Artikel 27a
[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2019. Zie het
overzicht van wijzigingen]
-
1 De verdachte wordt ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit gevraagd naar
zijn naam, voornamen, geboorteplaats en geboortedatum, het adres waarop hij in de
basisregistratie personen is ingeschreven en het adres van zijn feitelijke verblijfplaats.
Het vaststellen van zijn identiteit omvat tevens een onderzoek van een identiteitsbewijs
als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. In de gevallen, bedoeld in artikel 55c, tweede en derde lid, omvat het vaststellen van zijn identiteit tevens het nemen van een of meer foto’s
en vingerafdrukken.
-
2 In de gevallen waarin van de verdachte overeenkomstig dit wetboek vingerafdrukken
zijn genomen en verwerkt, omvat het vaststellen van zijn identiteit ter verificatie
het nemen van zijn vingerafdrukken en het vergelijken van die vingerafdrukken met
de van hem verwerkte vingerafdrukken. In de andere gevallen omvat het vaststellen
van zijn identiteit een onderzoek van een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.
-
3 De functionarissen en organen die met de toepassing van het strafrecht zijn belast,
gebruiken bij het onderling uitwisselen van persoonsgegevens over verdachten en veroordeelden
het strafrechtsketennummer, evenals bij het uitwisselen van deze persoonsgegevens
met de functionarissen die met de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000 zijn belast. Bij het uitwisselen van deze persoonsgegevens met andere gebruikers
als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer gebruiken zij het burgerservicenummer om te waarborgen dat deze persoonsgegevens
betrekking hebben op de juiste verdachte of veroordeelde.
-
5 De artikelen 1, onderdelen i, j, l tot en met z, 3, 7 tot en met 7b, 7d tot en met 7f, 15, 16, 16a, 17a, 17b, 20 en 22 tot en met 26h en 27, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens zijn van overeenkomstige toepassing op de verwerking van de gegevens, bedoeld in
het vierde lid. Onze Minister van Justitie en Veiligheid is verwerkingsverantwoordelijke
in de zin van die wet voor de databank, bedoeld in het vierde lid.
-
6 De betrokkene heeft het recht om op diens schriftelijke verzoek binnen vier weken
van Onze Minister van Justitie en Veiligheid uitsluitsel te krijgen over de al dan
niet verwerking van hem betreffende gegevens, bedoeld in het derde lid, en, wanneer
dat het geval is, om die gegevens in te zien en hierover de informatie, bedoeld in
artikel 18, onderdelen a tot en met g, te verkrijgen. Onze Minister van Justitie en Veiligheid doet daarbij geen mededelingen
in schriftelijke vorm over de verwerking van de betrokkene betreffende gegevens, tenzij
hij weigert een mededeling te doen. Een gehele of gedeeltelijke afwijzing vindt schriftelijk
plaats.
-
2 Aan de verdachte die niet is aangehouden, wordt voorafgaand aan zijn eerste verhoor,
onverminderd artikel 29, tweede lid, mededeling gedaan van het recht op rechtsbijstand, bedoeld in artikel 28, eerste lid, en, indien van toepassing, het recht op vertolking en vertaling, bedoeld in artikel 27, vierde lid.
-
1 Onverminderd het bepaalde in artikel 27c wordt de verdachte van zijn recht op rechtsbijstand, bedoeld in artikel 28, eerste lid, mededeling gedaan:
-
a. voor de inverzekeringstelling en voor de vordering tot inbewaringstelling door de
hulpofficier van justitie of de officier van justitie,
-
b. bij het eerste verhoor in geval van enig onderzoek verricht door de rechter-commissaris
op grond van de artikelen 181 tot en met 183, door deze of door degene die in opdracht van de rechter-commissaris met het verhoor
is belast;
-
c. in geval van aantekening van hoger beroep of van beroep in cassatie, door de griffier.
Het verhoor van een aangehouden verdachte vindt zoveel mogelijk plaats op een plaats
die is bestemd voor het verhoren van verdachten of op een andere door de hulpofficier
van justitie of de officier van justitie aangewezen plaats van verhoor.
-
2 Indien ten aanzien van een als getuige gehoorde persoon gedurende het verhoor een
redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit ontstaat als bedoeld in artikel 27, eerste lid, doet de verhorende opsporingsambtenaar, indien deze het verhoor wil voortzetten,
aan deze persoon de in artikel 27c, eerste en tweede lid, genoemde mededelingen.
-
2 Op verzoek van de aangehouden verdachte die niet de Nederlandse nationaliteit heeft,
geeft de hulpofficier van justitie die bij de voorgeleiding beslist om de verdachte
op te houden voor onderzoek, onverwijld kennis van diens vrijheidsbeneming aan de
consulaire post van de staat waarvan de verdachte de nationaliteit heeft.
-
1 De verdachte kan vrijwillig en ondubbelzinnig afstand doen van het recht op rechtsbijstand,
bedoeld in artikel 28, eerste lid, tenzij in dit wetboek anders is bepaald.
Artikel 28, eerste lid, is niet van toepassing bij het verhoor ter plaatse van de staande gehouden verdachte
van een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen overtreding waarvoor
een strafbeschikking zal worden uitgevaardigd.
-
1 Indien een kwetsbare verdachte of een verdachte van een misdrijf waarop naar de wettelijke
omschrijving gevangenisstraf van twaalf jaren of meer is gesteld, is aangehouden,
stelt de hulpofficier van justitie die bij de voorgeleiding beveelt dat de verdachte
wordt opgehouden voor onderzoek, het bestuur van de raad voor rechtsbijstand onverwijld
van zijn aanhouding in kennis, opdat het bestuur een raadsman aanwijst. Deze kennisgeving
kan achterwege blijven indien de verdachte een raadsman heeft gekozen en deze of een
vervangende raadsman tijdig beschikbaar zal zijn.
-
2 Indien een verdachte die is aangehouden voor een strafbaar feit waarvoor voorlopige
hechtenis is toegelaten, desgevraagd rechtsbijstand wenst, stelt de hulpofficier van
justitie die bij de voorgeleiding beveelt dat de verdachte wordt opgehouden voor onderzoek,
het bestuur van de raad voor rechtsbijstand hiervan onverwijld in kennis, opdat het
bestuur een raadsman aanwijst. De tweede volzin van het eerste lid is van overeenkomstige
toepassing.
-
3 Indien de verdachte is aangehouden voor een strafbaar feit waarvoor geen voorlopige
hechtenis is toegelaten, en hij desgevraagd rechtsbijstand wenst, wordt hij in de
gelegenheid gesteld contact op te nemen met een door hem gekozen raadsman.
-
4 Indien de aangewezen raadsman niet binnen twee uur na de kennisgeving, bedoeld in
het eerste en tweede lid, beschikbaar is, en indien de gekozen raadsman niet binnen
twee uur na het contact, bedoeld in het eerste, tweede of derde lid, beschikbaar is,
kan de hulpofficier van justitie, wanneer de verdachte alsnog afstand doet van zijn
recht op rechtsbijstand in verband met het verhoor, beslissen dat met het verhoor
van de verdachte wordt begonnen.
-
1 De aangehouden verdachte voor wie ingevolge artikel 28b een raadsman beschikbaar is, wordt de gelegenheid verschaft om voorafgaand aan het
eerste verhoor gedurende een termijn van ten hoogste een half uur met hem een onderhoud
te hebben. De hulpofficier van justitie kan deze termijn, indien deze ontoereikend
blijkt, op verzoek van de verdachte of zijn raadsman met ten hoogste een half uur
verlengen, tenzij het belang van het onderzoek zich daartegen verzet. Het onderhoud
kan ook door middel van telecommunicatie plaatsvinden.
-
2 De verdachte, bedoeld in artikel 28b, eerste lid, kan slechts afstand doen van het in het eerste lid bedoelde onderhoud, nadat hij
door een raadsman over de gevolgen daarvan is ingelicht.
-
1 Op verzoek van de aangehouden verdachte en de verdachte die is uitgenodigd om op een
plaats van verhoor te verschijnen om te worden verhoord, kan de raadsman het verhoor
bijwonen en daaraan deelnemen. Het verzoek wordt gericht aan de verhorende ambtenaar
of de hulpofficier van justitie. De verhorende ambtenaar kan een verzoek van de verdachte
of diens raadsman tot onderbreking van het verhoor voor onderling overleg afwijzen,
indien door het voldoen aan herhaalde verzoeken de orde of de voortgang van het verhoor
zou worden verstoord.
-
2 De verdachte kan tijdens het verhoor dat niet door een raadsman wordt bijgewoond,
verzoeken dat het wordt onderbroken voor overleg met een raadsman. De verhorende ambtenaar
stelt hem daartoe zo veel mogelijk in de gelegenheid, tenzij door het voldoen aan
herhaalde verzoeken de orde of de voortgang van het verhoor zou worden verstoord.
-
3 De beslissing, bedoeld in het eerste lid, onder b, c of d, kan door de hulpofficier
van justitie alleen met toestemming van de officier van justitie worden genomen.
-
1 Het proces-verbaal van verhoor vermeldt het tijdstip waarop het verhoor van de verdachte
is aangevangen, eventueel wordt onderbroken en hervat, en waarop het is beëindigd.
Het bevat de redenen voor het onderbreken van het verhoor; het vermeldt voorts de
identiteit van de personen die bij het verhoor aanwezig zijn en die daaraan deelnemen.
Aangetekend wordt of geluids- of beeldopnamen van het verhoor zijn gemaakt.
-
2 De verklaringen van de verdachte, in het bijzonder die welke een bekentenis van schuld
inhouden, worden in het proces-verbaal van het verhoor zo veel mogelijk in zijn eigen
woorden opgenomen. De verklaring van de verdachte, wordt zo volledig mogelijk weergegeven
en voor zo veel mogelijk in vraag- en antwoordvorm.
-
3 Aan de verdachte en, voor zover deze het verhoor heeft bijgewoond, aan de raadsman
wordt de gelegenheid geboden om opmerkingen te maken over de weergave van het verhoor
in het proces-verbaal. Deze opmerkingen worden onverwijld aan de verhorende ambtenaar
verstrekt en worden, voor zover zij niet worden overgenomen, in het proces-verbaal
vermeld. Indien de verdachte met de weergave van zijn verklaring instemt, ondertekent
hij deze.
-
1 In alle gevallen waarin de verdachte wordt gehoord of een verhoor bijwoont, stelt
de rechterlijk ambtenaar de identiteit van de verdachte vast op de wijze, bedoeld
in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin. De rechterlijk ambtenaar is tevens bevoegd de identiteit van de verdachte vast te
stellen op de wijze, bedoeld in artikel 27a, tweede lid, indien over zijn identiteit
twijfel bestaat.
De taken en bevoegdheden die in deze titel aan de hulpofficier van justitie zijn toegekend,
kunnen ook door de officier van justitie worden uitgeoefend.
-
1 Wordt eene vervolging niet voortgezet, dan kan het gerecht in feitelijken aanleg,
voor hetwelk de zaak het laatst werd vervolgd, op het verzoek van den verdachte of
op voordracht van de rechter-commissaris op de voet van artikel 180, verklaren dat de zaak geëindigd is.
-
2 Het gerecht is bevoegd, de beslissing op het verzoek telkens gedurende een bepaalden
tijd aan te houden, indien het openbaar ministerie aannemelijk maakt dat alsnog verdere
vervolging zal plaats vinden.
Titel IIb.
Kennisgeving van gerechtelijke mededelingen
-
1 Indien op grond van dit wetboek een betekening, dagvaarding, oproeping, kennisgeving,
aanzegging of andere mededeling is voorgeschreven, geschiedt deze op last van het
openbaar ministerie dat de zaak opspoort, vervolgt of het laatst heeft vervolgd, tenzij
de wet anders bepaalt. Het openbaar ministerie kan van een ieder vorderen de inlichtingen
te verstrekken die redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor de kennisgeving van gerechtelijke
mededelingen. Artikel 96a, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
-
2 Waar deze wet voorziet in de mogelijkheid van een verzoek van de verdachte, kan een
schriftelijk verzoek langs elektronische weg worden overgedragen, met behulp van een
bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen elektronische voorziening.
-
2 Betekening van een gerechtelijke mededeling geschiedt door middel van uitreiking of
elektronische overdracht, op de bij de wet voorziene wijze. Indien betekening door
elektronische overdracht niet of niet binnen een redelijke termijn mogelijk is, geschiedt
betekening door uitreiking.
-
3 Toezending geschiedt door aflevering van een gewone of aangetekende brief door een
postvervoerbedrijf als bedoeld in de Postwet 2009 dan wel door een hiertoe bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen
dienst of andere instelling van vervoer, dan wel door elektronische overdracht, op
een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaalde wijze.
-
1 De kennisgeving van gerechtelijke mededelingen behoeft alleen door betekening te geschieden
in de bij de wet bepaalde gevallen. Dagvaardingen en aanzeggingen die aan het openbaar
ministerie of de procureur-generaal bij de Hoge Raad zijn opgedragen, worden steeds
betekend, tenzij de wet anders bepaalt.
-
1 De uitreiking van de gerechtelijke mededeling, bedoeld in artikel 36b, tweede lid, geschiedt door een postvervoerbedrijf als bedoeld in de Postwet 2009 dan wel door een hiertoe bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen
dienst of andere instelling van vervoer.
-
2 De elektronische overdracht van een gerechtelijke mededeling, bedoeld in artikel 36b, tweede lid, geschiedt met behulp van een hiertoe bij of krachtens algemene maatregel van bestuur
aangewezen elektronische voorziening.
-
3 Het openbaar ministerie kan indien dit wenselijk is de uitreiking opdragen aan een
ambtenaar van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, dan wel aan
een andere ambtenaar of functionaris, voor zover die ambtenaar of functionaris daartoe
bij ministeriële regeling is aangewezen.
-
3 De uitreiking aan de geadresseerde van wie de woon- of verblijfplaats in het buitenland
bekend is, geschiedt door toezending van de mededeling, hetzij rechtstreeks, hetzij
door tussenkomst van de bevoegde buitenlandse autoriteit of instantie en, voor zover
een verdrag van toepassing is, met inachtneming van dat verdrag. Dagvaardingen worden
vertaald in de taal of een van de talen van het land waar de geadresseerde verblijft
dan wel, voor zover aannemelijk is dat hij slechts een andere taal machtig is, in
die taal. Met betrekking tot andere gerechtelijke mededelingen kan worden volstaan
met een vertaling van de essentiële onderdelen daarvan. Indien de bevoegde buitenlandse
autoriteit of instantie bericht dat de mededeling aan de geadresseerde is uitgereikt,
geldt deze uitreiking als betekening in persoon, zonder dat dit nog uit een afzonderlijke
akte hoeft te blijken.
-
1 Voor de elektronische overdracht, bedoeld in artikel 36b, tweede lid, wordt een bericht gezonden aan degene voor wie de gerechtelijke mededeling is bestemd.
-
2 Betekening door elektronische overdracht geldt als betekening in persoon als degene
voor wie de gerechtelijke mededeling bestemd is, zich toegang verschaft tot de elektronische
voorziening, bedoeld in artikel 36d, tweede lid.
-
1 Van iedere uitreiking als bedoeld in artikel 36b, tweede lid, wordt een akte opgemaakt, waarin zijn vermeld:
-
a. de autoriteit van welke de gerechtelijke mededeling uitgaat;
-
b. het nummer van de gerechtelijke mededeling;
-
c. de persoon voor wie de gerechtelijke mededeling bestemd is;
-
d. de persoon aan wie de gerechtelijke mededeling is uitgereikt;
-
e. de plaats van uitreiking;
-
f. de dag en het uur van uitreiking.
-
2 Wordt met de gerechtelijke mededeling gehandeld overeenkomstig de tweede volzin van
artikel 36e, tweede lid, aanhef en onder b, dan vermeldt de akte de dag van aanbieding van het stuk aan het adres van degene
voor wie het is bestemd.
-
3 De akte wordt door hen die met de uitreiking zijn belast, ieder voor zover het zijn
bevindingen en handelingen betreft, van die bevindingen en handelingen naar waarheid
opgemaakt en ondertekend. Zo mogelijk wordt de identiteit van de persoon, bedoeld
in het eerste lid, onder d, vastgesteld aan de hand van een identiteitsbewijs als
bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.
-
4 De vastlegging in een proces-verbaal van de mondelinge mededeling, bedoeld in artikel 36b, vierde lid, vermeldt in elk geval de in het eerste lid bedoelde gegevens.
-
2 Betekening van een gerechtelijke mededeling geschiedt door uitreiking aan een van
de bestuurders, dan wel aan een persoon die door de rechtspersoon is gemachtigd het
stuk in ontvangst te nemen. De uitreiking geldt in deze gevallen als betekening in
persoon. Uitreiking aan deze personen kan geschieden op een andere plaats dan bedoeld
in het eerste lid.
-
3 De uitreiking van een gerechtelijke mededeling als bedoeld in het tweede lid kan eveneens
geschieden op een van de plaatsen, omschreven in het eerste lid, aan ieder die in
dienstbetrekking is van de maatschap of vennootschap of van een aansprakelijke vennoot
en die zich bereid verklaart de gerechtelijke mededeling te bezorgen.
Heeft de uitreiking niet overeenkomstig artikel 36j, tweede of derde lid, of artikel 36k, tweede of derde lid, kunnen geschieden, dan wordt de gerechtelijke mededeling uitgereikt aan de autoriteit
van welke zij is uitgegaan. Deze autoriteit zendt alsdan een afschrift van de mededeling
onverwijld toe aan het in de mededeling vermelde adres, van welk feit aantekening
wordt gedaan op de akte van uitreiking.
Op de kennisgeving van gerechtelijke mededelingen aan een rechtspersoon, maatschap
of vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, een doelvermogen of rederij zijn de
artikelen 36b, 36c, 36d, 36e, derde en vierde lid, 36f, 36g, 36h, eerste, derde en vijfde lid, 36i, 36n, eerste en derde lid, van overeenkomstige toepassing.
-
2 Indien de geadresseerde als ingezetene is ingeschreven in de basisregistratie personen,
doch ter terechtzitting blijkt dat hij feitelijk op een ander adres verblijft, kan
de rechter de oproeping van de niet verschenen verdachte bevelen.
Titel VI. Beteekenis van sommige in het wetboek voorkomende uitdrukkingen
Onder opsporingsambtenaren worden verstaan alle personen met de opsporing van het
strafbare feit belast.
Onder Onze Minister wordt verstaan Onze Minister van Justitie en Veiligheid.
Waar van misdrijf in het algemeen of van enig misdrijf in het bijzonder gesproken
wordt, wordt daaronder medeplichtigheid aan, poging tot en voorbereiding van dat misdrijf
begrepen, voorzover niet uit enige bepaling het tegendeel volgt.
Waar een termijn in dagen is uitgedrukt, worden daaronder verstaan vrije dagen, voor
zoover niet uit eenige bepaling het tegendeel volgt.
Onder ouders van een minderjarige worden verstaan de ouders die het gezag over de
minderjarige uitoefenen.
Artikel 131a
[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2005. Zie het
overzicht van wijzigingen]
-
1 Waar in dit wetboek de bevoegdheid wordt gegeven tot het horen, verhoren of ondervragen
van personen, wordt daaronder, met uitzondering van bij algemene maatregel van bestuur
te bepalen gevallen, mede begrepen horen, verhoren of ondervragen per videoconferentie,
waarbij een directe beeld- en geluidsverbinding totstandkomt tussen de betrokken personen.
-
2 De voorzitter van het college, de rechter, de rechter-commissaris of ambtenaar die
met de leiding over het horen is belast, beslist of van videoconferentie gebruik gemaakt
wordt, waarbij het belang van het onderzoek in aanmerking wordt genomen. Alvorens
te beslissen wordt de te horen persoon of diens raadsman en in voorkomende gevallen
de officier van justitie, in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken over
de toepassing van videoconferentie. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen hierover
nadere regels worden gesteld.
Waar wordt gesproken van bijstand van een tolk aan een verdachte die de Nederlandse
taal niet of onvoldoende beheerst, wordt daaronder mede begrepen bijstand van een
daartoe geschikte persoon als tolk aan een verdachte die niet of slechts zeer gebrekkig
kan horen of spreken.
Onder het voorbereidende onderzoek wordt verstaan het onderzoek hetwelk aan de behandeling
ter terechtzitting voorafgaat.
Onder opsporing wordt verstaan het onderzoek in verband met strafbare feiten onder
gezag van de officier van justitie met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen.
Onder voorloopige hechtenis wordt verstaan de vrijheidsbeneming ingevolge eenig bevel
van bewaring, gevangenneming of gevangenhouding.
Bij de beantwoording der vraag of eene zaak al dan niet is geëindigd, wordt het rechtsgevolg,
bij artikel 255 aan het bekend worden van nieuwe bezwaren verbonden, buiten beschouwing gelaten.
Artikel 136
[Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2017. Zie het
overzicht van wijzigingen]
-
1 Onder maand wordt verstaan een tijd van dertig dagen, onder dag, behoudens voor de
toepassing van de Algemene termijnenwet, een tijd van vierentwintig uren.
-
1 Wordt verstaan:
onder schipper: elke gezagvoerder van een Nederlands schip of zeevissersschip of degene
die deze vervangt;
onder opvarende: ieder ander die zich aan boord van een Nederlands schip of zeevissersschip
bevindt; opvarende blijft wie buiten het rijk in Europa het vaartuig gedurende de
reis tijdelijk verlaat;
onder schepeling: ieder die zich als scheepsofficier of scheepsgezel aan boord van
een Nederlands schip of zeevissersschip bevindt;
onder gezagvoerder van een luchtvaartuig: elke gezagvoerder van een Nederlands burgerlijk
luchtvaartuig of degene die deze vervangt.
Onder bedreigde getuige wordt verstaan een getuige ten aanzien van wie door de rechter
op grond van artikel 226a bevel is gegeven dat ter gelegenheid van het verhoor zijn identiteit verborgen wordt
gehouden.
Onder afgeschermde getuige wordt verstaan een getuige die door de rechter op grond
van artikel 226m als zodanig is aangemerkt.
Onder de bevoegdheid tot kennisneming van processtukken wordt begrepen die tot kennisneming
van stukken die op gegevensdragers zijn opgenomen en vastgelegd.
Worden verstaan:
onder beschikkingen de niet op de terechtzitting gegeven beslissingen;
onder rechterlijke beslissingen zowel de beschikkingen van een rechter als de uitspraken;
onder uitspraken de op de terechtzitting gegeven beslissingen;
onder einduitspraken de uitspraken tot schorsing der vervolging of tot verklaring
van onbevoegdheid, niet-ontvankelijkheid of nietigheid van dagvaarding, en die welke
na afloop van het geheele onderzoek op de terechtzitting over de zaak worden gedaan.
Onder DNA-onderzoek wordt verstaan het onderzoek van celmateriaal dat slechts gericht
is op het vergelijken van DNA-profielen, het vaststellen van uiterlijk waarneembare
persoonskenmerken van de onbekende verdachte of het onbekende slachtoffer of het vaststellen
van verwantschap.
Onder een verkort vonnis wordt verstaan een vonnis waarin geen bewijsmiddelen zijn
opgenomen, noch een opgave daarvan.
Onder een verkort proces-verbaal wordt verstaan een proces-verbaal dat uitsluitend
bevat de uitspraken, die niet in het vonnis zijn opgenomen, en de aantekeningen, waarvan
opneming door de wet, anders dan door artikel 326, eerste of tweede lid, wordt verlangd.
Onder een elektronische handtekening wordt verstaan een handtekening die bestaat uit
elektronische gegevens die gehecht zijn aan of logisch verbonden zijn met andere elektronische
gegevens en die worden gebruikt door de ondertekenaar om te ondertekenen.
Onder getekend of ondertekend respectievelijk waarmerken of gewaarmerkt wordt mede
verstaan een ondertekening respectievelijk waarmerking met een elektronische handtekening
die voldoet aan de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen eisen
ten aanzien van in elk geval het betrouwbaarheidsniveau van authenticatie.
Onder aanbieder van een communicatiedienst wordt verstaan de natuurlijke persoon of
rechtspersoon die in de uitoefening van een beroep of bedrijf aan de gebruikers van
zijn dienst de mogelijkheid biedt te communiceren met behulp van een geautomatiseerd
werk, of gegevens verwerkt of opslaat ten behoeve van een zodanige dienst of de gebruikers
van die dienst.
Onder gebruiker van een communicatiedienst wordt verstaan de natuurlijke persoon of
rechtspersoon die met de aanbieder van een communicatiedienst een overeenkomst is
aangegaan met betrekking tot het gebruik van die dienst of die feitelijk gebruik maakt
van een zodanige dienst.