Bij de ondertekening van het Verdrag tot het vermijden van dubbele belasting en het
voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen,
heden gesloten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Kirgizische Republiek,
zijn de ondergetekenden overeengekomen dat de volgende bepalingen een integrerend
onderdeel van het Verdrag vormen.
Het is wel te verstaan dat alle bepalingen van dit Verdrag die gelijk of in wezen
gelijksoortig zijn aan de bepalingen van de modelverdragen met betrekking tot belastingen
naar het inkomen en naar het vermogen van de Organisatie voor Economische Samenwerking
en Ontwikkeling en van de Verenigde Naties, worden geïnterpreteerd overeenkomstig
het commentaar van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling en
van de Verenigde Naties daarop op het moment van de toepassing van dit Verdrag.
-
1. De voordelen van dit Verdrag zijn niet van toepassing op Nederlandse vrijgestelde
beleggingsinstellingen; en
-
2. Met betrekking tot andere bijzondere regelingen, besluiten de bevoegde autoriteiten
van de verdragsluitende staten in onderling overleg in welke mate een inwoner van
een van de verdragsluitende staten die onder een dergelijke bijzondere regeling valt
geen aanspraak kan maken op de voordelen van dit Verdrag. Een dergelijke overeenkomst
wordt van toepassing met ingang van een tussen Nederland en Kirgizië nader vast te
stellen datum, overeen te komen bij diplomatieke notawisseling of op andere wijze
in overeenstemming met hun grondwettelijke procedures.
Ingeval een entiteit die voor de belastingheffing als een rechtspersoon wordt behandeld
als zodanig in een verdragsluitende staat aan belasting is onderworpen, maar het inkomen
van die entiteit in de andere verdragsluitende staat als inkomen van de participanten
van die entiteit wordt belast, nemen de bevoegde autoriteiten dusdanige maatregelen
dat er enerzijds geen dubbele belasting blijft bestaan, maar anderzijds wordt voorkomen
dat louter als gevolg van de toepassing van het Verdrag inkomen (gedeeltelijk) niet
aan belastingheffing wordt onderworpen.
Het is wel te verstaan dat rechten tot exploratie en exploitatie van natuurlijke rijkdommen
worden beschouwd als onroerende zaken die zijn gelegen in de verdragsluitende staat
op wiens zeebodem en de ondergrond daarvan deze rechten betrekking hebben, en dat
deze rechten geacht worden te behoren tot de activa van een vaste inrichting in die
staat. Voorts is het wel te verstaan dat de hiervoor genoemde rechten ook omvatten
rechten op belangen bij of voordelen uit vermogensbestanddelen die voortvloeien uit
die exploratie of exploitatie.
Met betrekking tot artikel 7, eerste en tweede lid, geldt dat, indien een onderneming van een verdragsluitende staat in de andere verdragsluitende
staat goederen of koopwaar verkoopt of een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar
gelegen vaste inrichting, de voordelen van die vaste inrichting niet worden bepaald
op basis van het totale door de onderneming ontvangen bedrag, maar slechts op basis
van dat deel van het inkomen van de onderneming dat aan de werkelijke werkzaamheden
van de vaste inrichting voor die verkopen of die bedrijfsuitoefening is toe te rekenen.
Met name bij overeenkomsten betreffende het toezicht op, de levering, installatie
of constructie van nijverheids- en handelsuitrusting of wetenschappelijke uitrusting
of gebouwen alsmede bij openbare werken, worden, indien de onderneming een vaste inrichting
heeft, de voordelen van die vaste inrichting niet bepaald op basis van het totale
bedrag van de overeenkomst, maar slechts op basis van dat deel van de overeenkomst
dat werkelijk wordt uitgevoerd door de vaste inrichting in de verdragsluitende staat
waar de vaste inrichting is gelegen.
Betalingen ontvangen als vergoedingen voor technische diensten, waaronder begrepen
studies of onderzoeken van wetenschappelijke, geologische of technische aard, of voor
diensten van raadgevende of toezichthoudende aard, worden geacht betalingen te zijn
waarop, naargelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing zijn.
Indien aan de bron belasting is geheven die het bedrag aan belasting dat ingevolge
de bepalingen van de artikelen 10 of 12 mag worden geheven te boven gaat, moeten verzoeken om teruggaaf van het daarboven
uitgaande bedrag aan belasting worden ingediend bij de bevoegde autoriteit van de
staat die de belasting heeft geheven, binnen een tijdvak van vijf jaar na afloop van
het kalenderjaar waarin de belasting is geheven.
Het is wel te verstaan dat inkomen ontvangen in verband met de (gedeeltelijke) liquidatie
van een lichaam of de inkoop van eigen aandelen door een lichaam wordt behandeld als
inkomen uit aandelen en niet als vermogenswinsten.
Het is wel te verstaan dat „bestuurder” of „commissaris” van een Nederlands lichaam
betrekking heeft op personen die als zodanig zijn benoemd door de algemene vergadering
van aandeelhouders of door enig ander bevoegd orgaan van dat lichaam, en die zijn
belast met de algemene leiding van het lichaam, onderscheidenlijk met het toezicht
daarop.
De bevoegde autoriteiten van de staten kunnen, ter zake van een overeengekomen regeling
in het kader van een procedure voor onderling overleg als bedoeld in artikel 24, zo nodig in strijd met hun onderscheiden nationale wetgeving, tevens overeenkomen
dat de staat, waarin ingevolge eerdergenoemde regeling sprake is van een additionele
belastingheffing, geen belastingverhogingen, bestuurlijke boetes, interest en kosten
opleggen met betrekking tot deze additionele belastingheffing, indien de andere staat,
waarin ingevolge de regeling sprake is van een overeenkomstige vermindering van belasting,
afziet van de betaling van interest verschuldigd met betrekking tot een dergelijke
vermindering van belasting.
De bepalingen van artikel 25 zijn van overeenkomstige toepassing op inkomensgerelateerde regelingen van Kirgizië
en Nederland.