd of tot uiterlijk vier maanden na het verstrijken van de krachtens artikel 13, vierde lid, gestelde termijn of laatste termijn.

    Niettemin kan, indien de veroordeelde terzake van een voor het einde van de proeftijd begaan strafbaar feit is vervolgd en onherroepelijk is strafbaar verklaard, alsnog terzake van het begaan van dat feit binnen drie maanden, nadat de strafbaarverklaring onherroepelijk is geworden, tot herroeping van de verleende gratie worden besloten.

  • 3 Indien de in artikel 13, tweede lid, bedoelde voorwaarde slechts gedeeltelijk is nageleefd kan in geval van herroeping naar bevind van omstandigheden worden bepaald dat een deel van de straf zal worden tenuitvoergelegd.

  • 4 In geval van herroeping wordt de geldsom teruggegeven, die ter voldoening aan een bij het herroepen besluit gestelde voorwaarde aan de Staat was betaald. Indien gedeeltelijke betaling heeft plaats gehad, kan nochtans bij de herroeping worden bepaald dat het gestorte bedrag niet wordt teruggeven, onder vermindering van de duur van de te ondergane vrijheidsstraf naar evenredigheid.

Artikel 18

  • 1 Wanneer gunstig op een verzoek om gratie is beschikt wordt een afschrift van het daartoe strekkende koninklijk besluit aan degene aan wie de straf of maatregel werd opgelegd uitgereikt en de verzoeker, zo deze een ander is, van de gratieverlening in kennis gesteld.

  • 2 Wanneer het verzoek wordt afgewezen stelt Onze Minister degene aan wie de straf of maatregel werd opgelegd en de verzoeker, zo deze een ander is, daarvan onder opgaaf van redenen in kennis.

  • 3 Wanneer gratie is verleend onder voorwaarden, wordt de inhoud van die voorwaarden aan de veroordeelde in persoon betekend en aan degene die met het verlenen van hulp en steun is belast schriftelijk medegedeeld. De inhoud van voorwaarden, gesteld ingevolge artikel 13, tweede lid, wordt tevens schriftelijk medegedeeld aan degene die zorg draagt voor de begeleiding van de tewerkgestelde veroordeelde.

    Indien de voorwaardelijke gratieverlening een veroordeling betreft welke is uitgesproken met toepassing van de bijzondere strafbepalingen voor jeugdige personen, wordt de inhoud van de voorwaarden tevens ter kennis gebracht van degenen die het gezag over de veroordeelde uitoefenen alsmede van de raad voor de kinderbescherming. Van iedere aanvulling, wijziging of opheffing van de voorwaarden, dan wel van de herroeping van een koninklijk besluit waarbij gratie is verleend, wordt eveneens op deze wijze kennis gegeven.

  • 4 Van de in de drie voorgaande leden van dit artikel bedoelde beschikkingen wordt een kennisgeving gezonden aan het gerecht dat omtrent het verzoekschrift heeft geadviseerd.

  • 5 Van de in het eerste en derde lid bedoelde beschikkingen, die betrekking hebben op verzoekschriften om gratie terzake van straffen of maatregelen opgelegd bij:

    • a. rechterlijke beslissingen gegeven door een Nederlandse strafrechter, waarvan de tenuitvoerlegging aan een vreemde staat is overgedragen, of

    • b. rechterlijke beslissingen gegeven in een vreemde staat, waarvan de tenuitvoerlegging aan Nederland is overgedragen,

    zendt Onze Minister tevens een kennisgeving aan de bevoegde autoriteit van die vreemde staat.

Artikel 19

  • 1 Indien bijzondere omstandigheden Onze Minister aanleiding geven om, zonder dat een daartoe strekkend verzoekschrift is ingediend, een voorstel tot gratieverlening in overweging te nemen, wordt het advies ingewonnen van het in artikel 3 aangewezen gerecht. Tenzij, met Onze machtiging, Onze Minister anders bepaalt, zijn de artikelen 4 tot en met 7 en 9 tot en met 12 bij het inwinnen van het advies van toepassing.

Artikel 20

De artikelen 2 tot en met 19 blijven van toepassing, indien een straf of maatregel bij wege van gratie is verminderd of veranderd en daarvan alsnog vermindering of kwijtschelding wordt verzocht.

Artikel 26

  • 2 Verzoekschriften om gratie, die voordien zijn ingediend, doch waarover op dat tijdstip nog niet is beslist, worden met inachtneming van de bepalingen van deze Wet afgehandeld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage , 23 december 1987

Beatrix

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes

De Staatssecretaris van Justitie,

V. N. M. Korte-van Hemel

Uitgegeven de negenentwintigste december 1987

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes

Naar boven