Preambule
De Hoge Verdragsluitende Partijen:
In het bewustzijn van de bestaande historische, geografische en culturele banden tussen
hun volkeren;
Vastbesloten om de regionale vrede en stabiliteit te bevorderen door respect voor
het recht en de rechtsstaat en een sterkere regionale weerbaarheid in hun onderlinge
betrekkingen;
In het verlangen vrede, vriendschap en wederzijdse samenwerking in zaken die Zuidoost-Azië
aangaan, te bevorderen, in de geest en volgens de beginselen van het Handvest van
de Verenigde Naties, de tien beginselen die zijn goedgekeurd op de Azië- Afrika-conferentie
in Bandung van 25 april 1955, de verklaring van de Associatie van Zuidoost-Aziatische
staten, ondertekend te Bangkok op 8 augustus 1967, en de verklaring ondertekend te
Kuala Lumpur op 27 november 1971;
Ervan overtuigd dat de beslechting van geschillen of disputen tussen hun landen moet
worden geregeld door rationele, doeltreffende en voldoende flexibele procedures, met
vermijding van negatieve attitudes die de samenwerking kunnen bedreigen of verhinderen;
Gelovend dat alle vredelievende landen moeten samenwerken, zowel binnen als buiten
Zuidoost-Azië, voor de bevordering van de wereldvrede, voor stabiliteit en harmonie;