Besluit omrekening in goud uitgedrukte rekeneenheden

Geraadpleegd op 08-05-2024.
Geldend van 15-03-1982 t/m heden

Besluit van 19 januari 1982, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 1 van de Wet omrekening in goud uitgedrukte rekeneenheden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 5 november 1981, Stafafdeling Wetgeving Privaatrecht, Nr. 521/681;

Gelet op artikel 1 van de Wet omrekening in goud uitgedrukte rekeneenheden (Stb. 1981, 295);

De Raad van State gehoord (advies van 8 december 1981, nr. 811202/6);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie a.i. van 5 januari 1982, Stafafdeling Wetgeving Privaatrecht, nr. 006/682;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

De wijze van omrekening in Nederlands geld, bedoeld in artikel 1 van de Wet omrekening in goud uitgedrukte rekeneenheden (Stb. 1981, 295), wordt toegepast op de rekeneenheden, die zijn omschreven in de volgende bepalingen:

  • a. artikel 4, vijfde lid, onder d, van het op 25 augustus 1924 te Brussel tot stand gekomen Internationale Verdrag ter vaststelling van enige eenvormige regelen betreffende het cognossement zoals gewijzigd door het op 23 februari 1968 te Brussel tot stand gekomen Protocol bij dit verdrag (Trb. 1953, 109 en Trb. 1979, 26);

  • b. artikel 469a, vierde lid, van het Wetboek van Koophandel, zoals gewijzigd door de Wet van 11 maart 1981 (Stb. 206);

  • c. artikel 3, zesde lid, van het op 10 oktober 1957 te Brussel tot stand gekomen Internationaal Verdrag nopens de beperking van de aansprakelijkheid van eigenaren van zeeschepen (Trb. 1958, 46), alsmede artikel 740d, vierde lid, van het Wetboek van Koophandel;

  • d. artikel 3, tweede lid, van de wet van 24 oktober 1973 (Stb. 536), houdende regelen inzake wettelijke aansprakelijkheid van exploitanten van nucleaire schepen;

  • e. artikel V, negende lid, van het op 29 november 1969 te Brussel tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie (Trb. 1970, 196 en Trb. 1971, 77), alsmede artikel 4, derde lid, van de Wet aansprakelijkheid olietankschepen (Stb. 1975, 321);

  • f. artikel 1, onder 4, van het op 18 december 1971 te Brussel tot stand gekomen Internationaal Verdrag ter oprichting van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie (Trb. 1973, 101);

  • g. artikel 22, vierde lid, van het op 12 oktober 1929 te Warschau tot stand gekomen Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer (Stb. 1933, 365), alsmede artikel 22, vijfde lid, van dit verdrag, zoals gewijzigd door het op 28 september 1955 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Protocol bij dit verdrag (Stb. 1933, 365 en Trb. 1956, 26);

  • h. artikel 30, zesde lid, van de wet van 10 september 1936 (Stb. 523), houdende voorzieningen inzake het luchtvervoer;

  • i. artikel 23, derde lid, van het op 19 mei 1956 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (CMR; Trb. 1957, 84);

  • j. artikel 57, eerste lid, van het op 7 februari 1970 te Bern tot stand gekomen Internationaal Verdrag betreffende het goederenvervoer per spoorweg (CIM; Trb. 1970, 172);

  • k. artikel 53, eerste lid, van het op 7 februari 1970 te Bern tot stand gekomen Internationaal Verdrag betreffende het vervoer van reizigers en bagage per spoorweg (CIV; Trb. 1970, 173);

  • l. artikel 21 van het Aanvullend Verdrag bij het Internationaal Verdrag betreffende het vervoer van reizigers en bagage per spoorweg (CIV) van 7 februari 1970, inzake de aansprakelijkheid van de spoorweg voor de dood en de verwonding van reizigers (Aanvullend Verdrag van 26 februari 1966 zoals gewijzigd door Protocol II, gesloten te Bern op 9 november 1973; Trb. 1966, 174 en Trb. 1974, 92);

  • m. artikel 7, onder b, van het op 29 juli 1960 te Parijs tot stand gekomen Verdrag inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie, zoals gewijzigd door het op 28 januari 1964 te Parijs tot stand gekomen Aanvullend Protocol bij dit verdrag (Trb. 1964, 175);

  • n. artikel 3, onder g, van het op 31 januari 1963 te Brussel tot stand gekomen Verdrag tot aanvulling van het Verdrag van Parijs van 29 juli 1960 inzake wettelijke aansprakelijkheid op het gebied van de kernenergie, zoals gewijzigd door het op 28 januari 1964 te Parijs tot stand gekomen Aanvullend Protocol bij dit verdrag (Trb. 1964, 176).

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage, 19 januari 1982

Beatrix

De Minister van Justitie,

J. de Ruiter

Uitgegeven de achtentwintigste januari 1982

De Minister van Justitie,

J. de Ruiter

Naar boven