Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Betekenis van uitdrukkingen
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
-
2 Voor de toepassing van dit besluit wordt mede begrepen onder «rang», «stand» of «klasse»:
de bij het koninklijk besluit van 20 juni 1956 (Stb. 361) met die rang, stand of klasse gelijkgestelde rang, stand of klasse.
-
4 De gelijkstellingen, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, onder 2° en onderdeel
b, onder 2° eindigen op de dag waarop de aanmelding van het partnerpensioen door het
Stichting Pensioenfonds ABP wordt doorgehaald. De militair meldt die doorhaling aan
de commandant, waarbij hij een afschrift van de mededeling van die doorhaling verstrekt.
-
5 Voor de toepassing van de hoofdstukken 5, 7, 8, 9 en 10, alsmede de artikelen 39, tweede lid, onderdelen a, f en g, 39a, aanhef en onderdeel e, 44, 49, 126b, 126d tot en met 126f, 130, 134 en 144 tot en met 148, wordt onder «militair» mede begrepen hij die bij het Ministerie van Defensie op
grond van artikel 6 van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie is aangesteld in burgerlijke openbare dienst om bij de krijgsmacht als geestelijk
verzorger doorlopend werkzaam te zijn. Deze geestelijk verzorger wordt, in voorkomend
geval, mede begrepen onder het beroepspersoneel. De hoofdstukken 4, 5, 6 en 8, alsmede de artikelen 70b, 70d tot en met 70f, 76, 85, 87a, 88, 93, 109 tot en met 111, 114, 121, eerste lid, onderdelen f en h, derde lid, 127 en 127a van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie zijn op hem niet van toepassing.
-
6 Voor de toepassing van de hoofdstukken en artikelen, genoemd in het vijfde lid, wordt
voor de geestelijk verzorger als genoemd in het vijfde lid in voorkomend geval onder
hoofd defensieonderdeel verstaan: de commandant van het Commando Dienstencentra.
Terugwerkende kracht
Stb. 2018, 430, datum inwerkingtreding 24-11-2018, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2017.
1 In dit besluit en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:
Artikel 2. Afwijking van dit besluit
Onze Minister kan voorts bijzondere regelen, die afwijken van dit besluit, vaststellen
ten aanzien van militairen die tewerkgesteld zijn:
-
a. onder leiding of toezicht van een orgaan van de Verenigde Naties;
-
b. bij of ten behoeve van een bondgenootschappelijk orgaan of bondgenootschappelijke
strijdkrachten;
-
c. ten behoeve van operaties in het kader van internationale overeenkomsten of andere
verplichtingen door Nederland aangegaan.
-
d. buiten het Ministerie van Defensie, anders dan in de gevallen, bedoeld onder a, b
en c,
met dien verstande dat de bevoegdheid tot afwijken niet geldt met betrekking tot aangelegenheden,
geregeld in de hoofdstukken 2, 4, 5 en 6.
Artikel 3. Ter inzage leggen van dit besluit
De commandant draagt er zorg voor dat een of meer exemplaren van dit besluit en van
alle overige voorschriften betreffende de rechtstoestand van de militair steeds bij
de eenheid of het onderdeel, waartoe de militair behoort, ter inzage aanwezig zijn.
Artikel 3a. Mandaatverlening
De bevoegdheid tot het vaststellen van ministeriële regelingen als bedoeld in de hoofdstukken 2 tot en met 12 kan door Onze Minister worden gemandateerd aan de hoofddirecteur personeel van het
Ministerie van Defensie.
Artikel 4. Wijze van aanstelling
Artikel 4a. Werving en selectie
-
5 De gegadigde heeft het recht kennis te nemen van de uitslag van het psychologisch
onderzoek en om, desgewenst, hierop een toelichting te ontvangen van respectievelijk
de psycholoog die het onderzoek heeft verricht of de psycholoog onder wiens verantwoordelijkheid
het psychologisch onderzoek heeft plaatsgevonden.
-
6 De gegadigde heeft het recht om kennis te nemen van de uitslag van het geneeskundig
onderzoek binnen twee weken na vaststelling en om, desgewenst, hierop een toelichting
te ontvangen van respectievelijk de arts die het onderzoek heeft verricht of de arts
onder wiens verantwoordelijkheid het geneeskundig onderzoek heeft plaatsgevonden.
-
7 De gegadigde heeft het recht zijn bedenkingen tegen de uitslag van een geneeskundig
of psychologisch onderzoek kenbaar te maken. Indien deze bedenkingen door een door
Onze Minister aan te wijzen arts respectievelijk psycholoog gegrond zijn verklaard,
kan hij desgewenst aan een hernieuwd onderzoek worden onderworpen.
Artikel 5. Voorwaarden voor aanstelling
-
2 Wanneer aan de aanstelling een proeftijd is verbonden, kan in bijzondere gevallen
worden afgeweken van de bij en krachtens het eerste lid, onder a, b en d, gestelde
voorwaarden, indien in redelijkheid mag worden verwacht dat vóór het einde van de
proeftijd wel aan de voorwaarden is voldaan. Indien op de laatste dag van de proeftijd
niet is voldaan aan alle voorwaarden voor aanstelling, eindigt met ingang van die
dag de aanstelling van rechtswege.
Artikel 5a. Leeftijdsgrenzen bij aanstelling
-
3 De gegadigde die bij aanstelling is bestemd voor functievervulling in fase drie is
op de datum van aanstelling niet minder dan twaalf jaar verwijderd van zijn datum
van leeftijdsontslag, bedoeld in artikel 39, tweede lid, onderdeel a. Indien de gegadigde reeds eerder gedurende een periode van ten minste twee jaar
was aangesteld als militair bij het beroepspersoneel wordt de periode van twaalf jaar
beperkt tot een periode van tien jaar.
Artikel 6. Verandering van de aanstellingsduur
[Vervallen per 01-01-2008]
Artikel 7. Aan de aanstelling verbonden verplichting
Artikel 8. Rang of stand en klasse bij aanstelling
Aan de militair wordt door het op grond van artikel 4 bevoegde gezag bij aanstelling
een rang of stand en klasse toegekend.
Artikel 10. Bekendmaking van functies
Aan de militair, aangesteld bij het beroepspersoneel, wordt bij aanstelling inzicht
gegeven in de functie dan wel groepen van functies waarvoor hij is bestemd.
Artikel 11. Tijdelijke aanstelling
Artikel 12. Akte van aanstelling
Aan de militair wordt zo spoedig mogelijk na aanstelling een akte van aanstelling
uitgereikt. Deze moet in ieder geval inhouden:
-
a. naam en voornamen, alsmede de plaats en datum van geboorte van de militair;
-
b. het operationeel commando waarbij de militair wordt ingedeeld;
-
c. de categorie als bedoeld in artikel 4, eerste lid, waartoe de militair behoort;
-
d. de rang of stand en klasse die de militair is toegekend;
-
e. de functie dan wel groepen van functies waarvoor de militair is bestemd;
-
f. de datum van ingang van de aanstelling;
-
g. de aan de aanstelling verbonden verplichting.
Artikel 12a. Wijziging van bestemming en indeling
Artikel 38. Bevoegdheid tot het verlenen van ontslag
Artikel 39. Ontslaggronden
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
-
6
-
a. Aan de militair behorend tot het beroepspersoneel die de rang van commandeur, brigade-generaal
of commodore bekleedt, of die een hogere rang bekleedt, kan voorts ontslag worden
verleend.
-
b. In deze gevallen wordt bij koninklijk besluit - in het geval bedoeld onder a, ten
eerste, op de gezamenlijke voordracht van Onze minister-president en van Onze Minister
- een regeling getroffen waarbij aan de betrokkene een uitkering wordt toegekend welke
met het oog op de omstandigheden redelijk is te achten. Die regeling zal in geen geval
nadeliger mogen zijn dan die volgens welke de uitkering ingevolge de Uitkeringswet gewezen militairen zou zijn toegekend, waarop de betrokken militair aanspraak zou hebben kunnen maken,
indien hem, in plaats van vorenbedoeld ontslag, op grond van het tweede lid onder
a, ontslag zou zijn verleend.
-
8 Wanneer een ontslag op aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt verleend in verband
met het aanvaarden van een betrekking op de civiele arbeidsmarkt binnen drie maanden
voor het bereiken van het moment van ontslag, genoemd in artikel 39, tweede lid, onder
i, wordt dit ontslag aangemerkt als een ontslag op grond van het tweede lid, onder
i.
Terugwerkende kracht
Stb. 2018, 430, datum inwerkingtreding 24-11-2018, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2017.
2 Aan de militair kan verder uitsluitend ontslag worden verleend:
Artikel 39a. Overgangsbepaling ontslagleeftijd
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
In afwijking van artikel 39, tweede lid, onderdeel a, kan aan de militair die vóór 1 januari 2002 voor onbepaalde tijd is aangesteld bij
het beroepspersoneel, ontslag worden verleend wegens het bereiken of overschrijden
van de volgende ontslagleeftijd:
-
a. Voor de militair van de zeemacht zonder rang, of die een rang bekleedt lager dan luitenant
ter zee der derde klasse, die de leeftijd van vijftig jaar bereikt:
-
1°. in het jaar 2006: vijftig jaar en drie maanden;
-
2°. in het jaar 2007: vijftig jaar en zes maanden;
-
3°. in het jaar 2008: vijftig jaar en negen maanden;
-
4°. in het jaar 2009: eenenvijftig jaar;
-
5°. in het jaar 2010: eenenvijftig jaar en drie maanden;
-
6°. in het jaar 2011: eenenvijftig jaar en zes maanden;
-
7°. in het jaar 2012: tweeënvijftig jaar;
-
8°. in het jaar 2013: tweeënvijftig jaar en zes maanden;
-
9°. in het jaar 2014: drieënvijftig jaar;
-
10°. in het jaar 2015: drieënvijftig jaar en zes maanden;
-
11°. in het jaar 2016: vierenvijftig jaar;
-
12°. in het jaar 2017: vierenvijftig jaar en zes maanden;
-
13°. in het jaar 2018 tot en met het jaar 2024: vijfenvijftig jaar.
-
b. Voor de militair van de zeemacht, die de rang bekleedt van luitenant ter zee der derde
klasse, luitenant ter zee der tweede klasse of luitenant ter zee der tweede klasse
oudste categorie, die de leeftijd van tweeënvijftig jaar bereikt:
-
1°. in het jaar 2006: tweeënvijftig jaar en drie maanden;
-
2°. in het jaar 2007: tweeënvijftig jaar en zes maanden;
-
3°. in het jaar 2008: tweeënvijftig jaar en negen maanden;
-
4°. in het jaar 2009: drieënvijftig jaar;
-
5°. in het jaar 2010: drieënvijftig jaar en drie maanden;
-
6°. in het jaar 2011: drieënvijftig jaar en zes maanden;
-
7°. in het jaar 2012: vierenvijftig jaar;
-
8°. in het jaar 2013: vierenvijftig jaar en zes maanden;
-
9°. in het jaar 2014: vijfenvijftig jaar;
-
10°. in het jaar 2015: vijfenvijftig jaar en zes maanden;
-
11°. in het jaar 2016: zesenvijftig jaar;
-
12°. in het jaar 2017: zesenvijftig jaar en zes maanden;
-
13°. in het jaar 2018 tot en met het jaar 2026: zevenenvijftig jaar.
-
c. Voor de militair van de zeemacht die de rang bekleedt van luitenant ter zee der eerste
klasse, of een hogere rang:
-
1°. tot en met 30 juni 2006: vierenvijftig jaar en drie maanden;
-
2°. van 1 juli 2006 tot en met 30 juni 2007: vierenvijftig jaar en zes maanden;
-
3°. van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2008: vierenvijftig jaar en negen maanden;
-
4°. van 1 juli 2008 tot en met 31 december 2008: vijfenvijftig jaar;
-
d. Voor de militair van de zeemacht die de rang bekleedt van luitenant ter zee der eerste
klasse, of een hogere rang, die de leeftijd van vijfenvijftig jaar bereikt:
-
1°. in het jaar 2009: vijfenvijftig jaar en drie maanden;
-
2°. in het jaar 2010: vijfenvijftig jaar en zes maanden;
-
3°. in het jaar 2011: vijfenvijftig jaar en negen maanden;
-
4°. in het jaar 2012: zesenvijftig jaar;
-
5°. in het jaar 2013: zesenvijftig jaar en drie maanden;
-
6°. in het jaar 2014: zesenvijftig jaar en zes maanden;
-
7°. in het jaar 2015: zevenenvijftig jaar;
-
8°. in het jaar 2016: zevenenvijftig jaar en zes maanden;
-
9°. in het jaar 2017: achtenvijftig jaar;
-
10°. in het jaar 2018: achtenvijftig jaar en zes maanden;
-
11°. in het jaar 2019: negenenvijftig jaar;
-
12°. in het jaar 2020: negenenvijftig jaar en zes maanden.
-
e. Voor de overige militairen, die de leeftijd van vijfenvijftig jaar bereiken:
-
1°. in het jaar 2006: vijfenvijftig jaar en drie maanden;
-
2°. in het jaar 2007: vijfenvijftig jaar en zes maanden;
-
3°. in het jaar 2008: vijfenvijftig jaar en negen maanden;
-
4°. in het jaar 2009: zesenvijftig jaar;
-
5°. in het jaar 2010: zesenvijftig jaar en drie maanden;
-
6°. in het jaar 2011: zesenvijftig jaar en zes maanden;
-
7°. in het jaar 2012: zevenenvijftig jaar;
-
8°. in het jaar 2013: zevenenvijftig jaar en zes maanden;
-
9°. in het jaar 2014: achtenvijftig jaar;
-
10°. in het jaar 2015: achtenvijftig jaar en zes maanden;
-
11°. in het jaar 2016: negenenvijftig jaar;
-
12°. in het jaar 2017: negenenvijftig jaar en zes maanden.
Terugwerkende kracht
Stb. 2018, 430, datum inwerkingtreding 24-11-2018, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2017.
Overgangsbepaling ontslagleeftijd
1 In afwijking van artikel 39, tweede lid, onderdeel a, wordt op aanvraag leeftijdsontslag
verleend aan de militair die vóór 1 januari 2002 voor onbepaalde tijd is aangesteld
bij het beroepspersoneel, bij het bereiken van de volgende ontslagleeftijd:
-
a. Voor de militair ingedeeld bij de Koninklijke marine zonder rang, of die een rang
bekleedt lager dan luitenant ter zee der derde klasse, die de leeftijd van vijftig
jaar bereikt:
-
1°. in het jaar 2013: tweeënvijftig jaar en zes maanden;
-
2°. in het jaar 2014: drieënvijftig jaar;
-
3°. in het jaar 2015: drieënvijftig jaar en zes maanden;
-
4°. in het jaar 2016: vierenvijftig jaar;
-
5°. in het jaar 2017: vierenvijftig jaar en zes maanden;
-
6°. in het jaar 2018 tot en met het jaar 2024: vijfenvijftig jaar.
-
b. Voor de militair ingedeeld bij de Koninklijke marine, die de rang bekleedt van luitenant
ter zee der derde klasse, luitenant ter zee der tweede klasse of luitenant ter zee
der tweede klasse oudste categorie, die de leeftijd van tweeënvijftig jaar bereikt:
-
1°. in het jaar 2013: vierenvijftig jaar en zes maanden;
-
2°. in het jaar 2014: vijfenvijftig jaar;
-
3°. in het jaar 2015: vijfenvijftig jaar en zes maanden;
-
4°. in het jaar 2016: zesenvijftig jaar;
-
5°. in het jaar 2017: zesenvijftig jaar en zes maanden;
-
6°. in het jaar 2018 tot en met het jaar 2026: zevenenvijftig jaar.
-
c. Voor de militair ingedeeld bij de Koninklijke marine die de rang bekleedt van luitenant
ter zee der eerste klasse, of een hogere rang, die de leeftijd van vijfenvijftig jaar
bereikt:
-
1°. in het jaar 2014: zesenvijftig jaar en zes maanden;
-
2°. in het jaar 2015: zevenenvijftig jaar;
-
3°. in het jaar 2016: zevenenvijftig jaar en zes maanden;
-
4°. in het jaar 2017: achtenvijftig jaar;
-
5°. in het jaar 2018: achtenvijftig jaar en zes maanden;
-
6°. in het jaar 2019: negenenvijftig jaar;
-
7°. in het jaar 2020: negenenvijftig jaar en zes maanden.
-
d. Voor de militairen ingedeeld bij de Koninklijke landmacht, de Koninklijke luchtmacht
en de Koninklijke marechaussee, die de leeftijd van vijfenvijftig jaar bereiken:
-
1°. in het jaar 2013: zevenenvijftig jaar en zes maanden;
-
2°. in het jaar 2014: achtenvijftig jaar;
-
3°. in het jaar 2015: achtenvijftig jaar en zes maanden;
-
4°. in het jaar 2016: negenenvijftig jaar;
-
5°. in het jaar 2017: negenenvijftig jaar en zes maanden.
Artikel 39b. Leeftijdsontslag voor militairen met de rang van kapitein ter zee, kolonel
of een hogere rang en academisch geschoolde kapitein-luitenants ter zee en luitenant-kolonels
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
In afwijking van artikel 39, tweede lid, onderdeel a, wordt, onverminderd artikel 39a, ontslag verleend wegens het bereiken van een individueel te bepalen leeftijd gelegen
tussen de leeftijd van zestig en vijfenzestig jaar:
-
a. aan militairen met de rang van kapitein ter zee / kolonel of een hogere rang;
-
b. met hun instemming, aan militairen met de rang van kapitein-luitenant ter zee / luitenant-kolonel
die een academische opleiding hebben afgerond en als zodanig werkzaam zijn in het
veld van hun academische deskundigheid.
Terugwerkende kracht
Stb. 2018, 430, datum inwerkingtreding 24-11-2018, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2017.
Leeftijdsontslag voor militairen met de rang van kapitein ter zee, kolonel of een
hogere rang en universitair geschoolde kapitein-luitenants ter zee en luitenant-kolonels
In afwijking van artikel 39, tweede lid, onderdeel a, wordt, onverminderd artikel
39a, eerste lid, leeftijdsontslag verleend met ingang van een individueel te bepalen
datum gelegen tussen de datum waarop de militair nog vijf jaar is verwijderd van de
pensioengerechtigde leeftijd en het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd:
-
a. aan een militair met de rang van kapitein ter zee, kolonel of een hogere rang;
-
b. met zijn instemming, aan een militair met de rang van kapitein-luitenant ter zee,
of luitenant-kolonel die een universitaire master graad heeft behaald en als zodanig
werkzaam is in het veld van zijn academische deskundigheid.
Artikel 39c. Verlaging van de ontslagleeftijd wegens deelname aan vredes- en humanitaire
operaties
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Terugwerkende kracht
Stb. 2018, 430, datum inwerkingtreding 24-11-2018, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2017.
Verlaging van de ontslagleeftijd wegens arbeid als militair onder bepaalde omstandigheden
1 De voor een militair met toepassing van artikel 39, tweede lid onderdeel a, of artikel
39a, eerste tot en met vierde lid, vastgestelde datum van leeftijdsontslag wordt op
aanvraag van deze militair vervroegd in verband met de buiten Nederland doorgebrachte
inzet in het kader van een vredes- of humanitaire operatie, of het anderszins hebben
verricht van arbeid onder omstandigheden waarbij de bepalingen van de Arbeidstijdenwet
of van hoofdstuk 7 van dit besluit niet van toepassing waren.
2 De in het eerste lid bedoelde vervroeging bedraagt ten hoogste:
-
a. één derde van de tijd die vanaf 1 januari 1990 tot en met 31 december 2007 in het
kader van een vredes- of humanitaire operatie buiten Nederland is doorgebracht;
-
b. de helft van de tijd die vanaf 1 januari 2008 in het kader van een vredes- of humanitaire
operatie buiten Nederland is doorgebracht; en
-
c. de helft van de tijd vanaf 1 januari 2017 waarbij de militair voor ten minste zeven
aaneengesloten dagen arbeid heeft verricht onder omstandigheden waarbij de bepalingen
van de Arbeidstijdenwet of van hoofdstuk 7 van dit besluit niet van toepassing waren.
3 Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt door de militair ten minste achttien
maanden vóór de door de militair beoogde datum van leeftijdsontslag bij het bevoegde
gezag ingediend.
4 Op militairen aan wie op aanvraag leeftijdsontslag wordt verleend als bedoeld in artikel
39a, is het tweede lid, onderdeel c, niet van toepassing. De verlaging van de ontslagleeftijd
voor deze militairen bedraagt maximaal twee jaren terwijl de ontslagleeftijd niet
lager kan zijn dan achtenvijftig jaar.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Terugwerkende kracht
Stb. 2018, 430, datum inwerkingtreding 24-11-2018, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2017.
Het artikel is nieuw toegevoegd.
Artikel 40. Ontslag bij aanvaarding van het ambt van minister of staatssecretaris
Aan de militair die een benoeming tot minister of staatssecretaris aanvaardt, wordt
om die reden ontslag verleend.
Artikel 41. Aanduiding van het ontslag
Het ontslag wordt "eervol" verleend, behoudens in de gevallen, genoemd in artikel
39, tweede lid, aanhef en onder k, l, m en n, in welke gevallen het ontslag zonder
die aanduiding wordt verleend.
Artikel 42. Ontslag wegens overtolligheid van personeel
Ontslag op grond van artikel 39, tweede lid, aanhef en onder d, kan slechts plaatsvinden indien het naar het oordeel van Onze Minister na een zorgvuldig
onderzoek bedoeld in artikel 53c, eerste en tweede lid, niet mogelijk is gebleken de militair binnen het gezagsbereik van Onze Minister
een andere passende functie toe te wijzen. Het ontslag zal worden verleend na ommekomst
van het volledige herplaatsingsonderzoek bedoeld in artikel 53c of eerder indien zulks
met de militair wordt overeengekomen dan wel sprake is van een situatie bedoeld in
artikel 53e, derde lid.
Artikel 43. Ontslag wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid
Ontslag op grond van artikel 39, tweede lid, aanhef en onder j, kan slechts plaatsvinden indien het naar het oordeel van Onze Minister na een zorgvuldig
onderzoek niet mogelijk is gebleken de militair binnen het gezagsbereik van Onze Minister
een andere, mede in verband met zijn persoonlijkheid en omstandigheden passende, functie
toe te wijzen, dan wel indien hij een zodanige functie weigert te aanvaarden. In het
onderzoek wordt de mogelijkheid tot bij- of omscholing van de militair betrokken.
Artikel 45. Ontslag wegens onvoldoende waarborg voor getrouwe plichtsvervulling
-
1 Ontslag om de reden als bedoeld in artikel 12g, tweede lid, van de Militaire ambtenarenwet 1931, kan slechts plaatsvinden met medewerking van Onze Minister-President dan wel, indien
het de militair met een officiersrang betreft, op voordracht van Onze Minister-President
en Onze Minister. Daaraan voorafgaand wordt het advies ingewonnen van een commissie,
bestaande uit vijf leden en vijf plaatsvervangende leden.
-
2 De leden en de plaatsvervangende leden van de commissie, bedoeld in het eerste lid
worden bij koninklijk besluit benoemd op voordracht van Onze Minister-President en
van Onze Minister. De taak, samenstelling en werkwijze van de commissie worden bij
de instelling geregeld.
Artikel 46. Commissie van onderzoek
[Vervallen per 04-09-1998]
Artikel 47. Datum van ingang van het ontslag
-
2 Een ontslag op aanvraag anders dan tijdens de proeftijd en een ontslag om een van
de redenen, genoemd in artikel 39, tweede lid, aanhef en onder c, d, e, f, g, i en j, gaan niet eerder in dan nadat ten minste drie maanden zijn verstreken sedert het
tijdstip waarop het aanvraag om ontslag is ingediend onderscheidenlijk de militair
van de beslissing tot ontslagverlening schriftelijk in kennis is gesteld.
-
3 Een ontslag op aanvraag tijdens de proeftijd en de ontslagen, bedoeld in artikel 39, tweede lid onder h, en zevende lid, gaan niet eerder in dan nadat ten minste een maand is verstreken sedert het tijdstip
waarop het aanvraag om ontslag is ingediend of de militair van de beslissing onderscheidenlijk
het voorstel tot ontslagverlening schriftelijk in kennis is gesteld.
Artikel 48. Intrekking van reeds verleend ontslag
Ontslag dat is verleend om een andere reden dan genoemd in artikel 39, tweede lid
onder k, l, m of n, en dat nog niet is ingegaan, wordt ingetrokken, indien zich inmiddels
een omstandigheid heeft voorgedaan die het ingevolge artikel 38 bevoegde gezag aanleiding
geeft de militair te ontslaan om één van de redenen, genoemd in artikel 39, tweede
lid onder k, l, m of n.
Artikel 49. Ontslag tijdens verblijf buiten Nederland
-
1 In afwijking van artikel 47, tweede lid, kan het tijdstip van ingang van een ontslag-op-aanvraag
van de militair die om redenen van dienst buiten Nederland verblijft, worden uitgesteld
voor de tijd die onvermijdelijk nodig is om hem aldaar te vervangen, maar voor ten
hoogste drie maanden.
-
3 Van het tweede lid kan worden afgeweken, indien de militair zulks aanvraagt en het
dienstbelang zich naar het oordeel van het ingevolge artikel 38 bevoegde gezag niet
verzet tegen inwilliging van het aanvraag, of indien de terugkeer niet tijdig plaatsvindt
ten gevolge van omstandigheden die zijn te wijten aan de schuld of het toedoen van
de militair.
Artikel 50. Ontslagbrief
[Vervallen per 23-05-2003]
Artikel 51. Getuigschrift
Artikel 52
[Vervallen per 12-06-1991]
Artikel 53. Ontslag van rechtswege
De militair is van rechtswege ontslagen:
-
a. zodra hij het Nederlanderschap verliest;
-
b. zodra een tegen hem gewezen vonnis waarbij de bijkomende straf van ontzetting van
het recht om bij de gewapende macht te dienen is opgelegd zonder dat daarbij is bepaald
dat deze straf geheel of gedeeltelijk niet ten uitvoer zal worden gelegd, in kracht
van gewijsde is gegaan.
In deze gevallen wordt de militair door Onze Minister schriftelijk in kennis gesteld
van het feit dat, de datum met ingang waarvan en de reden waarom hij van rechtswege
ontslagen is.
Hoofdstuk 10. Andere voorzieningen van materiële aard
Artikel 106. Begripsbepalingen
Artikel 107. Voorschot
[Vervallen per 01-07-2009]
Artikel 108. Huisvesting van rijkswege
Artikel 109. Voeding van rijkswege
Artikel 110. Vergoeding ter zake van huisvestings- of voedingskosten
De militair die buiten zijn woonplaats is tewerkgesteld en uitsluitend om redenen
van dienst gewoonlijk niet dagelijks heen en weer kan reizen tussen die woonplaats
en de plaats waar hij in de regel zijn dienst verricht, kan, naar regels bij ministeriële
regeling te stellen, een vergoeding worden toegekend ter zake van de kosten wegens
het zelf voorzien in huisvesting of voeding.
Artikel 111. Vervoer voor rekening van het rijk en tegemoetkoming in reis- en verblijfkosten
-
1 De niet in werkelijke dienst verblijvende militair en de gewezen militair die in
bij ministeriële regeling te bepalen gevallen moeten reizen teneinde te voldoen van
een oproep van het bevoegde gezag, dan wel in verband met het verwezenlijken van aanspraken
op grond van artikel 104, hebben volgens bij ministeriële regeling te stellen regels
aanspraak op vervoer voor rekening van het Rijk alsmede op een tegemoetkoming in de
noodzakelijk gemaakte verblijfkosten, voor zover zij hierop niet uit anderen hoofde
aanspraak kunnen doen gelden.
-
2 Indien een militair of een gewezen militair, als bedoeld in het eerste lid, naar
het oordeel van de functionaris, bij wie hij zich moet vervoegen, niet alleen kan
reizen, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op degene die hem begeleidt.
Artikel 112. Uitkering ter zake van inkomstenderving van niet in werkelijke dienst
verblijvende militairen en gewezen militairen
-
1 De niet in werkelijke dienst verblijvende militair en de gewezen militair die inkomsten
derven wegens het voldoen aan een oproep van het bevoegde gezag, danwel in verband
met het verwezenlijken van aanspraken op grond van artikel 104, hebben in bij ministeriële
regeling te bepalen gevallen aanspraak op een uitkering ter zake van gederfde inkomsten
over de tijd die zij als gevolg daarvan noodzakelijk hebben verlet, voorzover zij
hierop niet uit anderen hoofde recht kunnen doen gelden.
-
3 Indien een militair of een gewezen militair, als bedoeld in het eerste lid, naar
het oordeel van de functionaris, bij wie hij zich moet vervoegen, niet alleen kan
reizen, zijn het eerste en het tweede lid van overeenkomstige toepassing op degene
die hem begeleidt.
Artikel 113. Tegemoetkoming in reis- en verblijfkosten van naaste betrekkingen ingeval
van ziekte of overlijden van de militair
-
4 Indien de betrekkingen van de militair of de gewezen militair, in dit artikel, naar
het oordeel van het hoofd defensieonderdeel niet alleen kunnen reizen, zijn de vorige
leden van overeenkomstige toepassing op degene die hen begeleidt.
Artikel 113a. Berichtgeving aan een militair in het buitenland
-
1 Voor de toepassing van dit artikel worden onder belanghebbenden begrepen de echtgenote,
ouders, pleeg-, stief- of schoonouders, grootouders, zwagers en schoonzusters, eigen
kinderen, stief- of pleegkinderen, kleinkinderen, voogden, verloofde, broers en zusters.
Artikel 114. Voortijdige terugkeer of overkomst in verband met omstandigheden in het
gezin
Aan de militair die om redenen van dienst verblijft buiten het land, waar zijn gezin
woonachtig is, kan door het hoofd defensieonderdeel worden toegestaan voor rekening
van het rijk voortijdig naar dat land terug te keren of over te komen, indien naar
het oordeel van het hoofd defensieonderdeel omstandigheden in het gezin die terugkeer
of die overkomst noodzakelijk maken.
Artikel 114a. Bijdrage in de kosten van kinderopvang
-
4 Wanneer sprake is van een ontslag op grond van artikel 39, tweede lid, onder d, van dit besluit, eindigt de bijdrage, als bedoeld in het tweede lid, in afwijking
van het vierde lid, 6 maanden na de datum waarop dat ontslag is ingegaan, of op het
moment dat uit andere hoofde aanspraak bestaat op een bijdrage, als bedoeld in het
tweede lid. Gedurende deze periode van 6 maanden blijft de situatie van voor het ontslag
ongewijzigd gehandhaafd.
Artikel 115. Schadeloosstelling
Onze Minister kan de militair naar billijkheid schadeloos stellen voor schaden anders
dan bedoeld in artikel 26 van het Inkomstenbesluit militairen en is bevoegd hieromtrent voor groepen van militairen regels te geven.
Artikel 116. Vergoeding ter zake van verlies of beschadiging van persoonlijke eigendommen
[Vervallen per 04-09-1998]
Artikel 117. Verstrekking in natura en tegemoetkoming in kosten van kleding en andere
goederen
-
1 De militair heeft met betrekking tot de uniformkleding en andere goederen, behorende
tot zijn persoonlijke standaarduitrusting, aanspraak hetzij op een verstrekking van
rijkswege en voor rekening van het rijk in natura, hetzij op een tegemoetkoming in
de kosten van aanschaffing.
-
2 Met betrekking tot de uniformkleding en andere goederen, bedoeld in het vorige lid,
die de militair in eigendom moet hebben, kan hem een tegemoetkoming worden verleend
in de kosten van onderhoud en vernieuwing en in de kosten van voorgeschreven veranderingen
van die kleding en goederen.
-
3 Aan de militair kan in bij ministeriële regeling aan te wijzen gevallen een tegemoetkoming
in de kosten van aanschaffing of van onderhoud en vernieuwing worden verleend ter
zake van uniformkleding en andere goederen die niet tot zijn persoonlijke standaarduitrusting
behoren, maar die hij niettemin in eigendom moet hebben, alsmede ter zake van burgerkleding
van hemzelf en - in geval van uitzending van de militair met zijn gezin naar bij ministeriële
regeling aan te wijzen gebieden - van kleding van leden van zijn gezin.
Artikel 118. Aanspraken bij overlijden
-
4 Tenzij Onze Minister anders bepaalt, is dit artikel niet van toepassing in buitengewone
omstandigheden en ten aanzien van militairen die zijn overleden in de tijd waarin
zij waren ingedeeld bij een eenheid of onderdeel van de krijgsmacht, waaraan de bekendmaking,
bedoeld in artikel 71 van het Wetboek van Militair Strafrecht, is gedaan.
Artikel 118a. Uitkering bij overlijden
-
3 De uitkering is gelijk aan driemaal het bedrag van de bezoldiging waarop de militair
op de dag van zijn overlijden aanspraak had, vermeerderd met het bedrag per maand
van de andere inkomsten die in aanmerking worden genomen bij de vaststelling van de
pensioengrondslag, ongeacht of hij daarover pensioenbijdrage was verschuldigd.
-
4 In voorkomend geval wordt de bezoldiging, bedoeld in het derde lid, verhoogd met de
toelage-buitenland, bedoeld in het Voorzieningenstelsel buitenland defensiepersoneel.
Artikel 118b. Uitkering bij vermissing
Het hoofd defensieonderdeel kan artikel 118a van overeenkomstige toepassing verklaren in geval van vermissing van de militair.
Artikel 119. Bemiddeling bij procedure en vergoeding van proceskosten bij vermissing
-
1 Naar regels bij ministeriële regeling te stellen, kunnen de naaste betrekkingen van
een militair die vermist is geraakt bij de uitoefening van de dienst dan wel ten gevolge
van bijzondere omstandigheden die zich bij de uitoefening van de dienst hebben voorgedaan,
in aanmerking komen voor bemiddeling van Onze Minister bij het voeren van de procedure
tot het verkrijgen van een verklaring, dat rechtsvermoeden van overlijden van de vermiste
militair bestaat.
-
2 De naaste betrekkingen van een militair als bedoeld in het vorige lid hebben, indien
de procedure, bedoeld in dat lid, niet kosteloos kan worden gevoerd, naar regels bij
ministeriële regeling te stellen, aanspraak op een vergoeding van de kosten die ter
zake voor hun rekening zijn gekomen.
-
3 Het hoofd defensieonderdeel kan, indien een gezinslid van een militair vermist is
geraakt ten gevolge van omstandigheden die naar zijn oordeel verband houden met de
dienst van de militair, ten aanzien van die militair overeenkomstige voorzieningen
treffen.
Artikel 120. Doorbetaling van bezoldiging bij arbeidsongeschiktheid na ontslag
-
2 De gewezen militair die wegens ziekte of een gebrek, ontstaan voor het tijdstip van
ingang van zijn ontslag, nadien nog ongeschikt is voor het verrichten van naar aard
en omvang soortgelijke arbeid als die welke als militair werd verricht, heeft gedurende
een termijn van twaalf maanden na zijn ontslag aanspraak op zijn laatstelijk genoten
bezoldiging. Vervolgens heeft hij aanspraak op 70% van zijn laatstelijk genoten bezoldiging.
Het in de vorige volzin bepaalde geldt slechts voor zover de termijn van achttien
kalendermaanden, gerekend vanaf de eerste ziektedag, nog niet is verstreken.
-
3 De gewezen militair die binnen een maand na het tijdstip van ingang van zijn ontslag
wegens ziekte of een gebrek ongeschikt wordt voor het verrichten van naar aard en
omvang soortgelijke arbeid als die welke als militair werd verricht, heeft, mits hij
gedurende twee maanden onmiddellijk aan evenbedoeld tijdstip voorafgaande in werkelijke
dienst is geweest, naar regels bij ministeriële regeling te stellen, gedurende die
ongeschiktheid, doch uiterlijk tot een jaar na de aanvang daarvan, aanspraak op de
laatstelijk genoten bezoldiging.
-
4 Indien de gewezen militair binnen een tijdvak van vier weken, nadat de volgens het
tweede en derde lid geregelde doorbetaling van zijn laatstelijk genoten bezoldiging
in verband met zijn herstel is gestaakt, wederom wegens ziekte of een gebrek ongeschikt
wordt voor het verrichten van naar aard en omvang soortgelijke arbeid als die welke
als militair werd verricht, wordt de nieuw opgetreden ongeschiktheid als een voortzetting
van de vorige ongeschiktheid beschouwd en wordt de doorbetaling van de laatstelijk
genoten bezoldiging hervat. Voor het bepalen van het tijdstip, waarop de in het tweede
en derde lid bedoelde termijnen zijn verstreken, worden perioden van in die leden
bedoelde ongeschiktheid welke elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken
zijn opgevolgd, samengeteld.
-
5
-
a. Het tweede, derde en vierde lid zijn eveneens van toepassing op de gewezen vrouwelijke
militair die na afloop van de periode gedurende welke zij in verband met zwangerschap
of bevalling aanspraak heeft op een uitkering op basis van hoofdstuk 3 van de Wet arbeid en zorg nog wegens ziekte arbeidsongeschikt is voor het verrichten van naar aard en omvang
soortgelijke arbeid als die welke als militair werd verricht.
-
b. De in het derde lid bedoelde termijn van een jaar vangt aan op de dag na die van de
bevalling.
-
6 De voorgaande leden vinden geen toepassing op de gewezen militair die op het tijdstip
van ingang van zijn ontslag ongeschikt is dan wel binnen een maand daarna ongeschikt
wordt, en op de gewezen vrouwelijke militair wier ongeschiktheid na het tijdstip,
bedoeld in het vorige lid onder b, voortduurt, vanaf de dag met ingang waarvan zij
na evenbedoelde tijdstippen in verband met de aanvaarding van een volledige betrekking
aanspraak kunnen maken op loon of bezoldiging, dan wel op een uitkering krachtens
de Ziektewet.
Artikel 120a. Samenloop van doorbetaling van bezoldiging na ontslag en uitkering op
grond van een wettelijke of bovenwettelijke werknemersverzekering
-
1 Indien de gewezen militair, bedoeld in artikel 120, recht heeft op een uitkering op grond van een werknemersverzekering, dan wel een
bovenwettelijke WW-uitkering berustend op de dienstbetrekking waaraan de laatstgenoten
bezoldiging is verbonden, wordt die uitkering daarop in mindering gebracht.
-
2 Indien als gevolg van handelingen of het nalaten van handelingen door die gewezen
militair geen uitkering op grond van de WAO wordt toegekend, wordt voor de toepassing van het eerste lid uitgegaan van een uitkering
op grond van die wet, zoals die zou zijn toegekend bij een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer.
-
3 Indien als gevolg van handelingen of het nalaten van handelingen door die gewezen
militair het bedrag van de uitkering op grond van de in het eerste lid bedoelde werknemersverzekering
of een bovenwettelijke WW-uitkering een vermindering ondergaat, dan wel de aanspraak
daarop geheel of gedeeltelijk niet wordt toegekend, wordt deze uitkering voor de toepassing
van het eerste lid steeds aangemerkt als een uitkering die onverminderd is genoten.
-
4 Indien die gewezen militair over een periode ter zake van de dienstbetrekking waaraan
de laatstgenoten bezoldiging is verbonden aanspraak heeft of had kunnen hebben op
een uitkering op grond van de ZW of de WAO, is het verplichtingen- en sanctieregime van die wet over die periode van overeenkomstige toepassing.
-
5 Indien ten aanzien van die wettelijke uitkering een verplichting wordt opgelegd of
een sanctie wordt toegepast, wordt door de commandant operationeel commando zoveel
mogelijk dezelfde verplichting opgelegd dan wel een overeenkomstige sanctie toegepast
op het verminderde bedrag van de laatstgenoten bezoldiging.
-
6 De aanspraak op doorbetaling van bezoldiging ingevolge artikel 120 vervalt, indien de gewezen militair zonder deugdelijke grond weigert de hem door
de commandant operationeel commando aangeboden gangbare arbeid, waartoe de militair
geneeskundige dienst hem in staat acht, te aanvaarden.
Artikel 121. Arbeidsongeschiktheidsuitkering na ontslag
[Vervallen per 01-01-1998]
Artikel 122
[Vervallen per 01-05-1992]
Artikel 123. Uitkering bij verlengd verblijf in werkelijke dienst om medische redenen
[Vervallen per 04-09-1998]
Artikel 124. Bijzondere uitkering ter zake van derving van inkomsten uit arbeid
-
1 De niet in werkelijke dienst verblijvende militair en de gewezen militair, die verplicht
tot het reserve-personeel behoort onderscheidenlijk laatstelijk heeft behoord, hebben,
indien zij ten gevolge van een ziekte of een gebrek, verband houdende met de uitoefening
van de dienst, tijdelijk niet in staat zijn:
-
a. de inkomsten te verwerven die zij uit hoofde van hun beroep of bedrijf gemiddeld verdienden
of zouden kunnen verdienen, dan wel
-
b. de inkomsten te verwerven die zij - zo de inkomsten, bedoeld onder a, niet kunnen worden vastgesteld - zouden kunnen verdienen met arbeid die voor hun
krachten en bekwaamheid is berekend
naar regels bij ministeriële regeling te stellen, aanspraak op een uitkering zolang
zij in vorenbedoelde omstandigheden verkeren, maar ten hoogste gedurende twee jaren.
Deze aanspraak bestaat niet indien ter zake uit anderen hoofde aanspraak bestaat op
inkomsten, waarvan het totale bedrag gelijk is aan of hoger is dan dat van de inkomsten,
bedoeld onder a of b.
-
2 Het bedrag van de uitkering is gelijk aan het verschil tussen de inkomsten, bedoeld
in het vorige lid onder a of b, en de inkomsten waarop de belanghebbende uit anderen hoofde aanspraak heeft of aanspraak
had kunnen maken gedurende de tijd waarin hij verkeert in de omstandigheid, bedoeld
in dat lid. De uitkering wordt uitbetaald in maandelijkse termijnen.
Artikel 125. Uitkering bij overlijden
Hoofdstuk 11b. Andere rechten en verplichtingen
Artikel 127. Overlegorganen op onderdeelsniveau
[Vervallen per 27-08-1999]
Artikel 128. Gelegenheid tot zogen
[Vervallen per 04-09-1998]
Artikel 129. Beloningen
[Vervallen per 01-09-1998]
Artikel 130. Onderscheidingen, buitengewone bevordering en toekennen van een titulaire
rang
-
1 Aan de militair kan ter zake van bijzondere dienstverrichtingen, dan wel langdurige
en eervolle dienst, naar regelen bij koninklijk besluit te stellen, een onderscheiding
worden toegekend.
-
2 De militair kan, in afwijking van de bepalingen van hoofdstuk 3, buitengewoon worden bevorderd ter beloning van een zeer belangrijk wapenfeit of
een andere daad of verrichting, waardoor hij zich zeer bijzonder heeft onderscheiden.
Artikel 130a
[Vervallen per 29-03-1996]
Artikel 131. Functioneringsgesprek
[Vervallen per 01-02-2011]
Artikel 131a. Beoordeling
[Vervallen per 01-02-2011]
Artikel 132. Herhaald veiligheidsonderzoek
[Vervallen per 18-02-2000]
-
1 De militair in werkelijke dienst is verplicht tijdens de voor hem vastgestelde werktijden
het voor hem vastgestelde uniform te dragen. De vaststelling van het uniform geschiedt,
voor zover Wij Ons dat niet hebben voorbehouden, door de commandant operationeel commando.
Artikel 135. Telefoonkosten
[Vervallen per 11-05-2005]
Artikel 136
[Vervallen per 01-01-1990]
Artikel 137. Wijze van dienstvervulling
[Vervallen per 10-03-2006]
Artikel 138. Verplichte sportbeoefening
Artikel 139. Bereikbaarheidsplicht
De militair in werkelijke dienst kan door Onze Minister worden verplicht zodanige
maatregelen te treffen, dat hij aan per radio, televisie of andere wijze gedane oproepingen
om zich te melden onverwijld gevolg kan geven.
Artikel 140. Verrichten van andere werkzaamheden
[Vervallen per 01-02-2011]
Artikel 141. Tewerkstelling onder een functionaris, die niet behoort tot het militaire
personeel van de krijgsmacht
[Vervallen per 04-09-1998]
Artikel 142. Onderzoek aan kleding dan wel lichaam
De commandant is bevoegd tot het gelasten van een onderzoek aan kleding dan wel lichaam,
als bedoeld in artikel 12d van de Militaire ambtenarenwet 1931 en met inachtneming van dat artikel.
Artikel 143. Verplichting tot wonen binnen een bepaalde afstand van de plaats van
tewerkstelling
De militair kan worden verplicht te wonen op een bepaalde afstand van de plaats, waar
hij in de regel dienst verricht, of in een ambts- of dienstwoning, indien dit naar
het oordeel van het hoofd defensieonderdeel in het belang van de dienst nodig of gewenst
is.
Artikel 144. Ambts- of dienstwoning
-
1 De militair die een ambts- of dienstwoning bewoont, draagt de kosten van het onderhoud,
dat volgens de wet en het plaatselijk gebruik voor rekening van de huurder komt, tenzij
bij ministeriële regeling afwijkende regels worden gesteld.
Artikel 145. Schadeverhaal
Artikel 146. Verplichting tot aanzuivering van een tekort
De militair die uit hoofde van zijn functie is belast met het beheer over of de bewaring
van aan het rijk toebehorende of toevertrouwde gelden of geldswaardige papieren kan,
bij constatering van een tekort, worden verplicht dat tekort geheel of gedeeltelijk
aan te zuiveren, indien en voor zover hij niet aannemelijk maakt dat het ontstaan
van dat tekort hem redelijkerwijs niet kan worden verweten.
Artikel 147. Vastleggen van gegevens en kennisgeven van ongevallen
-
1 Naar regels bij ministeriële regeling te stellen, wordt van elk ongeval dat aan een
militair in werkelijke dienst tijdens de uitoefening van de dienst is overkomen, zo
spoedig mogelijk een proces-verbaal opgemaakt. De militair is verplicht, zodra hij
daartoe redelijkerwijs in staat is, kennis te geven van een hem overkomen ongeval
als vorenbedoeld aan zijn commandant.
-
2 Naar regels bij ministeriële regeling te stellen, wordt van elk ongeval dat aan een
militair in werkelijke dienst is overkomen en waarvan niet reeds op grond van het
vorige lid een proces-verbaal is opgemaakt, op aanvraag van de militair zo spoedig
mogelijk een proces-verbaal opgemaakt. Bedoelde aanvraag kan, indien de militair hiertoe
niet in staat is, ook worden gedaan door zijn naaste betrekkingen. Een proces-verbaal
als in dit lid bedoeld kan ook ambtshalve worden opgemaakt.
-
3 Onze Minister beslist of het ongeval waarop een proces-verbaal betrekking heeft,
wordt geacht wel of niet in verband te staan met de uitoefening van de dienst, van
welke beslissing de militair schriftelijk in kennis wordt gesteld.
Artikel 148. Kennisgeving van ongevallen waarbij een derde is betrokken
-
1 Onverminderd artikel 147, tweede lid, is de militair in werkelijke dienst verplicht
Onze Minister onverwijld kennis te geven van elk ongeval dat hem is overkomen, indien:
Artikel 149. Kennisgeving van verhindering tot dienstverrichting
[Vervallen per 04-09-1998]
Artikel 150. Aanneming van giften enz. van derden
[Vervallen per 10-03-2006]
Artikel 151
[Vervallen per 10-03-2006]
Artikel 152. Deelneming aan aannemingen en leveranties
[Vervallen per 10-03-2006]
Artikel 153. Deelneming aan vennootschappen, stichtingen of verenigingen
[Vervallen per 10-03-2006]
Artikel 153a. Afwijking van dit hoofdstuk
Ten aanzien van militairen die deelnemen aan een initiële opleiding kunnen bij ministeriële
regeling met betrekking tot de aangelegenheden geregeld in dit hoofdstuk bijzondere
afwijkende regels worden vastgesteld.