Wet algemene regels herindeling

Geraadpleegd op 10-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-10-2021 en zichtdatum 28-04-2024.
Geldend van 01-10-2021 t/m 31-07-2022

Wet van 24 oktober 1984, houdende algemene regelen in verband met wijziging van de gemeentelijke indeling

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is algemene regelen te stellen die bij wijziging van de gemeentelijke indeling van toepassing zijn;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1 In deze wet wordt verstaan onder:

    • a. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken;

    • b. wijziging van de gemeentelijke indeling: instelling en opheffing van gemeenten alsmede wijziging van gemeentegrenzen die naar verwachting het inwonertal van ten minste één van de betrokken gemeenten met 10% of meer zal doen toe- of afnemen;

    • c. wijziging van de provinciale indeling: instelling en opheffing van provincies alsmede wijziging van provinciegrenzen waardoor naar verwachting 10% of meer van het aantal inwoners van een gemeente deel gaat uitmaken van een andere provincie en wijziging van provinciegrenzen met niet provinciaal ingedeeld gebied;

    • d. grenscorrectie: een wijziging van een gemeentegrens die naar verwachting het inwonertal van geen van de betrokken gemeenten met 10% of meer zal doen toe- of afnemen;

    • e. herindelingsadvies: een met toepassing van deze wet voorbereid advies aan Onze Minister over wijziging van gemeentelijke en van provinciale grenzen;

    • f. herindelingsregeling: een wet, een algemene maatregel van bestuur of een besluit als bedoeld in de artikelen 3 en 13 tot wijziging van de gemeentelijke of de provinciale indeling of tot grenscorrectie alsmede een samenstel van gelijkluidende besluiten als bedoeld in artikel 3 tot het vaststellen van een grenscorrectie;

    • g. herindelingsontwerp: een ontwerp van een herindelingsadvies of van een herindelingsregeling;

    • h. datum van herindeling: 1 januari volgend op de dag van inwerkingtreding van de herindelingsregeling;

    • i. overgaand dan wel toegevoegd gebied: gebied dat krachtens een herindelingsregeling deel gaat uitmaken onderscheidenlijk deel is gaan uitmaken van een andere gemeente of provincie.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid, onder b, c en d, wordt uitgegaan van het aantal inwoners van het desbetreffende grondgebied op het tijdstip dat:

    • a. het herindelingsadvies dan wel de herindelingsregeling wordt vastgesteld, indien het betreft een herindelingsadvies dan wel herindelingsregeling waarvan de voorbereiding geschiedt door gemeenten of door een of meer provincies;

    • b. het voorstel voor een herindelingsregeling aan de ministerraad wordt gezonden, indien het betreft een herindelingsregeling waarvan de voorbereiding geschiedt door Onze Minister.

Artikel 2

  • 1 Bij een herindelingsontwerp, een herindelingsadvies en een herindelingsregeling zijn een of meer kaarten gevoegd waarop de wijzigingen van de provincie- of gemeentegrenzen zijn aangegeven.

  • 2 Uiterlijk twee maanden na de vaststelling van de herindelingsregeling stellen gedeputeerde staten een beschrijving vast van de grenzen die zijn aangegeven op de bij de herindelingsregeling gevoegde kaart of kaarten. De beschrijving geschiedt met behulp van kadastrale kenmerken en indien dat niet mogelijk is met behulp van coördinaten van het verschoven stelsel van rijksdriehoeksmeting.

  • 3 De inwerkingtreding van de herindelingsregeling wordt bepaald op een tijdstip gelegen na de vaststelling van de grensbeschrijving.

Hoofdstuk II. Wijziging van de gemeentelijke indeling en grenscorrecties

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 3

  • 1 Een wijziging van de gemeentelijke indeling geschiedt bij wet.

  • 2 Een grenscorrectie geschiedt:

    • a. bij gelijkluidende besluiten van de raden van de betrokken gemeenten;

    • b. bij besluit van provinciale staten;

    • c. bij algemene maatregel van bestuur of bij wet.

  • 3 Een grenscorrectie die gepaard gaat met een wijziging van een provinciegrens geschiedt:

    • a. bij gelijkluidende besluiten van provinciale staten van de betrokken provincies;

    • b. bij algemene maatregel van bestuur of bij wet.

Artikel 4

  • 1 Een herindelingsadvies met betrekking tot een wijziging van de gemeentelijke indeling wordt door provinciale staten vastgesteld.

  • 2 Een herindelingsadvies met betrekking tot een wijziging van de gemeentelijke indeling kan door de raden van de betrokken gemeenten worden vastgesteld.

  • 3 Indien de besturen van de betrokken provincies van oordeel verschillen over de wenselijkheid van een grenscorrectie die gepaard gaat met een wijziging van de provinciegrens kunnen provinciale staten van één provincie een herindelingsadvies vaststellen.

Paragraaf 2. Voorbereidingen door gemeenten

Artikel 5

  • 1 Bij de voorbereiding van een herindelingsregeling tot grenscorrectie als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder a, of van een herindelingsadvies met betrekking tot een wijziging van de gemeentelijke indeling als bedoeld in artikel 4, tweede lid, stellen de raden van de betrokken gemeenten gezamenlijk een herindelingsontwerp vast en zenden dit aan gedeputeerde staten.

  • 2 Burgemeester en wethouders leggen het herindelingsontwerp gedurende acht weken ter inzage op de gemeentesecretarie. De terinzagelegging wordt bekendgemaakt. Gedurende de termijn van terinzagelegging kan een ieder zijn zienswijze over het ontwerp kenbaar maken aan het college van burgemeester en wethouders.

  • 3 Het herindelingsadvies wordt door gedeputeerde staten aan Onze Minister gezonden tezamen met de zienswijze van gedeputeerde staten.

  • 4 De gemeenteraad onderscheidenlijk burgemeester en wethouders treffen op grond van dit artikel geen voorbereidingen voor een wijziging van de grenzen van de gemeente na het tijdstip waarop gedeputeerde staten of Onze Minister hebben medegedeeld dat door hen werkzaamheden ter hand zijn genomen in verband met de voorbereiding van een wijziging van de grenzen van de gemeente.

Artikel 6

Indien Onze Minister besluit op basis van een herindelingsadvies een voorstel voor een herindelingsregeling te doen, zendt hij het voorstel aan de ministerraad binnen vier maanden na ontvangst van het herindelingsadvies.

Paragraaf 3. Voorbereidingen door provincies

Artikel 7

De voorbereiding van een herindelingsregeling tot grenscorrectie als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder b, of van een herindelingsadvies met betrekking tot een wijziging van de gemeentelijke indeling als bedoeld in artikel 4, eerste lid, geschiedt met toepassing van artikel 8.

Artikel 8

  • 1 Gedeputeerde staten stellen burgemeester en wethouders van de betrokken gemeenten in de gelegenheid met hen overleg te voeren over de wens tot grenscorrectie of tot wijziging van de gemeentelijke indeling. Het overleg duurt ten hoogste zes maanden.

  • 2 Uiterlijk drie maanden na afloop van het overleg stellen gedeputeerde staten een herindelingsontwerp vast en zenden dit tezamen met een verslag van het gevoerde overleg aan de gemeenteraden en aan Onze Minister.

  • 3 Burgemeester en wethouders leggen het herindelingsontwerp binnen twee weken na ontvangst gedurende acht weken ter inzage op de gemeentesecretarie. De terinzagelegging wordt bekendgemaakt. Gedurende de termijn van terinzagelegging kan een ieder zijn zienswijze over het ontwerp kenbaar maken aan gedeputeerde staten.

  • 4 De gemeenteraden kunnen tot uiterlijk drie maanden na ontvangst van het herindelingsontwerp hun zienswijze kenbaar maken aan gedeputeerde staten.

  • 5 De herindelingsregeling of het herindelingsadvies wordt vastgesteld uiterlijk vier maanden na afloop van de termijn, bedoeld in het vierde lid. Een vastgesteld herindelingsadvies wordt aan Onze Minister gezonden. Van de vaststelling van een herindelingsregeling wordt aan Onze Minister mededeling gedaan.

Artikel 9

  • 1 De voorbereiding van een herindelingsregeling tot een grenscorrectie die gepaard gaat met een wijziging van een provinciegrens als bedoeld in artikel 3, derde lid, onder a, of van een daartoe strekkend herindelingsadvies als bedoeld in artikel 4, derde lid, geschiedt met overeenkomstige toepassing van artikel 8, met dien verstande dat:

    • a. tevens gedeputeerde staten van de andere betrokken provincie of provincies in de gelegenheid worden gesteld tot het voeren van het overleg bedoeld in artikel 8, eerste lid; en

    • b. het herindelingsontwerp tevens aan provinciale staten van de andere betrokken provincie of provincies wordt gezonden. Zij kunnen tot uiterlijk drie maanden na ontvangst van het herindelingsontwerp hun zienswijze over het ontwerp kenbaar maken aan de gedeputeerde staten die het voorstel hebben gedaan.

  • 2 Het herindelingsontwerp wordt tevens toegezonden aan de betrokken waterschapsbesturen.

Artikel 10

Gedeputeerde staten treffen op grond van de artikelen 8 en 9 geen voorbereidingen voor een wijziging van de grenzen van een gemeente na het tijdstip waarop Onze Minister heeft medegedeeld dat door hem werkzaamheden ter hand zijn genomen in verband met de voorbereiding van een wijziging van de grenzen van de gemeente.

Artikel 11

Indien Onze Minister besluit op basis van een herindelingsadvies een voorstel voor een herindelingsregeling te doen, zendt hij het voorstel aan de ministerraad binnen vier maanden na ontvangst van het herindelingsadvies.

Paragraaf 4. Voorbereidingen door Onze Minister

Artikel 12

  • 1 De voorbereiding van een herindelingsregeling door Onze Minister geschiedt met overeenkomstige toepassing van artikel 8, eerste tot en met vierde lid, met dien verstande dat:

    • a. Onze Minister in de plaats treedt van gedeputeerde staten;

    • b. tevens gedeputeerde staten van de betrokken provincie of van de betrokken provincies in de gelegenheid worden gesteld tot het voeren van het overleg, bedoeld in artikel 8, eerste lid; en

    • c. het herindelingsontwerp tevens aan gedeputeerde staten van de betrokken provincie wordt gezonden dan wel aan de provinciale staten van de betrokken provincies indien het betreft een grenscorrectie die gepaard gaat met een wijziging van een provinciegrens. Zij kunnen tot uiterlijk drie maanden na ontvangst van het herindelingsontwerp hun zienswijze over het ontwerp kenbaar maken aan Onze Minister.

  • 2 Indien door gedeputeerde staten met betrekking tot gemeenten voorbereidingen zijn getroffen als bedoeld in de artikelen 8 en 9 voor een herindelingsadvies of een herindelingsregeling en Onze Minister met toepassing van het eerste lid de voorbereiding van een herindelingsregeling ten aanzien van die gemeenten ter hand neemt, kunnen de door gedeputeerde staten getroffen voorbereidingen door Onze Minister worden aangemerkt als door hem getroffen voorbereidingen.

Hoofdstuk III. Wijziging van de provinciale indeling

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 13

  • 1 Een wijziging van de provinciale indeling geschiedt bij wet.

  • 2 Een wijziging van de provinciale indeling die betreft een wijziging van provinciegrenzen met niet provinciaal ingedeeld gebied kan geschieden bij algemene maatregel van bestuur.

Artikel 14

  • 1 Een herindelingsadvies met betrekking tot een wijziging van de provinciale indeling wordt vastgesteld door de provinciale staten van de betrokken provincies gezamenlijk.

  • 2 Indien de besturen van de betrokken provincies van oordeel verschillen over de wenselijkheid van een wijziging van de provinciale indeling kunnen provinciale staten van één provincie een herindelingsadvies vaststellen.

  • 3 Een herindelingsadvies met betrekking tot een wijziging van de provinciale indeling die één provincie betreft en geschiedt zonder wijziging van grenzen van een andere provincie, wordt vastgesteld door provinciale staten.

Paragraaf 2. Voorbereidingen door provincies

Artikel 15

  • 1 Ten behoeve van de voorbereiding van een herindelingsadvies met betrekking tot een wijziging van de provinciale indeling als bedoeld in artikel 14, eerste lid, stellen provinciale staten van de betrokken provincies een commissie in die is samengesteld uit leden van gedeputeerde staten van de betrokken provincies.

  • 2 De voorbereiding van het herindelingsadvies geschiedt met overeenkomstige toepassing van artikel 8, met dien verstande dat de commissie in de plaats treedt van gedeputeerde staten.

Artikel 16

De voorbereiding van een herindelingsadvies met betrekking tot een wijziging van de provinciale indeling als bedoeld in artikel 14, tweede lid, geschiedt met overeenkomstige toepassing van artikel 8, met dien verstande dat:

  • a. tevens gedeputeerde staten van de andere betrokken provincie of provincies in de gelegenheid worden gesteld tot het voeren van het overleg, bedoeld in artikel 8, eerste lid; en

  • b. gedeputeerde staten het herindelingsontwerp tevens aan provinciale staten van de andere betrokken provincie of provincies zenden. Zij kunnen tot uiterlijk drie maanden na ontvangst van het herindelingsontwerp hun zienswijze kenbaar maken aan de gedeputeerde staten die het voorstel hebben gedaan.

Artikel 17

De voorbereiding van een herindelingsadvies met betrekking tot een wijziging van de provinciale indeling als bedoeld in artikel 14, derde lid, geschiedt met overeenkomstige toepassing van artikel 8.

Artikel 18

Indien Onze Minister besluit op basis van een herindelingsadvies een voorstel voor een herindelingsregeling te doen, zendt hij het voorstel aan de ministerraad binnen vier maanden na ontvangst van het herindelingsadvies.

Paragraaf 3. Voorbereidingen door Onze Minister

Artikel 19

  • 1 De voorbereiding van een herindelingsregeling door Onze Minister geschiedt met overeenkomstige toepassing van artikel 8, eerste tot en met vierde lid, met dien verstande dat:

    • a. Onze Minister in de plaats treedt van gedeputeerde staten;

    • b. tevens gedeputeerde staten van de betrokken provincie of provincies in de gelegenheid worden gesteld tot het voeren van het overleg, bedoeld in artikel 8, eerste lid; en

    • c. het herindelingsontwerp tevens aan provinciale staten van de betrokken provincie of provincies wordt gezonden. Deze kunnen tot uiterlijk drie maanden na ontvangst van het herindelingsontwerp hun zienswijze over het ontwerp kenbaar maken aan Onze Minister.

  • 3 Indien door gedeputeerde staten of een commissie als bedoeld in artikel 15, eerste lid, met betrekking tot een wijziging van de provinciegrenzen voorbereidingen zijn getroffen als bedoeld in de artikelen 15 tot en met 17 voor een herindelingsadvies of een herindelingsregeling en Onze Minister met toepassing van het eerste lid de voorbereiding van een herindelingsregeling ten aanzien van die provinciegrenzen ter hand neemt, kunnen de door gedeputeerde staten of de commissie getroffen voorbereidingen door Onze Minister worden aangemerkt als door hem getroffen voorbereidingen.

Paragraaf 4. Slotbepaling

Artikel 20

Een herindelingsontwerp vastgesteld met toepassing van dit hoofdstuk wordt tevens toegezonden aan de betrokken waterschapsbesturen.

Hoofdstuk IV. Financieel toezicht

Artikel 21

  • 1 Met ingang van de dag waarop een gemeente blijkens een herindelingsontwerp, een herindelingsadvies of een voorstel van wet in aanmerking komt om te worden opgeheven, behoeven de door gedeputeerde staten aangewezen besluiten van de raden en de colleges van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeenten de goedkeuring van gedeputeerde staten.

  • 2 Aangewezen kunnen worden categorieën van besluiten die kunnen leiden tot nieuwe uitgaven, tot verhoging van bestaande uitgaven dan wel tot verlaging van bestaande inkomsten of tot vermindering van vermogen.

  • 3 De goedkeuring kan worden onthouden wegens strijd met het financieel belang van de gemeente of gemeenten waarvan het gebied van de betrokken gemeente na herindeling deel zal gaan uitmaken.

  • 4 Het toezicht dat is aangevangen op grond van het eerste lid blijft van kracht tot de datum van herindeling of de datum waarop Onze Minister bepaalt dat het toezicht is vervallen.

Hoofdstuk V. Rechtskracht voorschriften en uitoefening bevoegdheden

Artikel 28

De op de dag, voorafgaande aan de datum van herindeling, voor een overgaand gebied geldende gemeentelijke voorschriften behouden gedurende twee jaren na die datum voor dat gebied hun rechtskracht, voor zover het bevoegde orgaan van de gemeente waaraan dat gebied is toegevoegd, deze voorschriften niet eerder vervallen verklaart.

Artikel 29

  • 1 Het bevoegde orgaan van een nieuwe gemeente kan vóór afloop van de in artikel 28 bedoelde termijn een voorschrift als in dat artikel bedoeld voor het gehele gebied der gemeente geldend verklaren.

  • 2 Op gelijke wijze maken burgemeester en wethouders van de nieuwe gemeente tijdig vóór afloop van de in artikel 28 bedoelde termijn bekend welke overige in dat artikel bedoelde voorschriften na afloop van die termijn voor het gehele gebied der gemeente zullen gelden.

Artikel 30

  • 1 De op de dag, voorafgaande aan de datum van herindeling, in een gemeente van kracht zijnde gemeentelijke voorschriften gelden gedurende twee jaren na die datum niet voor aan die gemeente toegevoegd gebied, voor zover het bevoegde orgaan van die gemeente deze voorschriften niet eerder voor dat gebied geldend verklaart.

  • 2 Het college van burgemeester en wethouders maakt tijdig vóór afloop van de in het eerste lid bedoelde termijn bekend welke in dat lid bedoelde voorschriften na afloop van die termijn voor het toegevoegde gebied zullen gelden.

Artikel 31

De op de dag, voorafgaande aan de datum van herindeling, geldende besluiten tot instelling van commissies als bedoeld in hoofdstuk V van de Gemeentewet van gemeenten waarin een raadsverkiezing als bedoeld in artikel 52 is gehouden, vervallen met ingang van die datum. Zij kunnen binnen een maand na die datum door het op grond van dat hoofdstuk bevoegde orgaan tot instelling van de commissies geheel of ten dele wederom geldend worden verklaard.

Artikel 32

  • 1 De artikelen 28 tot en met 30 zijn niet van toepassing op belastingverordeningen op de voet van artikel 220 van de Gemeentewet. Ten aanzien van overgaand gebied houden deze verordeningen op te gelden met ingang van de datum van herindeling, doch zij behouden, onverminderd artikel 39, hun rechtskracht voor de belastingjaren welke vóór die datum zijn aangevangen.

  • 2 De raad van een nieuwe gemeente kan binnen drie maanden na de datum van herindeling ingevolge artikel 216 van de Gemeentewet besluiten tot vaststelling van een nieuwe verordening die met ingang van genoemde datum zal gelden voor de gemeente.

  • 3 Voor gebied dat overgaat naar een andere dan een nieuwe gemeente is met ingang van de datum van herindeling van toepassing de verordening van de gemeente waaraan dat gebied is toegevoegd. Voor zover de herindeling zulks noodzakelijk maakt, is de raad van de gemeente waaraan het gebied is toegevoegd, bevoegd binnen drie maanden na de datum van herindeling te besluiten tot aanpassing van de verordening. De aangepaste verordening geldt met ingang van genoemde datum voor het gehele gebied der gemeente.

Artikel 33

De artikelen 28 tot en met 30 en 32 zijn van overeenkomstige toepassing op besluiten tot vaststelling, wijziging of intrekking van belastingverordeningen die zijn genomen vóór de datum van herindeling en die op of na die datum in werking treden.

Artikel 34

  • 1 In afwijking van artikel 28 worden vóór de datum van herindeling vastgestelde structuurvisies, bestemmingsplannen, beheersverordeningen en exploitatieplannen als bedoeld in respectievelijk artikel 2.1, 3.1, 3.38 en 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening en besluiten waarbij gronden worden aangewezen tot gebied waarop een voorkeursrecht rust als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet voorkeursrecht gemeenten, met betrekking tot overgaand gebied geacht te zijn vastgesteld door het bevoegde orgaan van de gemeente waaraan dat gebied is toegevoegd en behouden zij hun rechtskracht zolang het bevoegde orgaan niet anders bepaalt.

  • 2 Evenzo wordt een vóór de datum van herindeling genomen voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 3.7 van de Wet ruimtelijke ordening met betrekking tot overgaand gebied geacht te zijn genomen door de raad van de gemeente waaraan dat gebied is toegevoegd.

Artikel 35

Bij wijziging van een provinciegrens zijn de artikelen 28 en 30 van overeenkomstige toepassing op provinciale voorschriften en het bevoegde orgaan van de betrokken provincies.

Artikel 36

  • 1 Voor de secretaris en de griffier van een nieuwe gemeente gelden de instructies van de in de betrokken herindelingsregeling aan te wijzen gemeente totdat zij door andere zijn vervangen.

  • 2 Voor de vergaderingen van de raad en van burgemeester en wethouders van een nieuwe gemeente gelden de reglementen van orde van de in de betrokken herindelingswet aan te wijzen gemeente totdat zij door andere zijn vervangen.

Artikel 37

Met ingang van de datum van herindeling en zolang de in artikel 28 bedoelde voorschriften blijven gelden, oefenen in toegevoegd gebied de in de gemeente waarnaar dat gebied is overgegaan, bevoegde organen en ambtenaren de bevoegdheden uit welke bij die voorschriften aan overeenkomstige organen en ambtenaren zijn toegekend.

Artikel 38

  • 1 Bij wijziging van een provinciegrens is artikel 37 van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de bevoegdheden van de organen en de ambtenaren van de provincie.

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt het toezicht op de bij de wijziging van de provinciale grens betrokken waterschappen uitgeoefend door de organen die daarmede op de dag, voorafgaande aan de datum van herindeling, belast waren, totdat bij reglementswijziging in de gevolgen van de betrokken herindelingsregeling is voorzien. Indien tussen de betrokken gedeputeerde staten niet binnen een jaar omtrent de reglementswijziging overeenstemming is bereikt, is artikel 4 van de Waterstaatswet 1900 van toepassing.

Artikel 39

  • 1 De bevoegdheid tot het heffen en invorderen van gemeentelijke belastingen in toegevoegd gebied over een belastingjaar dat vóór de datum van herindeling is aangevangen, blijft voorbehouden aan de organen en ambtenaren van de gemeente waartoe dat gebied vóór die datum behoorde.

  • 2 Indien de gemeente bij een herindelingswet wordt opgeheven, komt de bevoegdheid toe aan de organen en ambtenaren van de in die wet aan te wijzen gemeente.

Artikel 40

Onverminderd de artikelen 226 en 228 van de Provinciewet is bij wijziging van een provinciegrens artikel 39, eerste lid, van overeenkomstige toepassing ten aanzien van provinciale belastingen.

Artikel 41

  • 1 Gemeenschappelijke regelingen waaraan uitsluitend wordt deelgenomen door gemeenten waarvan het gebied in zijn geheel tot een en dezelfde gemeente komt te behoren, vervallen met ingang van de datum van herindeling. Burgemeester en wethouders van die gemeente treffen in verband hiermee de nodige voorzieningen.

  • 2 In een herindelingsregeling kan het eerste lid van overeenkomstige toepassing worden verklaard ten aanzien van gemeenschappelijke regelingen waaraan uitsluitend wordt deelgenomen door gemeenten waarvan het gebied grotendeels tot een en dezelfde gemeente komt te behoren.

  • 3 De overige gemeenschappelijke regelingen waaraan bij een wijziging van de gemeentelijke indeling betrokken gemeenten deelnemen, blijven ongewijzigd van kracht, met dien verstande dat de betrokken herindelingsregeling de gemeente of gemeenten aanwijst die, zolang nog geen uitvoering is gegeven aan het vierde of vijfde lid van dit artikel, voor de toepassing van de regeling in de plaats treedt onderscheidenlijk treden van op te heffen gemeenten.

  • 4 De deelnemers aan een gemeenschappelijke regeling als bedoeld in het derde lid treffen, voor zoveel nodig, binnen zes maanden na de datum van herindeling met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen de uit de gewijzigde gemeentelijke indeling voortvloeiende voorzieningen. Zij kunnen daarbij afwijken van de bepalingen van de gemeenschappelijke regeling met betrekking tot wijziging en opheffing van de regeling en het toe- en uittreden van deelnemers. De in de eerste volzin genoemde termijn kan door gedeputeerde staten van de betrokken provincie of, zo de regeling uitsluitend tussen burgemeesters is aangegaan, door de commissaris van de Koning in die provincie met ten hoogste zes maanden worden verlengd.

  • 5 Indien de voorzieningen, bedoeld in het vierde lid, niet binnen de daarvoor gestelde termijn zijn getroffen, kan dit geschieden door gedeputeerde staten of, zo de regeling uitsluitend tussen burgemeesters is aangegaan, door de commissaris van de Koning.

  • 6 De leden van bij gemeenschappelijke regeling ingestelde organen, aangewezen door de vóór de datum van herindeling bevoegde gemeentebesturen, blijven in deze organen zitting hebben totdat de na de datum van herindeling bevoegde gemeentebesturen, zo nodig met afwijking van hetgeen in de gemeenschappelijke regeling ten aanzien van de zittingsduur is bepaald, in de aanwijzing hebben voorzien.

  • 7 De voorgaande leden zijn niet van toepassing ten aanzien van gemeenschappelijke regelingen die van kracht zijn voor een gebied waarvan de omvang bij of krachtens wet dan wel bij koninklijk besluit is vastgesteld.

Artikel 43

Voor zover aan een gemeenschappelijke regeling als bedoeld in artikel 41, derde lid, wordt deelgenomen door een provincie en die regeling mede betrekking heeft op gebied dat ingevolge een herindelingsregeling naar een andere provincie overgaat, is artikel 41, derde, vierde, zesde en zevende lid, van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de betrokken provincies.

Artikel 43a

  • 1 In afwijking van artikel 81p van de Gemeentewet kan de raad van een nieuwe gemeente op uiterlijk 15 januari van het jaar waarin de gemeente is ingesteld, de behandeling van verzoekschriften als bedoeld in artikel 9:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, opdragen aan een gemeentelijke ombudsman of ombudscommissie, dan wel een gezamenlijke ombudsman of ombudscommissie. Het besluit werkt terug tot en met de datum van herindeling.

  • 2 Indien de raad een besluit als bedoeld in het eerste lid neemt, zendt hij dit binnen een week aan de Nationale ombudsman.

Hoofdstuk VI. Overgang rechten en verplichtingen

Artikel 44

  • 1 Onverminderd het tweede lid en de artikelen 45 en 48 gaan op de datum van herindeling alle rechten en verplichtingen van een op te heffen gemeente over op de gemeente waaraan haar gebied wordt toegevoegd, dan wel, wanneer het gebied naar meer dan één gemeente overgaat, naar de in de betrokken herindelingsregeling aan te wijzen gemeente, zonder dat daarvoor een nadere akte wordt gevorderd.

  • 2 Alle rechten en verplichtingen van een gemeente, betrekking hebbende op van die gemeente overgaand gebied, gaan op de datum van herindeling over op de gemeente waaraan dat gebied wordt toegevoegd, zonder dat daarvoor een nadere akte wordt gevorderd.

  • 3 Wettelijke procedures en rechtsgedingen waarbij een gemeente waarvan gebied overgaat betrokken is, worden met ingang van de datum van herindeling voortgezet door of tegen de gemeente waaraan dat gebied wordt toegevoegd, voor zover krachtens het eerste en tweede lid de in deze leden bedoelde rechten en verplichtingen op die gemeente overgaan. Ten aanzien van de rechtsgedingen is de elfde afdeling van de tweede titel van het eerste boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van overeenkomstige toepassing.

Artikel 45

  • 1 Met betrekking tot de voorziening van drinkwater, elektriciteit en gas blijft toegevoegd gebied deel uitmaken van het voorzieningsgebied van de bedrijven die daarin voorzagen of gerechtigd waren te voorzien op de dag, voorafgaande aan de datum van herindeling, voor zover de betrokken partijen ter zake geen nadere regeling treffen.

  • 2 Bij opheffing van een gemeente treedt ten aanzien van de rechten en verplichtingen die verband houden met de in het eerste lid bedoelde voorzieningen de in de betrokken herindelingswet aan te wijzen gemeente voor die gemeente in de plaats, zonder dat daarvoor een nadere akte wordt gevorderd.

Artikel 46

Bij wijziging van een provinciegrens zijn de artikelen 44 en 45 van overeenkomstige toepassing ten aanzien van rechten en verplichtingen van een provincie.

Artikel 47

  • 1 Ten behoeve van de voortzetting van het comptabel beheer in verband met de overgang van gebied kunnen gedeputeerde staten, de colleges van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeenten gehoord, aanwijzingen geven, welke door die colleges in acht moeten worden genomen.

  • 2 Voor het tijdvak waarin voor een nieuwe gemeente nog geen begroting is vastgesteld, zijn burgemeester en wethouders bevoegd tot het doen van uitgaven, voor zover daartegen bij gedeputeerde staten geen bezwaar bestaat.

Artikel 48

  • 1 De uitkeringen die door onderscheidenlijk aan het Rijk, de provincie of gemeenten over de vóór de datum van herindeling aangevangen boekingstijdvakken, dienstjaren of uitkeringsjaren met betrekking tot overgaand gebied van een gemeente verschuldigd zijn, worden gedaan aan onderscheidenlijk door de gemeente waartoe dat gebied vóór die datum behoorde.

  • 2 Wanneer het een op te heffen gemeente betreft, geschieden de in het eerste lid bedoelde uitkeringen aan onderscheidenlijk door de gemeente waaraan het gebied van de op te heffen gemeente wordt toegevoegd of zo dit gebied naar meer dan één gemeente overgaat, de in de betrokken herindelingswet aan te wijzen gemeente.

Artikel 49

Bij wijziging van een provinciegrens is artikel 48 van overeenkomstige toepassing ten aanzien van door onderscheidenlijk aan het Rijk of gemeenten met betrekking tot overgaand gebied van een provincie verschuldigde uitkeringen.

Artikel 50

  • 1 Indien in verband met de artikelen 39, 41, 44, 45 en 48 een verrekening tussen gemeenten dient plaats te vinden worden, burgemeester en wethouders van die gemeenten gehoord, het bedrag en, zo nodig, de wijze van betaling vastgesteld:

    • a. door gedeputeerde staten van de betrokken provincie indien de desbetreffende wijziging van de gemeentelijke indeling dan wel grenscorrectie niet gepaard gaat met wijziging van de provinciegrens;

    • b. door de colleges van gedeputeerde staten van de betrokken provincies in onderling overleg indien de desbetreffende wijziging van de gemeentelijke indeling dan wel grenscorrectie gepaard gaat met wijziging van de provinciegrens;

    • c. bij koninklijk besluit, de colleges, bedoeld onder b, gehoord, indien overeenstemming tussen die colleges ontbreekt.

  • 2 Bij het vaststellen van het bedrag van de verrekening, bedoeld in het eerste lid, kunnen reserves en voorzieningen worden betrokken.

  • 3 Op een verzoek om verrekening als bedoeld in het eerste lid beslissen gedeputeerde staten niet afwijzend dan na de colleges van burgemeester en wethouders van de in dat lid bedoelde gemeenten te hebben gehoord.

Artikel 51

  • 1 Indien bij een wijziging van een provinciegrens in verband met de artikelen 40, 43, 46 en 49 een verrekening tussen provincies dient plaats te vinden, worden het bedrag en de wijze van betaling daarvan vastgesteld:

    • a. door de colleges van gedeputeerde staten van de betrokken provincies in onderling overleg;

    • b. bij koninklijk besluit, de colleges, bedoeld onder a, gehoord, indien overeenstemming tussen die colleges ontbreekt.

  • 2 Bij het vaststellen van het bedrag van de verrekening, bedoeld in het eerste lid, kunnen reserves en voorzieningen worden betrokken.

Hoofdstuk VII. Verkiezing vertegenwoordigend lichaam

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 52

Bij een wijziging van de gemeentelijke indeling vinden tussentijdse raadsverkiezingen plaats. Indien een nieuwe gemeente wordt ingesteld is de naar inwoneraantal grootste gemeente die opgaat in de nieuwe gemeente met de voorbereiding daarvan belast.

Artikel 53

  • 1 De op de dag, voorafgaande aan de datum van herindeling, zitting hebbende leden van de raad van een gemeente waarvoor een verkiezing als bedoeld in artikel 52 wordt gehouden, treden met ingang van die datum af.

  • 2 Indien op de datum van herindeling niet de goedkeuring van de geloofsbrieven van meer dan de helft van de leden van de raad onherroepelijk is geworden, aanvaarden de leden van de raad hun ambt niet, totdat zulks het geval is. Gedurende deze tijd hebben de leden van de raad en de wethouders van de gemeente die ingevolge artikel 52, tweede volzin, met de voorbereiding van de tussentijdse raadsverkiezing is belast zitting als leden van de raad onderscheidenlijk als wethouders. De raad en het college van burgemeester en wethouders nemen gedurende deze tijd slechts besluiten welke geen uitstel kunnen lijden.

Artikel 54

  • 1 Burgemeester en wethouders van een gemeente waarvan gebied overgaat naar een gemeente waarvoor een verkiezing als bedoeld in artikel 52 wordt gehouden, zenden op een door gedeputeerde staten van de provincie waarvan laatstbedoelde gemeente deel uitmaakt of zal uitmaken, te bepalen datum aan burgemeester en wethouders van deze gemeente onderscheidenlijk de gemeente die ingevolge artikel 52, tweede volzin, met de voorbereiding van de tussentijdse raadsverkiezing is belast een opgave van de op bedoelde datum geregistreerde kiesgerechtigde personen welke op die datum in het overgaande gebied werkelijke woonplaats hebben.

  • 2 Indien tussen de in het eerste lid bedoelde datum en de dag van kandidaatstelling, bedoeld in artikel 55, tweede lid, veranderingen optreden in de registratie van kiesgerechtigden die werkelijke woonplaats hebben of verkrijgen in de gemeente of het deel van de gemeente waarop een opgave als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft, worden deze veranderingen onverwijld ter kennis gebracht van burgemeester en wethouders aan wie die opgave is gezonden, waarna dit college deze veranderingen in de opgave aanbrengt.

Artikel 55

  • 1 De raad van een gemeente waarvoor een verkiezing als bedoeld in artikel 52 wordt gehouden, zal bestaan uit het door gedeputeerde staten van de betrokken provincie met toepassing van artikel 8 van de Gemeentewet te bepalen aantal leden. Daartoe wordt het inwonertal van een gemeente bepaald aan de hand van de door het Centraal Bureau voor de Statistiek bekend gemaakte gegevens betreffende de bevolkingscijfers per 1 januari van het jaar waarin de verkiezing plaatsvindt.

  • 2 De kandidaatstelling vindt plaats op de maandag in de periode van 5 tot en met 11 oktober voorafgaand aan de datum van herindeling. De stemming vindt plaats op de vierenveertigste dag na de kandidaatstelling.

    Gedeputeerde staten kunnen, indien zwaarwegende redenen verband houdend met de dag van kandidaatstelling of met de dag van stemming daartoe nopen, bepalen dat de kandidaatstelling op een andere datum plaatsvindt, met dien verstande dat de stemming voor de datum van herindeling plaatsvindt.

  • 4 Indien het een nieuwe gemeente betreft worden bij de nummering van de kandidatenlijsten in afwijking van artikel I 14, eerste lid, eerste volzin, van de Kieswet eerst genummerd de lijsten van politieke groeperingen wier aanduiding was geplaatst boven een kandidatenlijst waaraan bij de laatstgehouden verkiezing van de raad van de gemeente die met de voorbereiding van de verkiezing is belast, een of meer zetels zijn toegekend.

  • 5 Als kiesgerechtigden worden geacht te zijn geregistreerd degenen die als zodanig zijn geregistreerd in de bij een wijziging van de gemeentelijke indeling betrokken gemeente die niet wordt opgeheven onderscheidenlijk de gemeente die ingevolge artikel 52, tweede volzin, met de voorbereiding van de tussentijdse raadsverkiezing is belast, nadat daaraan zijn toegevoegd de personen die voorkomen op de ingevolge artikel 54, eerste lid, ontvangen opgaven zoals deze luiden na toepassing van het tweede lid van dat artikel, en daarvan zijn afgevoerd de personen die op de dag van kandidaatstelling, bedoeld in het tweede lid, werkelijke woonplaats hebben in het deel der gemeente dat op de datum van herindeling naar een andere gemeente overgaat.

  • 6 Het benoemen van de leden en de plaatsvervangende leden van de hoofdstembureaus en het benoemen van de leden en de plaatsvervangende leden van de stembureaus geschieden voor een door gedeputeerde staten te bepalen datum door burgemeester en wethouders van de bij een wijziging van de gemeentelijke indeling betrokken gemeente die niet wordt opgeheven onderscheidenlijk de gemeente die ingevolge artikel 52, tweede volzin, met de voorbereiding van de tussentijdse raadsverkiezing is belast. De benoeming van de leden en de plaatsvervangende leden van de hoofdstembureaus geschiedt, in afwijking van artikel E 8 van de Kieswet, voor een periode die eindigt op hetzelfde tijdstip als de eerste zittingsperiode van de nieuw gekozen raden der gemeenten.

  • 7 Voor zover ingevolge enig wettelijk voorschrift medewerking moet worden verleend door de raad, door burgemeester en wethouders of door de burgemeester, geschiedt dit door de raad, burgemeester en wethouders of de burgemeester van de bij een wijziging van de gemeentelijke indeling betrokken gemeente die niet wordt opgeheven onderscheidenlijk de gemeente die ingevolge artikel 52, tweede volzin, met de voorbereiding van de tussentijdse raadsverkiezing is belast.

Artikel 56

  • 1 Voor de toepassing van artikel 10 van de Gemeentewet ten aanzien van het lidmaatschap van de raad van een gemeente waarvoor een verkiezing als bedoeld in artikel 52 wordt gehouden, worden onder ingezetenen verstaan zij die werkelijke woonplaats hebben in het gebied dat met ingang van de datum van herindeling het grondgebied van de betrokken gemeente vormt.

  • 2 Het onderzoek van de geloofsbrieven van de benoemde raadsleden geschiedt vóór een door gedeputeerde staten van de betrokken provincie te bepalen datum door de raad van de bij een wijziging van de gemeentelijke indeling betrokken gemeente die niet wordt opgeheven onderscheidenlijk van de gemeente die ingevolge artikel 52, tweede volzin, met de voorbereiding van de tussentijdse raadsverkiezing is belast.

  • 3 De eerste vergadering van de raad wordt gehouden op de eerste werkdag, volgende op de datum van herindeling. In deze vergadering worden de wethouders benoemd. In het geval, bedoeld in artikel 53, tweede lid, wordt de eerste vergadering van de nieuw gekozen raad gehouden zo spoedig mogelijk nadat veertien dagen zijn verlopen na de onherroepelijke goedkeuring van de geloofsbrieven van meer dan de helft van de leden van de raad.

Paragraaf 2. Wijziging van de zittingsduur gemeenteraad voorafgaand aan de datum van herindeling

Artikel 56a

Deze paragraaf is van toepassing op gemeenten waarvoor in de periode van 1 oktober tot en met 31 december van het jaar voorafgaande aan het jaar waarin de reguliere gemeenteraadsverkiezingen plaatsvinden een voorstel van wet tot wijziging van de gemeentelijke indeling is ingediend bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Artikel 56b

  • 1 De verkiezing van de leden van de gemeenteraad in het jaar waarin de reguliere gemeenteraadsverkiezingen plaatsvinden en waarvoor de kandidaatstelling plaatsvindt op de dag, bedoeld in artikel F 1, eerste lid, van de Kieswet, blijft achterwege.

  • 2 De zittingsduur van de leden van de raad wordt verlengd tot 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarin de verkiezing, bedoeld in het eerste lid, achterwege blijft.

Artikel 56c

Indien de datum van herindeling volgt op het jaar waarin reguliere gemeenteraadsverkiezingen hebben plaatsgevonden, eindigt de zittingsduur van de leden van de ingevolge artikel 52 gekozen raad tegelijk met de zittingsduur van de leden van de raden van de overige gemeenten die zitting hebben op de datum van herindeling.

Artikel 56d

  • 1 Indien een voorstel van wet als bedoeld in artikel 56a niet uiterlijk op de donderdag in de periode van 17 september tot en met 23 september in het jaar waarin de reguliere gemeenteraadsverkiezingen plaatsvinden tot wet is verheven en in werking is getreden, vindt de kandidaatstelling voor de verkiezing van de leden van de raad van een gemeente, genoemd in dat wetsvoorstel, plaats op de maandag in de periode van 5 tot en met 11 oktober van dat jaar. Artikel 55, tweede lid, tweede en derde volzin, is van toepassing.

  • 3 De zittingsduur van de leden van de ingevolge het eerste lid gekozen raad eindigt tegelijk met de zittingsduur van de leden van de raden van de overige gemeenten die zitting hebben op 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarin de reguliere gemeenteraadsverkiezing heeft plaatsgevonden.

Paragraaf 3. Wijziging zittingsduur gemeenteraad na de datum van herindeling

Artikel 56e

  • 1 Indien de datum van herindeling valt binnen drie jaar voor de datum van de reguliere gemeenteraadsverkiezingen blijven deze verkiezingen in de betrokken gemeenten achterwege.

  • 2 De zittingsduur van de leden van de ingevolge artikel 52 gekozen raad eindigt in de in het eerste lid bedoelde situatie tegelijk met de zittingsperiode van de leden van de raden van de overige gemeenten die volgt op de eerste reguliere gemeenteraadsverkiezingen na de datum van herindeling.

Hoofdstuk VIII. Rechtspositie van het personeel

Artikel 57

  • 3 Eden en beloften, die ambtenaren in verband met hun functie bij de op te heffen gemeente hebben afgelegd, worden geacht mede betrekking te hebben op de dienstbetrekking bij de gemeente waar zij met ingang van de datum van herindeling in dienst zijn.

Artikel 58

In het geval van een grenscorrectie gaat op de datum van herindeling het personeel, verbonden aan de in overgaand gebied gevestigde door de gemeente in stand gehouden scholen als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra of artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs, over in dienst van de gemeente waaraan bedoeld gebied wordt toegevoegd.

Artikel 59

  • 1 De aanwijzing van de secretaris van een gemeente die wordt opgeheven eindigt van rechtswege met ingang van de datum van herindeling.

  • 4 In afwijking van het eerste en tweede lid kunnen gedeputeerde staten artikel 57 op verzoek van de secretaris op hem van overeenkomstige toepassing verklaren.

  • 5 De voorgaande leden zijn van overeenkomstige toepassing op de griffier van een gemeente die wordt opgeheven.

Artikel 60

  • 1 Indien een nieuwe gemeente wordt ingesteld, wijzen gedeputeerde staten uiterlijk een maand voor de datum van herindeling een tijdelijke secretaris en een tijdelijke griffier aan. De aanwijzing gaat in met ingang van de datum van herindeling.

  • 2 De aanwijzing van de tijdelijke secretaris en de tijdelijke griffier eindigt van rechtswege op de dag waarop overeenkomstig de Gemeentewet in de functies van secretaris en van griffier is voorzien.

  • 3 Artikel 36, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing op de tijdelijke secretaris en de tijdelijke griffier.

Artikel 61

  • 2 Gedeputeerde staten van de betrokken provincie kunnen bepalen dat het personeel, dat in dienst is van een gemeenschappelijke regeling met rechtspersoonlijkheid die ingevolge artikel 41, vierde of vijfde lid, wordt opgeheven, met ingang van de datum van herindeling overgaat in dienst van de bij de goedkeuring van de opheffing aan te wijzen gemeente.

  • 4 Gedeputeerde staten van de betrokken provincie kunnen bepalen dat de uitkeringen of betalingen waarop gewezen personeel, dat in dienst is of was van een ingevolge artikel 41, vierde of vijfde lid, op te heffen of opgeheven gemeenschappelijke regeling met rechtspersoonlijkheid op de dag voorafgaande aan de herindeling wegens beëindiging van het dienstverband of ziekte aanspraak maakte ten laste komen van de bij de goedkeuring van de opheffing van de gemeenschappelijke regeling aan te wijzen gemeente of gemeenten.

Hoofdstuk IX. Voorzieningen in verband met de toepassing van enkele wetten

Artikel 67

Zij die op de dag, voorafgaande aan de datum van herindeling, ingeschreven zijn als leerling van een gemeentelijke school, gevestigd in een bij een wijziging van de gemeentelijke indeling betrokken gemeente, worden van genoemde datum af tot die school toegelaten op dezelfde voorwaarden als voordien golden.

Artikel 68

  • 3 Indien in verband met de vorige leden een verrekening tussen gemeenten dient plaats te vinden, is artikel 50 ter zake van overeenkomstige toepassing.

Artikel 69

  • 1 Ter bepaling van de uitkering krachtens artikel 96k van de Wet op het voortgezet onderwijs wordt voor de op de datum van herindeling lopende periode van vijf jaar, bedoeld in artikel 96i, zesde lid, van die wet het overschrijdingsbedrag per leerling over enig op die datum verstreken of het lopende kalenderjaar berekend als had geen herindeling plaatsgevonden, en over de overige jaren van dat tijdvak naar de toestand na laatstbedoeld kalenderjaar.

Artikel 70

  • 1 Onverminderd het tweede lid en artikel 71 gaan op de datum van herindeling de archiefbescheiden van een gemeente die wordt opgeheven, over naar de gemeente waaraan het gebied van de op te heffen gemeente wordt toegevoegd, dan wel, wanneer dat gebied aan meer dan één gemeente wordt toegevoegd, naar de in de betrokken herindelingsregeling aan te wijzen gemeente.

  • 2 Eveneens onverminderd artikel 71 gaan op de datum van herindeling alle gemeentelijke archiefbescheiden, uitsluitend betrekking hebbend op overgaand gebied, over naar de gemeente waaraan dat gebied wordt toegevoegd, met dien verstande dat de overbrenging, bedoeld in artikel 12 van de Archiefwet 1995, ten aanzien van deze bescheiden geschiedt als had geen herindeling plaatsgevonden. Van de overgang wordt een verklaring opgemaakt volgens de krachtens artikel 9 van genoemde wet voor vervreemding van archiefbescheiden gestelde regels.

  • 3 De gemeenteraad en burgemeester en wethouders van de gemeente waaraan gebied is toegevoegd, hebben met ingang van de datum van herindeling het recht te allen tijde kosteloos inzage te nemen van de archiefbescheiden der gemeente waartoe dat gebied voor die datum behoorde, dan wel der gemeente waarnaar die archiefbescheiden krachtens het eerste lid zijn overgegaan, en op kosten van zijn gemeente afschriften van of uittreksels uit die archiefbescheiden te vorderen, voor zover deze mede betrekking hebben op het toegevoegde gebied.

  • 4 Bij wijziging van een provinciegrens zijn het tweede en derde lid van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de overgang van provinciale archiefbescheiden.

Artikel 71

  • 1 Met betrekking tot personen met een adres in overgaand gebied, wordt door burgemeester en wethouders van de gemeente waaraan het gebied wordt toegevoegd, het adres gewijzigd in de basisregistratie personen.

  • 2 Als datum van wijziging van de gemeentenaam geldt de datum van herindeling.

Artikel 71a

Het persoonsregister, waarvoor burgemeester en wethouders van een gemeente die wordt opgeheven zorg dragen ter uitvoering van de Wet basisregistratie personen, wordt door burgemeester en wethouders van deze gemeente overgedragen aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waaraan het gebied van de op te heffen gemeente wordt toegevoegd, dan wel, indien dat gebied aan meer dan één gemeente wordt toegevoegd, aan de in de betrokken herindelingsregeling aan te wijzen gemeente.

Artikel 72

Kosten van bijstand als bedoeld in de artikelen 40 en 42 van de Wet werk en bijstand en kosten van ondersteuning bij arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 10 van die wet ten behoeve van personen die op of voor de datum van herindeling woonachtig zijn of geweest zijn in overgaand gebied, komen met ingang van bedoelde datum ten laste van de gemeente waaraan dat gebied is toegevoegd.

Artikel 73

Met betrekking tot zaken, de dienstplicht, met inbegrip van de mobilisatie-uitkeringen, alsmede de noodwachtplicht betreffende, vinden de voorschriften, door of namens Onze Minister van Defensie onderscheidenlijk bij koninklijk besluit dan wel door of namens Onze Minister gegeven ter zake van verhuizing, overeenkomstige toepassing ten aanzien van personen die krachtens een herindelingsregeling van een gemeente naar een andere gemeente overgaan.

Artikel 74

  • 1 Van de wegen onderscheidenlijk gedeelten van wegen, gelegen in aan een nieuwe gemeente toegevoegd gebied, wordt een nieuwe wegenlegger opgemaakt met inachtneming van de artikelen 34 tot en met 38 van de Wegenwet, met dien verstande dat het ontwerp van de legger ook kan worden opgemaakt door gedeputeerde staten van de betrokken provincie. Zolang deze nieuwe legger niet is vastgesteld, blijven de bestaande wegenleggers van kracht.

  • 2 Voor zover het niet aan een nieuwe gemeente toegevoegd gebied betreft, voeren gedeputeerde staten de daarvoor in aanmerking komende wegen af van de wegenlegger der gemeente waartoe het betrokken gebied voor de datum van herindeling behoorde, en brengen zij die over naar de wegenlegger der gemeente waaraan dat gebied is toegevoegd, een en ander met toepassing, voor zoveel nodig, van de artikelen 39 tot en met 42 van de Wegenwet.

  • 3 In geval van een wijziging van de gemeentelijke indeling of een grenscorrectie levert de desbetreffende provincie binnen twee maanden na inwerkingtreding van de herindelingsregeling aan Onze Minister van Financiën de relevante basisgegevens, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Wet herverdeling wegenbeheer.

  • 4 Indien een gemeente wordt opgeheven en als gevolg daarvan de uitkering, bedoeld in artikel 32, tweede lid, van de Wet herverdeling wegenbeheer niet meer kan verstrekken aan andere onderhoudsplichtigen, wordt in de herindelingsregeling een andere gemeente in dit verband als rechtsopvolger aangewezen.

Artikel 75

Een herindelingsregeling is niet van invloed op de bevoegdheid van de rechter of op die van partijen met betrekking tot zaken, op de dag, voorafgaande aan de datum van herindeling, voor enig gerecht aanhangig.

Artikel 76

Een herindelingsregeling heeft geen beperking ten gevolge van het gebied waarbinnen vóór de datum van herindeling benoemde notarissen hun ambtsbediening uitoefenen.

Hoofdstuk X. Voorbereiding van de overgang

Artikel 79

  • 1 De besturen van de vóór de datum van herindeling bij een wijziging van de gemeentelijke indeling betrokken gemeenten dragen er in onderling overleg zorg voor dat de met het oog op de gewijzigde indeling met ingang van die datum te treffen voorzieningen tijdig worden voorbereid. Voorzieningen, de voorbereiding van de overgang van ambtenaren betreffende, zijn onderwerp van georganiseerd overleg met de centrales van verenigingen van ambtenaren en van overleg met de ondernemingsraden van de betrokken gemeenten.

  • 2 Gedeputeerde staten bevorderen de totstandkoming van het in het eerste lid bedoelde onderling overleg tussen de gemeenten.

Hoofdstuk XI. Kernbepalingen met betrekking tot wijziging van de gemeentelijke indeling en grenscorrectie

Hoofdstuk XIII. Slotbepalingen

Artikel 97

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage , 24 oktober 1984

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

Rietkerk

Uitgegeven de dertigste oktober 1984.

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes