Stb. 2020, 472, datum inwerkingtreding 01-01-2021, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2018.
In het vierde lid, wordt «de artikelen 6, derde lid, onderdeel c, en 32, derde lid»
vervangen door «artikel 32, derde lid».
Stb. 2022, 532, datum inwerkingtreding 01-01-2023, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2017.
Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
6 In afwijking van het eerste en tweede lid kan onder door Onze Minister te stellen
voorwaarden een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting als bedoeld in het eerste
lid ook na de ingangsdatum van de termijnen, bedoeld in het tweede lid, geruisloos
worden aangewend ter verkrijging van een lijfrente als bedoeld in artikel 3.125 van
de Wet inkomstenbelasting 2001 of een lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht
als bedoeld in artikel 3.126a van die wet.
Stb. 2022, 532, datum inwerkingtreding 01-01-2023, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2020.
5 In afwijking van het eerste en tweede lid kan onder door Onze Minister te stellen
voorwaarden een aanspraak ingevolge een oudedagsverplichting als bedoeld in het eerste
lid ook na de ingangsdatum van de termijnen, bedoeld in het tweede lid, geruisloos
worden aangewend ter verkrijging van een lijfrente als bedoeld in artikel 3.125 van
de Wet inkomstenbelasting 2001 of een lijfrenterekening of lijfrentebeleggingsrecht
als bedoeld in artikel 3.126a van die wet.