Bankbedrijf, mutatietarief remisierprovisie

Geraadpleegd op 06-05-2024.
Geldend van 14-03-1983 t/m heden

Bankbedrijf, mutatietarief remisierprovisie

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Bij de tweede herdruk van de Bijlage bij de aanschrijving van 25 juli 1979, nr. 279-12007, is hierin het mutatietarief opgenomen, zijnde een vergoeding voor mutaties in geadministreerde effectendepots. Vooralsnog wordt deze provisie in rekening gebracht bij de volgende handelingen:

  • 1. deponeringen respectievelijk lichtingen uit hoofde van aan- en verkoop (inclusief stockdividenden en claims), waaronder begrepen arbitrage en netto-affaires exercises en assignments uit hoofde van optie-affaires.

  • 2. lichtingen wegens aflosbaarstelling/uitloting.

  • 3. overboekingen op initiatief van de cliënt:

    • van en naar een ander depot bij eenzelfde bank;

    • van en naar depots van dezelfde cliënt bij eenzelfde bank;

    • van en naar een depot bij een andere bank.

Het mutatietarief wordt met ingang van 1 maart 1983 ingevoerd.

Voorts zijn in genoemde bijlage opgenomen de prestaties van remisiers. Deze kunnen worden omschreven als het in samenwerking met een effectenhandelaar begeleiden van effectenorders. Ter zake van de samenwerking wordt in het algemeen tussen de effectenhandelaar en de remisier een overeenkomst gesloten overeenkomstig het daartoe door de Vereniging voor de Effectenhandel opgestelde model. Op grond van deze overeenkomst ontvangt de remisier als beloning voor het aanbrengen van cliënten een bepaald percentage van de aan de cliënt berekende provisiën wegens aan- en verkoop van effecten. Geen provisie wordt uitbetaald in gevallen waarin geen overeenkomst van koop- en verkoop van effecten totstandkomt.

Naar boven