Betaalbaarstelling uitkeringen ingevolge de sociale verzekeringswetten door andere organen dan de Sociale Verzekeringsbank en bedrijfsverenigingen

Geraadpleegd op 03-05-2024.
Geldend van 07-04-2002 t/m 28-12-2005

Betaalbaarstelling uitkeringen ingevolge de sociale verzekeringswetten door andere organen dan de Sociale Verzekeringsbank en bedrijfsverenigingen

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L. de Graaf.

Gelet op artikel 19, vijfde lid, van de Algemene Ouderdomswet, artikel 28, vierde lid, van de Algemene Weduwen- en Wezenwet, artikel 41, vijfde lid, van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, artikel 164, derde lid, van de Invaliditeitswet en artikel 50, vijfde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;

Besluit:

Artikel 1

Artikel 2

Voor een vergunning als bedoeld in artikel 1 kunnen slechts in aanmerking komen:

  • a. publiekrechtelijke lichamen:

  • b. krachtens de wet in het leven geroepen fondsen;

  • c. bedrijfs- en ondernemingspensioenfonds- en spaarfondsenwet.

  • d. instellingen, welke de pensioenbetaling verzorgen voor een of meer lichamen of fondsen, bedoeld onder a tot en met c.

Artikel 3

  • 2 Een vergunning als bedoeld in artikel 1, eerste lid of tweede lid, gaat in op een door de Sociale verzekeringsbank onderscheidenlijk het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te bepalen datum.

  • 3 Een vergunning als bedoeld in artikel 1, eerste onderscheidenlijk tweede lid, kan door de Sociale verzekeringsbank onderscheidenlijk de bedrijfsvereniging — evenwel niet dan met goedkeuring van de Sociale Verzekeringsraad — worden geweigerd of ingetrokken, indien verlening dan wel handhaving van zodanige vergunning de administratie van de Sociale verzekeringsbank onderscheidenlijk van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen naar verhouding te veel zou verzwaren of de uitbetaling van de uitkeringen niet voldoende is gewaarborgd.

Artikel 4

  • 1 De Sociale verzekeringsbank onderscheidenlijk het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan aan het orgaan, waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 1, eerste en onderscheidenlijk tweede lid, is verleend, aanwijzingen en voorschriften geven ten aanzien van de uitbetaling van de uitkeringen, waarop die vergunning betrekking heeft.

  • 2 Indien een vergunning als bedoeld in artikel 1, eerste of tweede lid, is verleend, geschiedt de afrekening van de uitbetaalde uitkeringen volgens door de Sociale verzekeringsbank onderscheidenlijk het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te stellen regelen.

Artikel 5

Het bevoegde uitvoeringsorgaan deelt aan de degene, die gerechtigd is tot een of meer uitkeringen, genoemd in artikel 1, of, indien hij een wettelijke vertegenwoordiger heeft, aan deze, mede, door welk orgaan die uitkering of die uitkeringen zal onderscheidenlijk zullen worden uitbetaald

Artikel 6

  • 1 Een vergunning als bedoeld in artikel 1, eerste lid, heeft geen betrekking op:

    • a. pensioenen ingevolge de Algemene Ouderdomswet, indien en voor zover deze met toepassing van artikel 19, tweede lid, van die wet niet aan de pensioengerechtigde zelf of aan zijn gemachtigde worden uitbetaald;

    • b. pensioenen ingevolge de Algemene Ouderdomswet, welke met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 20 van die wet worden uitbetaald;

    • c. uitkeringen ingevolge de Algemene nabestaandenwet die met toepassing van artikel 49 of artikel 57 van die wet worden uitbetaald.

    • d. renten ingevolge de Invaliditeitswet, welke met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 165a van die wet worden uitbetaald.

Artikel 7

De beschikking van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 september 1976, nr. 54.348 (Stcrt. 1976, 192) wordt ingetrokken.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 april 1985.

's-Gravenhage, 20 juni 1985

De

staatssecretaris

voornoemd,

L. de Graaf

Naar boven