Het is wel te verstaan dat alle bepalingen van dit Verdrag die gelijk of in wezen
gelijksoortig zijn aan de bepalingen van het OESO-modelverdrag met betrekking tot
belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, worden geïnterpreteerd overeenkomstig
het OESO-commentaar daarop op het moment van de toepassing van dit Verdrag.
-
1. Een lichaam dat inwoner is van Nederland en voor de toepassing van de Nederlandse
vennootschapsbelasting wordt behandeld als een „vrijgestelde beleggingsinstelling“
is niet gerechtigd tot de voordelen van de artikelen 10, 11, 12, 13 en 21 en de daarmee verband houdende artikelen van het Protocol bij het Verdrag.
-
2. Het is wel te verstaan dat artikel 10, derde lid, onderdeel a, niet van toepassing is op een persoon die inwoner is van Nederland en die voor de
toepassing van de Nederlandse vennootschapsbelasting wordt behandeld als een „fiscale
beleggingsinstelling”.
-
3. Niettegenstaande de bepalingen van het eerste en tweede lid en de bepalingen van artikel 1 en artikel 4 beslissen de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende staten in onderling overleg
in hoeverre een andere inwoner van een verdragsluitende staat die onder een bijzondere
regeling valt geen aanspraak kan maken op de voordelen van dit Verdrag.
Het is wel te verstaan dat met betrekking tot het Caribische deel van Nederland dit
Verdrag uitsluitend van toepassing is op inwoners die natuurlijke personen zijn.
Het is wel te verstaan dat in het geval van een natuurlijke persoon die aan boord
van een schip woont „enige andere soortgelijke omstandigheid” mede omvat de thuishaven
van dat schip.
Het is wel te verstaan dat rechten tot de exploratie en exploitatie van natuurlijke
rijkdommen worden beschouwd als onroerende zaken die zijn gelegen in de verdragsluitende
staat op wiens territoriale zee, en elk gebied buiten en grenzend aan zijn territoriale
zee waarin deze staat, in overeenstemming met internationaal recht, rechtsmacht of
soevereine rechten uitoefent, met inbegrip van de zeebodem en ondergrond daarvan,
deze rechten van toepassing zijn en dat deze rechten geacht worden te behoren tot
de activa van een vaste inrichting in die staat. Voorts is het wel te verstaan dat
de hiervoor genoemde rechten ook omvatten rechten op belangen bij of voordelen uit
vermogensbestanddelen die voortvloeien uit die exploratie of exploitatie.
-
1. Inkomen en voordelen uit collectieve beleggingen via besloten fondsen voor gezamenlijke
rekening gevestigd in een van de verdragsluitende staten (besloten FGR's) of paraplufondsen
bestaande uit diverse besloten FGR's worden toegewezen aan de deelnemers die via de
besloten FGR’s investeren en wel naar rato van de omvang van hun deelneming in het
fonds.
-
2. Een besloten FGR die in een van de verdragsluitende staten gevestigd is en inkomen
of voordelen ontvangt afkomstig uit de andere verdragsluitende staat kan zelf, via
vertegenwoordiging door de manager van het fonds of diens depositaris in plaats van
de deelnemers in de besloten FGR aanspraak maken op de voordelen uit een overeenkomst
ten behoeve van het vermijden van dubbele belasting waarbij de andere staat partij
is en die specifiek van toepassing is op een van de betrokken deelnemers, namens die
deelnemer in de besloten FGR.
Deze vorderingen kunnen het voorwerp zijn van een onderzoek en desgevraagd verstrekt
een manager van het fonds of diens depositaris relevante informatie, die een overzicht
kan omvatten van deelnemers en het, respectievelijk de, voor een vordering relevante
toegewezen inkomen of voordelen, alsmede specifieke overeenkomsten ter vermijding
van dubbele belasting uit hoofde waarvan door de FGR aanspraak wordt gemaakt op voordelen.
-
3. Niettegenstaande het tweede lid mag een besloten FGR geen aanspraak maken op voordelen
uit het Verdrag namens een deelnemer van de besloten FGR, indien de deelnemer zelf
aanspraak heeft gemaakt op voordelen ter zake van hetzelfde inkomen of dezelfde voordelen.
Indien Bulgarije in een toekomstig verdrag inzake dubbele belasting met een lid van
de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling instemt met de versie
uit 2010 van artikel 7 van het OESO-modelverdrag met betrekking tot belastingen naar
het inkomen en naar het vermogen, of een latere versie, begint Bulgarije onverwijld
onderhandelingen met Nederland teneinde voornoemde versie van artikel 7 in het Verdrag op te nemen.
Het is wel te verstaan dat met betrekking tot artikel 7, eerste en tweede lid, geldt dat, indien een onderneming van een verdragsluitende staat in de andere verdragsluitende
staat goederen of koopwaar verkoopt of een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar
gelegen vaste inrichting, de winst van die vaste inrichting niet wordt bepaald op
basis van het totale door de onderneming ontvangen bedrag, doch slechts op basis van
dat deel van het inkomen van de onderneming dat aan de feitelijke werkzaamheden van
de vaste inrichting voor die verkopen of die bedrijfsuitoefening is toe te rekenen.
Het is wel te verstaan dat betalingen ontvangen als vergoeding voor technische diensten,
waaronder begrepen studies of onderzoeken van wetenschappelijke, geologische of technische
aard, of voor diensten van adviserende of toezichthoudende aard, worden aangemerkt
als vergoedingen waarop de bepalingen van artikel 7 van toepassing zijn.
Het is wel te verstaan dat de bepalingen van artikel 8 tevens van toepassing zijn op belastingen geheven op basis van bruto-ontvangsten
ter zake van vervoer van passagiers en vracht in internationaal verkeer.
Het is wel te verstaan dat de uitdrukking „lid van de raad van beheer“ mede omvat:
-
1. in het geval van Nederland, een „bestuurder” of „commissaris”;
-
2. in het geval van Bulgarije, een lid van een toezichthoudende of leidinggevende raad.
De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende staten kunnen, zo nodig in strijd
met hun respectieve nationale wetgeving, ter zake van een overeengekomen regeling
in het kader van een procedure voor onderling overleg als bedoeld in artikel 25, tevens overeenkomen dat de staat, waar ingevolge eerdergenoemde regeling sprake
is van een additionele belastingheffing, met betrekking tot deze additionele belastingheffing
geen belastingverhogingen, toeslagen, interest en kosten zal opleggen, indien de andere
staat, waarin ingevolge de regeling sprake is van een overeenkomstige vermindering
van belasting, afziet van de betaling van interest verschuldigd met betrekking tot
een dergelijke vermindering van belasting.
Indien Bulgarije in een toekomstig verdrag inzake dubbele belasting met een derde
staat instemt met een arbitrageclausule worden de volgende nieuwe bepalingen onmiddellijk
na het vierde lid van artikel 25 ingevoegd en worden deze tussen Bulgarije en Nederland van toepassing vanaf de datum
waarop het verdrag tussen Bulgarije en deze derde staat van toepassing wordt:
-
„5. Wanneer:
-
a. een persoon op grond van het eerste lid een zaak heeft voorgelegd aan de bevoegde
autoriteit van een verdragsluitende staat omdat de maatregelen van een of van beide
verdragsluitende staten ertoe hebben geleid dat de belastingheffing voor die persoon
niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit Verdrag; en
-
b. de bevoegde autoriteiten er binnen twee jaar nadat de zaak is voorgelegd aan de bevoegde
autoriteit van de andere verdragsluitende staat niet inslagen overeenstemming te bereiken
om deze zaak op te lossen overeenkomstig het tweede lid,
wordt elke onopgeloste kwestie die voortvloeit uit de zaak op verzoek van de persoon
aan arbitrage onderworpen. Deze onopgeloste kwesties worden evenwel niet aan arbitrage
onderworpen indien een rechterlijke instantie of administratiefrechtelijk lichaam
van een van beide staten reeds over deze kwesties heeft beslist. Tenzij een rechtstreeks
bij de zaak betrokken persoon de gezamenlijke regeling voor de tenuitvoerlegging van
de arbitrale uitspraak niet aanvaardt, is de arbitrale uitspraak bindend voor beide
verdragsluitende staten en wordt deze ten uitvoer gelegd ongeacht eventuele termijnen
in het nationale recht van de staten. De bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende
staten regelen in onderlinge overeenstemming de wijze van toepassing van dit lid.
De verdragsluitende staten kunnen aan de arbitragecommissie, ingesteld volgens de
bepalingen van dit lid, de informatie verstrekken die nodig is om de arbitrageprocedure
uit te voeren. De leden van de arbitragecommissie zijn met betrekking tot de aldus
verstrekte informatie onderworpen aan de beperkingen ten aanzien van openbaarmaking
als omschreven in artikel 26, tweede lid.
-
6. De bepalingen van het vijfde lid zijn niet van toepassing op zaken waarop artikel 5, vierde lid, van dit Verdrag van toepassing is.
-
7. Bij zaken waarin procedures zijn gestart voor de datum waarop het vijfde lid van toepassing
wordt, begint het in het vijfde lid, onderdeel b, genoemde tijdvak van twee jaar op
deze datum.”
De bepalingen van de artikelen 26 en 27 zijn van dienovereenkomstige toepassing op de Nederlandse inkomensgerelateerde regelingen.