Beschikking toezicht naleving Kernenergiewet

[Regeling vervallen per 11-12-2013.]
Geraadpleegd op 17-06-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2005 en zichtdatum 26-05-2024.
Geldend van 23-04-2004 t/m 28-09-2005

Beschikking toezicht naleving Kernenergiewet

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Volksgezondheid enDe Ministers van Economische Zaken, van Financiën, van Verkeer en Waterstaat, van Landbouw en Visserij, van Defensie en van Binnenlandse Zaken,

in overeenstemming met de Ministers van Justitie en van Onderwijs en Wetenschappen;

Gelet op artikel 58, eerste en derde lid, van de Kernenergiewet (Stb. 1963, 82);

Besluiten:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 11-12-2013]

  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de Kernenergiewet bepaalde en bevolene zijn belast de Hoofdinspecteur en de regionale inspecteurs van de Volksgezondheid, belast met het toezicht op de hygiëne van het milieu, en de onder hun bevelen werkzame ambtenaren, met uitzondering van hen die meer in het bijzonder administratieve werkzaamheden uitoefenen. Bij de vervulling van hun taak beperken zij zich tot het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de artikelen 14, 15, 15c tot en met 15e, 18 tot en met 19, 21, 22, 26, 28, 29, 31 tot en met 37b, 39, 43 tot en met 44, 46 tot en met 49d, 66 tot en met 68, 70, 72, 73, 76 en 76a van die wet bepaalde en bevolene voor zover het betreft de bescherming van het biologische, chemische en fysische milieu van de mens en niet behoort tot het terrein van de in de artikelen 3 en 4 genoemde ambtenaren.

  • 2 Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de Kernenergiewet bepaalde en bevolene zijn mede belast de ambtenaren van de Kernfysische Dienst van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, met uitzondering van hen die meer in het bijzonder administratieve werkzaamheden uitoefenen. Bij de vervulling van hun taak beperken zij zich tot het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de artikelen 15 en 21 van die wet bepaalde en bevolene.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 11-12-2013]

Met het toezicht op de naleving van het bij en krachtens de Kernenergiewet bepaalde en bevolene zijn mede belast de de hoofdinspecteurs en inspecteurs van de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de controle-ambtenaren van de Keuringsdienst van Waren, alsmede de onder hun bevelen werkzame ambtenaren, met uitzondering van hen die meer in het bijzonder administratieve werkzaamheden uitoefenen. Bij de vervulling van hun taak beperken zij zich tot het toezicht op de naleving van het bij en krachtens de in artikel 1 genoemde artikelen van de Kernenergiewet bepaalde en bevolene voor zover ieders taak ingevolge de Gezondheidswet tot handhaving van wettelijke voorschriften op het gebied van de volksgezondheid daarop betrekking heeft en het niet behoort tot het terrein van de in de artikelen 3 en 4 genoemde ambtenaren.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 11-12-2013]

  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bij en krachtens de Kernenergiewet bepaalde en bevolene zijn mede belast de daartoe door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangewezen ambtenaren. Bij de vervulling van hun taak beperken zij zich tot het toezicht op de naleving van het bij en krachtens de artikelen 14, 15, 19, 21, 22, 25, 26, 28, 29, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 42, 49, 66, 67, 73 en 76 van die wet bepaalde en bevolene voor zover het betreft de bescherming bij arbeid waarop de Veiligheidswet 1934 (Stb. 352) of de Arbeidsomstandighedenwet (Stb. 1980, 664) van toepassing is, onderscheidenlijk bij stuwadoorsarbeid.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder "stuwadoorsarbeid" verstaan hetgeen daaronder in de Stuwadoorswet wordt verstaan.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 11-12-2013]

  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bij en krachtens de Kernenergiewet bepaalde en bevolene zijn mede belast de ambtenaren van het Staatstoezicht op de Mijnen, belast met het toezicht op de naleving van het Mijnreglement 1964 (Stb. 538). Bij de vervulling van hun taak beperken zij zich tot het toezicht op de naleving van het bij en krachtens de artikelen 14, 15, 19, 21, 22, 25, 26, 28, 29, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 39, 42, 49, 66, 67, 73 en 76 van die wet bepaalde en bevolene voor zover het betreft de bescherming bij arbeid op of in mijnwerken, op boorwerken en bij mijnbouwkundige onderzoekingen.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder "mijnwerken" en "boorwerken" verstaan hetgeen daaronder in het Mijnreglement 1964 wordt verstaan.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 11-12-2013]

Met het toezicht op de naleving van het bij en krachtens de Kernenergiewet bepaalde en bevolene zijn mede belast de door de Minister van Economische Zaken aan te wijzen ambtenaren van de Accountantsdienst van het Ministerie van Economische Zaken. Bij de vervulling van hun taak beperken zij zich tot het toezicht op de naleving van het bij en krachtens de artikelen 14, 15, 19, 21, 26, 66, 67, 73 en 76 van die wet bepaalde en bevolene voor zover het betreft het binnen en buiten Nederlands grondgebied brengen en doen brengen van splijtstoffen alsmede de registratie van splijtstoffen en ertsen.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 11-12-2013]

  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bij en krachtens de Kernenergiewet bepaalde en bevolene zijn mede belast de ambtenaren van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane. Bij de vervulling van hun taak beperken zij zich tot het toezicht op de naleving van het bij en krachtens de artikelen 15, 19, 21, 26, 29, 31, 32, 35, 66, 67, 73 en 76 van die wet bepaalde en bevolene voor zover het betreft het binnen en buiten Nederlands grondgebied brengen en doen brengen van splijtstoffen en radioactieve stoffen en het zeker stellen van de betaling van de vergoeding, aan derden toekomende voor schade of letsel, hun toegebracht.

  • 2 Met het toezicht op de naleving van het bij en krachtens de Kernenergiewet bepaalde en bevolene zijn mede belast de door de Minister van Financiën aan te wijzen ambtenaren van de Directie Binnenlands Geldwezen en Financiën Publiekrechtelijke Lichamen. Bij de vervulling van hun taak beperken zij zich tot het toezicht op de naleving van het bij en krachtens de artikelen 19, 21, 26, 66 en 73 van die wet bepaalde en bevolene voor zover het betreft het zeker stellen van de betaling van de vergoeding, aan derden toekomende voor schade of letsel, hun toegebracht.

  • 3 Met het toezicht op de naleving van het bij en krachtens de Kernenergiewet bepaalde en bevolene zijn mede belast de buitengewone opsporingsambtenaren van de Belastingdienst/ECD van het Ministerie van Financiën. Bij de vervulling van hun taak beperken zij zich tot het toezicht op de naleving van het bij en krachtens de artikelen 14, 15, 19, 21 , 26, 66, 67, 73 en 76 van die wet bepaalde en bevolene voor zover het betreft het binnen en buiten Nederlands grondgebied brengen en doen brengen van splijtstoffen alsmede de registratie van splijtstoffen en ertsen.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 11-12-2013]

  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bij en krachtens de Kernenergiewet bepaalde en bevolene zijn mede belast de onder a.-d. bedoelde ambtenaren. Bij de vervulling van hun taak beperken zij zich tot het toezicht op de naleving van het bij en krachtens de artikelen 15, 19, 21, 26, 29, 31, 32, 35, 37, 39, 42, 46, 49, 66 en 73 van die wet bepaalde en bevolene voor zover het betreft de veiligheid bij het vervoer van splijtstoffen, ertsen, radioactieve stoffen, of stoffen of voorwerpen als bedoeld in artikel 46 van de wet, en wel als volgt:

    • a. ten aanzien van het vervoer over land en over de binnenwateren, anders dan door de zorgen van de Dienst der Posterijen: de Kommandant en de Controleurs van het Korps Controleurs Gevaarlijke Stoffen;

    • b. ten aanzien van het vervoer dat geheel of gedeeltelijk over zee plaatsvindt, anders dan door de zorgen van de Dienst der Posterijen: de ambtenaren, genoemd onder a., alsmede het hoofd van de Scheepvaartinspectie en de onder zijn bevelen werkzame, door de Minister van Verkeer en Waterstaat aan te wijzen andere ambtenaren van die inspectie;

    • c. ten aanzien van het vervoer door de lucht, anders dan door de zorgen van de Dienst der Posterijen: de Directeur-Generaal van de Rijksluchtvaartdienst en de onder zijn bevelen werkzame, door de Minister van Verkeer en Waterstaat aan te wijzen andere ambtenaren van die dienst;

    • d. ten aanzien van het vervoer door de zorgen van de Dienst der Posterijen: de Directeur-Generaal van het Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie en de onder zijn bevelen werkzame, door de Minister van Verkeer en Waterstaat aan te wijzen andere ambtenaren van dat bedrijf.

  • 2 Met het toezicht op de naleving van het bij en krachtens de Kernenergiewet bepaalde en bevolene zijn mede belast het hoofd van de Scheepvaartinspectie en de onder zijn bevelen werkzame, door de Minister van Verkeer en Waterstaat voor het onder a. of b. aangewezen terrein aan te wijzen andere ambtenaren van die inspectie. Bij de vervulling van hun taak beperken zij zich tot het toezicht op de naleving van:

    • a. het bij en krachtens de artikelen 15, 19, 21, 25, 26, 36, 37, 38, 39, 42, 49, 66 en 73 van die wet bepaalde en bevolene voor zover het betreft de veiligheid bij het aanbrengen of aangebracht houden van een uitrusting als bedoeld in artikel 15 van de wet in een vaartuig, dan wel de veiligheid bij het in werking brengen, in werking houden of wijzigen van een zodanige in een vaartuig aangebrachte uitrusting;

    • b. het bij en krachtens de artikelen 29, 31, 32, 34, 35, 36, 37, 42, 46, 49, 66 en 73 van die wet bepaalde en bevolene voor zover het betreft de veiligheid in verband met de toepassing van radioactieve stoffen aan boord van schepen, of het gebruik van ioniserende stralen uitzendende toestellen aan boord van schepen.

  • 3 Met het toezicht op de naleving van het bij en krachtens de Kernenergiewet bepaalde en bevolene zijn mede belast de Directeur-Generaal van de Rijkswaterstaat en de onder zijn bevelen werkzame, door de Minister van Verkeer en Waterstaat aan te wijzen andere ambtenaren van de Rijkswaterstaat. Bij de vervulling van hun taak beperken zij zich tot het toezicht op de naleving van het bij en krachtens de artikelen 14, 15, 19, 21, 26, 28, 29, 31, 32, 35, 41, 66 en 73 van die wet bepaalde en bevolene voor zover het betreft het zich door lozing in water ontdoen van splijtstoffen, ertsen of radioactieve stoffen.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 11-12-2013]

Met het toezicht op de naleving van het bij en krachtens de Kernenergiewet bepaalde en bevolene zijn mede belast de Directeur van de Veeartsenijkundige Dienst en de onder zijn bevelen werkzame, door de Minister van Landbouw en Visserij aan te wijzen andere ambtenaren van die dienst, alsmede de door de Minister van Landbouw en Visserij aan te wijzen ambtenaren van de Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw en Visserij. Bij de vervulling van hun taak beperken eerstbedoelde, onderscheidenlijk laatstbedoelde ambtenaren zich tot het toezicht op de naleving van het bij en krachtens de artikelen 29, 31, 32, 34, 35, 40, 43, 66 en 73 van die wet bepaalde en bevolene voor zover het betreft blootstelling van dieren en voedermiddelen voor dieren, onderscheidenlijk van landbouwprodukten in de zin van artikel 1 van de Noodwet Voedselvoorziening (Stb. 1962, 566), aan ioniserende straling en radioactieve besmetting.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 11-12-2013]

  • 1 De in de artikelen 1-8 genoemde ambtenaren houden op hun terrein mede toezicht op de naleving van het krachtens artikel 75 van de Kernenergiewet bepaalde. De in artikel 3 genoemde ambtenaren houden geen toezicht op werkzaamheden in militaire dienst.

  • 2 Het bepaalde in de artikelen 1-8 en in het eerste lid van dit artikel geldt met betrekking tot splijtstoffen, ertsen, inrichtingen en uitrustingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Vrijstellingsbesluit landsverdediging Kernenergiewet (Stb. 1969, 476), radioactieve stoffen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van genoemd besluit of toestellen als bedoeld in artikel 5 van genoemd besluit slechts indien zich een geval als bedoeld in artikel 9, onder a. of b., van genoemd besluit voordoet.

  • 3 In gevallen als bedoeld in het tweede lid kan de Minister van Defensie bepalen, dat het toezicht slechts wordt uitgeoefend door met name door hem in overeenstemming met de Ministers, wie het mede aangaat, aangewezen ambtenaren.

  • 4 De in de artikelen 1-8 genoemde ambtenaren houden geen toezicht op de naleving van het bepaalde in de artikelen 2, vijfde lid, en 3, derde lid, van het Vrijstellingsbesluit landsverdediging Kernenergiewet.

  • 5 Met het toezicht op het bij en krachtens de Kernenergiewet bepaalde en bevolene zijn belast de militaire en burgerambtenaren, werkzaam bij het voor het uitoefenen van dat toezicht door de Minister van Defensie aangewezen orgaan. Bij de vervulling van hun taak beperken zij zich tot de gevallen waarin inrichtingen of uitrustingen als bedoeld in artikel 15 van genoemde wet, splijtstoffen, ertsen, radioactieve stoffen of ioniserende stralen uitzendende toestellen bij de krijgsmacht in gebruik of voor gebruik daarbij bestemd zijn. Artikel 7 van het Vrijstellingsbesluit landsverdediging Kernenergiewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 6 Het bepaalde in het tweede en derde lid is van overeenkomstige toepassing in gevallen waarin krachtens artikel 75 van de Kernenergiewet in het belang van de landsverdediging een ontheffing is verleend, dan wel waarin artikel 6 van het Vrijstellingsbesluit landsverdediging Kernenergiewet is toegepast.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 11-12-2013]

  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de Kernenergiewet bepaalde en bevolene zijn mede belast de coördinator Nucleaire Beveiliging en Safeguards van het Inspectoraat-Generaal VROM en diens plaatsvervanger.

  • 2 Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens de Kernenergiewet bepaalde en bevolene zijn mede belast de daartoe door de coördinator Nucleaire Beveiliging en Safeguards of diens plaatsvervanger aangewezen inspecteurs van Euratom en van het Internationaal Atoom Agentschap, bedoeld in het op 22 september 1998 te Wenen tot stand gekomen Aanvullend Protocol bij de Overeenkomst tussen de Republiek Oostenrijk, het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Republiek Finland, de Bondsrepubliek Duitsland, de Helleense Republiek, Ierland, de Italiaanse republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Portugese Republiek, het Koninkrijk Spanje, het Koninkrijk Zweden, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Internationale Organisatie voor Atoomenergie ter uitvoering van artikel III, leden 1 en 4, van het Verdrag inzake de niet-verspreiding van kernwapens, met bijlagen (Trb. 1999, 147).

Artikel 11

[Regeling vervallen per 11-12-2013]

  • 1 Er is een commissie voor overleg en coördinatie inzake het toezicht, bedoeld in artikel 58, eerste lid, van de Kernenergiewet.

  • 2 De Ministers van Sociale Zaken en Volksgezondheid, van Economische Zaken, van Financiën, van Verkeer en Waterstaat en van Landbouw en Visserij benoemen de voorzitter en de secretaris van deze commissie.

  • 3 Lid van de commissie zijn ambtenaren, door de onderscheidene Ministers, genoemd in het tweede lid, daartoe aangewezen.

  • 4 De Ministers van Defensie, van Justitie en van Onderwijs en Wetenschappen wijzen ieder een waarnemer in de commissie aan.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 11-12-2013]

  • 1 Deze beschikking kan worden aangehaald als: Beschikking toezicht naleving Kernenergiewet.

  • 2 Deze beschikking zal, met de daarbij behorende nota van toelichting, in de Staatscourant worden geplaatst en treedt in werking op het tijdstip waarop de Hoofdstukken I en III-XI van de Kernenergiewet in werking treden.

's-Gravenhage, 24 november 1969.

De

Staatssecretaris

van Sociale Zaken en Volksgezondheid ,

R. J. H. Kruisinga.

De

Minister

van Economische Zaken,

L. de Block.

De

Minister

van Financiën,

H. J. Witteveen.

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,

J. A. Bakker.

De

Minister

van Landbouw en Visserij,

P. J. Lardinois.

De

Minister

van Defensie,

W. den Toom.

De

Minister

van Binnenlandse Zaken,

H. K. J. Beernink.

Naar boven