-
a. Nederland is bevoegd in de grondslag waarnaar belasting wordt geheven van zijn inwoners,
de inkomensbestanddelen te begrijpen die overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag
in Kosovo mogen worden belast of uitsluitend in Kosovo mogen worden belast. In deze
gevallen verleent Nederland echter een vermindering van of een aftrek op de Nederlandse
belasting overeenkomstig de bepalingen van onderdeel b, c, d, e en f.
-
b. Indien een inwoner van Nederland inkomensbestanddelen verkrijgt die volgens artikel 6, eerste, derde en vierde lid, artikel 7, eerste lid, artikel 10, zesde lid, artikel 11, vijfde lid, artikel 12, derde lid, artikel 13, eerste en tweede lid, artikel 14, eerste lid, artikel 17, eerste en tweede lid, artikel 18, eerste en tweede lid, en artikel 20, tweede lid, van dit Verdrag in Kosovo mogen worden belast of slechts in Kosovo belastbaar zijn
en die in de onderdeel a bedoelde grondslag zijn begrepen, stelt Nederland deze inkomensbestanddelen
vrij door een vermindering van zijn belasting toe te staan. Deze vermindering wordt
berekend overeenkomstig de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden
van dubbele belasting. Daartoe worden de bedoelde inkomensbestanddelen geacht te zijn
begrepen in het bedrag van de inkomensbestanddelen die ingevolge die bepalingen van
Nederlandse belasting zijn vrijgesteld.
-
c. De bepalingen van onderdeel b zijn niet van toepassing op inkomensbestanddelen verkregen
door een inwoner van Nederland indien Kosovo de bepalingen van dit Verdrag toepast
om deze inkomensbestanddelen vrij te stellen van belasting of de bepalingen van artikel 10, tweede lid, of artikel 11, tweede lid, op deze inkomensbestanddelen toe te passen. In dat geval zijn de bepalingen van
onderdeel e van overeenkomstige toepassing.
-
d. Niettegenstaande de bepalingen van onderdeel b verleent Nederland een aftrek op de
Nederlandse belasting voor de in Kosovo betaalde belasting op inkomensbestanddelen
die volgens artikel 7, eerste lid, artikel 10, zesde lid, artikel 11, vijfde lid, artikel 12, derde lid, en artikel 20, tweede lid, van dit Verdrag in Kosovo mogen worden belast, voor zover deze bestanddelen in de
in onderdeel a bedoelde grondslag zijn begrepen, voor zover Nederland uit hoofde van
de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting
een aftrek verleent van de Nederlandse belasting van de in een ander land over die
inkomensbestanddelen geheven belasting. Voor de berekening van deze aftrek zijn de
bepalingen van onderdeel e van dit artikel van overeenkomstige toepassing.
-
e. Indien een inwoner van Nederland inkomensbestanddelen verkrijgt die volgens artikel 10, tweede lid, artikel 11, tweede lid, artikel 13, vijfde lid, artikel 15, eerste lid, artikel 16, eerste en tweede lid, artikel 17, vijfde lid, van dit Verdrag in Kosovo mogen worden belast, verleent Nederland een aftrek op
zijn belasting voor zover deze bestanddelen in onderdeel a bedoelde grondslag zijn
begrepen. Het bedrag van deze aftrek is gelijk aan de in Kosovo over deze inkomensbestanddelen
betaalde belasting, maar bedraagt, indien de bepalingen in de Nederlandse wetgeving
tot het vermijden van dubbele belasting daarin voorzien, niet meer dan het bedrag
van de aftrek die zou zijn verleend indien de aldus in het inkomen begrepen inkomensbestanddelen
de enige bestanddelen zouden zijn geweest waarvoor Nederland een vermindering verleent
uit hoofde van de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele
belasting.
-
f. De bepalingen van onderdeel e beperken een tegemoetkoming nu of in de toekomst verleend
uit hoofde van de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele
belasting niet, echter uitsluitend voor zover het de berekening van het bedrag van
de aftrek op de Nederlandse belasting betreft met betrekking tot de som van het inkomen
afkomstig uit meer dan een rechtsgebied en de voortwenteling van de belasting betaald
in Kosovo op bedoelde inkomensbestanddelen naar de volgende jaren.