Wet van 10 december 1969, houdende nieuwe regeling van de toekenning van uitkering
en van pensioen aan politieke ambtsdragers, zomede van pensioen aan hun nabestaanden
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de regelingen tot toekenning
van uitkering en van pensioen aan politieke ambtsdragers, zomede van pensioen aan
hun nabestaanden, te herzien;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: