Preambule
De Lidstaten van de Raad van Europa die deze Overeenkomst hebben ondertekend,
Overwegend dat het doel van de Raad van Europa is een grotere eenheid tussen zijn
leden tot stand te brengen;
Erkennend dat de mens de morele verplichting heeft alle levende schepselen te eerbiedigen,
en indachtig de bijzondere relatie die kleine huisdieren hebben met de mens;
Gelet op de betekenis van kleine huisdieren vanwege hun bijdrage tot de kwaliteit
van het bestaan en hun daaruit voortvloeiende waarde voor de samenleving;
Gelet op de moeilijkheden voortvloeiend uit de zeer grote verscheidenheid van dieren
die door de mens worden gehouden;
Gelet op de gevaren die inherent zijn aan te grote aantallen kleine huisdieren voor
de hygiëne, de gezondheid en de veiligheid van de mens en van andere dieren;
Overwegend dat het houden van exemplaren van in het wild levende diersoorten als huisdier
niet aangemoedigd zou moeten worden;
Zich bewust van de uiteenlopende omstandigheden die het verwerven, het houden, het
al dan niet voor commerciële doeleinden fokken en het afstaan van en het handelen
in kleine huisdieren beheersen;
Zich ervan bewust dat kleine huisdieren niet altijd worden gehouden onder omstandigheden
die bevorderlijk zijn voor hun gezondheid en welzijn;
Constaterend dat de houding tegenover kleine huisdieren soms sterk uiteen loopt, soms
wegens gebrek aan kennis en bewustzijn op dit gebied;
Overwegend dat een fundamentele gemeenschappelijke opstelling ten aanzien van houding
en praktijk, die leidt tot een verantwoord bezit van kleine huisdieren, niet alleen
een wenselijke, maar ook reële doelstelling is,
Zijn als volgt overeengekomen: