de Europese Unie, hierna „de Unie” genoemd,
en
het Koninkrijk België,
de Republiek Bulgarije,
de Tsjechische Republiek,
het Koninkrijk Denemarken,
de Bondsrepubliek Duitsland,
de Republiek Estland,
Ierland,
de Helleense Republiek,
het Koninkrijk Spanje,
de Franse Republiek,
de Republiek Kroatië,
de Italiaanse Republiek,
de Republiek Cyprus,
de Republiek Letland,
de Republiek Litouwen,
het Groothertogdom Luxemburg,
Hongarije,
de Republiek Malta,
het Koninkrijk der Nederlanden,
de Republiek Oostenrijk,
de Republiek Polen,
de Portugese Republiek,
Roemenië,
de Republiek Slovenië,
de Slowaakse Republiek,
de Republiek Finland,
het Koninkrijk Zweden, en
het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittanië en Noord-Ierland,
Verdragsluitende partijen bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, hierna „de lidstaten” genoemd,
enerzijds, en
de Republiek Singapore,
anderzijds,
hierna gezamenlijk „de partijen” genoemd,
Gezien de traditionele vriendschapsbanden tussen de partijen en de nauwe historische,
politieke en economische banden die hen verenigen;
Gezien het bijzondere belang dat de partijen hechten aan het alomvattende karakter
van hun wederzijdse betrekkingen;
Overwegende dat de partijen van mening zijn dat deze overeenkomst deel uitmaakt van
bredere en samenhangende betrekkingen tussen hen, die tot stand zijn gekomen door
overeenkomsten waarbij beide zijden partij zijn;
Bevestigend dat de partijen gehecht zijn aan de eerbiediging van de democratische
beginselen en de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, zoals deze zijn
vastgelegd in de Universele Verklaring van de rechten van de mens en andere toepasselijke internationale mensenrechteninstrumenten waarbij zij partij
zijn;
Bevestigend dat de partijen gehecht zijn aan de beginselen van de rechtsstaat en goed
bestuur en streven naar economische en sociale vooruitgang ten bate van hun bevolking,
rekening houdende met de beginselen van duurzame ontwikkeling en de noodzaak tot bescherming
van het milieu;
Bevestigend dat de partijen streven naar betere samenwerking op het gebied van internationale
stabiliteit, justitie en veiligheid als een fundamentele voorwaarde om duurzame sociale
en economische ontwikkeling te bevorderen, armoede uit te bannen en de millenniumdoelstellingen
voor ontwikkeling van de Verenigde Naties te verwezenlijken;
Verklarend dat zij zich er volledig toe verbinden alle vormen van terrorisme te bestrijden
en effectieve internationale instrumenten te ontwikkelen om terrorisme uit te bannen
overeenkomstig de desbetreffende instrumenten van de Veiligheidsraad van de Verenigde
Naties (VN-Veiligheidsraad), in het bijzonder Resolutie 1373 van de VN-Veiligheidsraad;
Overwegende dat de Unie in 2001 een breed actieplan inzake terrorismebestrijding heeft
goedgekeurd en in 2004 heeft herzien en bijgevolg een breed scala aan maatregelen
heeft getroffen, dat de Europese Raad op 25 maart 2004 na de aanslagen in Madrid een
belangrijke verklaring betreffende de bestrijding van terrorisme heeft afgelegd, en
dat de Unie tevens in december 2005 haar goedkeuring heeft gehecht aan een strategie
inzake terrorismebestrijding;
Bevestigend dat de ernstigste misdrijven die de gehele internationale gemeenschap
aangaan, niet ongestraft mogen blijven en dat de effectieve vervolging ervan moet
worden gewaarborgd door maatregelen op nationaal niveau te nemen en de wereldwijde
samenwerking te intensiveren;
Overwegende dat de onpartijdige en onafhankelijke werking van het Internationaal Strafhof
een belangrijke ontwikkeling voor vrede en internationale gerechtigheid is;
Aangezien de Europese Raad de verspreiding van massavernietigingswapens en overbrengingsmiddelen
daarvoor heeft aangemerkt als een ernstige bedreiging voor de internationale veiligheid,
en op 12 december 2003 een strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens
heeft goedgekeurd, dat de Raad van de Europese Unie reeds op 17 november 2003 Uniebeleidsmaatregelen
had goedgekeurd om non-proliferatiebeleid te integreren in de Uniebetrekkingen met
derde landen, dat de door de gehele internationale gemeenschap aangegane verbintenis
om de proliferatie van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor
te bestrijden ten grondslag ligt aan de aanneming, bij consensus, van Resolutie 1540
van de VN-Veiligheidsraad, en dat deze verbintenis van de internationale gemeenschap
opnieuw is bevestigd door de aanneming van Resolutie 1673 en Resolutie 1810 van de
VN-Veiligheidsraad;
Overwegende dat de Europese Raad van oordeel is dat handvuurwapens en lichte wapens
(SALW) een groeiende bedreiging voor de vrede, de veiligheid en de ontwikkeling vormen
en op 16 december 2005 zijn goedkeuring heeft gehecht aan een strategie tot bestrijding
van de illegale accumulatie van handvuurwapens en lichte wapens en van munitie daarvoor.
In deze strategie benadrukte de Europese Raad de noodzaak om een alomvattende en consistente
aanpak van het veiligheids- en ontwikkelingsbeleid te verzekeren;
Het belang erkennend van de samenwerkingsovereenkomst van 7 maart 1980 tussen de Europese
Economische Gemeenschap en Indonesië, Maleisië, de Filippijnen, Singapore en Thailand,
lidstaten van de ASEAN (de Associatie van Zuidoost-Aziatische staten) en de daaropvolgende
toetredingsprotocollen;
Erkennende dat de versterking van de betrekkingen tussen de partijen van groot belang
is ter stimulering van hun samenwerking, en zich bewust van hun gemeenschappelijke
streven om de betrekkingen op gebieden van wederzijds belang te consolideren, te verdiepen
en te diversifiëren, op basis van gelijkwaardigheid, met inachtneming van het milieu
en wederzijds tot voordeel strekkend;
Bevestigend dat de partijen in volledige overeenstemming met de in regionaal verband
ondernomen activiteiten, de samenwerking tussen de Unie en de Republiek Singapore
willen verdiepen, op grond van gemeenschappelijke waarden en tot wederzijds voordeel;
Bevestigend dat de partijen ernaar streven om meer begrip te kweken tussen Azië en
Europa op basis van gelijkheid, respect voor elkaars culturele en politieke normen,
en met aanvaarding van meningsverschillen;
Bevestigend dat de partijen ernaar streven om de handelsrelaties te versterken door
het sluiten van een vrijhandelsovereenkomst;
Opmerkende dat de bepalingen van deze overeenkomst die binnen het toepassingsgebied
van het derde deel, titel V, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen, het Verenigd Koninkrijk en Ierland als afzonderlijke overeenkomstsluitende
partijen binden, en niet als deel van de Europese Unie, totdat de Unie tezamen met
het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland Singapore ervan in kennis heeft gesteld dat
het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland gebonden zijn als deel van de Europese Unie,
overeenkomstig Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten
aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht. Indien het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland niet langer gebonden is
als deel van de Unie overeenkomstig artikel 4 bis van Protocol nr. 21, moet de Unie tezamen met het Verenigd Koninkrijk en/of Ierland Singapore onmiddellijk
in kennis stellen van iedere wijziging in hun positie; in dat geval blijven zij op
persoonlijke titel gebonden door de bepalingen van deze overeenkomst. Hetzelfde geldt
voor Denemarken, overeenkomstig Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, dat aan die verdragen is gehecht,