Het is wel te verstaan dat beide verdragsluitende staten niet het voornemen hebben
mogelijkheden te scheppen voor niet-heffing of verminderde heffing van belasting door
het ontduiken of ontwijken van belasting, onder andere door constructies met het oog
op het indirect ten voordele van inwoners van derde rechtsgebieden verkrijgen van
de in dit Verdrag voorziene fiscale voordelen.
Ingeval een entiteit die voor de belastingheffing als een rechtspersoon wordt behandeld
als zodanig in een verdragsluitende staat aan belasting is onderworpen, maar het inkomen
van die entiteit in de andere verdragsluitende staat als inkomen van de participanten
van die entiteit wordt belast, nemen de bevoegde autoriteiten dusdanige maatregelen
dat er enerzijds geen dubbele belasting blijft bestaan, maar anderzijds wordt voorkomen
dat louter als gevolg van de toepassing van het Verdrag inkomen (gedeeltelijk) niet
aan belastingheffing wordt onderworpen. Om te bepalen of dit het geval is, wordt de
belasting geheven over het inkomen van die entiteit geacht belasting te zijn geheven
over het inkomen van de participanten van die entiteit, naar rato van hun gerechtigdheid
in het vermogen van die entiteit. Voor zover nodig kan bovendien worden bepaald dat
iedere participant, naar rato van zijn gerechtigdheid in die entiteit, de belasting
geheven op het niveau van de entiteit mag verrekenen (inclusief eventuele daarop drukkende
bronbelasting van derde staten), met de belasting die hij verschuldigd is over hetzelfde
inkomen. Voorts mag de staat van vestiging van de entiteit afzien van eventuele belastingheffing
over uitdeling van winst van die entiteit aan de participanten.
Het is wel te verstaan dat indien de bevoegde autoriteiten van de verdragsluitende
staten in onderlinge overeenstemming een oplossing binnen de context van het Verdrag
hebben bereikt voor gevallen waarin
-
a.
artikel 3, tweede lid, wordt toegepast met betrekking tot de uitlegging van een in het Verdrag niet omschreven
uitdrukking; of
-
b. verschillen in kwalificatie (bijvoorbeeld van een bestanddeel van het inkomen of van
een persoon)
zou leiden tot dubbele belasting of dubbele vrijstelling, deze oplossing, na bekendmaking
ervan door beide bevoegde autoriteiten, ook bindend is bij de toepassing van de bepalingen
van het Verdrag in andere, gelijksoortige gevallen.
Een natuurlijke persoon die aan boord van een schip woont zonder een werkelijke woonplaats
in een van de verdragsluitende staten te hebben, wordt geacht inwoner te zijn van
de verdragsluitende staat waarin het schip zijn thuishaven heeft.
Met betrekking tot artikel 7, eerste en tweede lid, geldt dat, indien een onderneming van een verdragsluitende staat in de andere verdragsluitende
staat goederen of koopwaar verkoopt of een bedrijf uitoefent door middel van een aldaar
gelegen vaste inrichting, de voordelen van die vaste inrichting niet worden bepaald
op basis van het totale door de onderneming ontvangen bedrag, maar slechts op basis
van dat deel van de inkomsten van de onderneming dat aan de werkelijke werkzaamheden
van de vaste inrichting voor die verkopen of die bedrijfsuitoefening is toe te rekenen.
Met name bij overeenkomsten betreffende het toezicht op, de levering, installatie
of constructie van industriële, commerciële of wetenschappelijke uitrusting of gebouwen
alsmede bij openbare werken, worden, indien de onderneming een vaste inrichting heeft,
de voordelen van die vaste inrichting niet bepaald op basis van het totale bedrag
van de overeenkomst, doch slechts op basis van dat deel van de overeenkomst dat wordt
uitgevoerd door de vaste inrichting in de verdragsluitende staat waar de vaste inrichting
is gelegen. De voordelen die betrekking hebben op het deel van de overeenkomst dat
wordt uitgevoerd door het hoofdkantoor van de onderneming, zijn slechts belastbaar
in de verdragsluitende staat waarvan de onderneming inwoner is.
Betalingen ontvangen als vergoedingen voor technische diensten, waaronder begrepen
studies of onderzoeken van wetenschappelijke, geologische of technische aard, of voor
diensten van raadgevende of toezichthoudende aard, worden geacht betalingen te zijn
waarop, naargelang van het geval, de bepalingen van artikel 7 of artikel 14 van toepassing zijn.
-
1. Voor de toepassing van de artikelen 8, 13, 15 en 23 wordt de plaats van de werkelijke leiding van de huidige Koninklijke Luchtvaartmaatschappij
N.V. (KLM N.V.) geacht in Nederland te zijn gelegen, zolang Nederland de uitsluitende
heffingsbevoegdheid heeft ter zake van KLM N.V. uit hoofde van het tussen Nederland
en Frankrijk gesloten belastingverdrag.
-
2. De bepalingen van het eerste lid van dit artikel zijn eveneens van toepassing indien
de luchtvaartonderneming van de huidige KLM N.V. geheel of grotendeels wordt voortgezet
door een andere persoon die geacht wordt inwoner van Nederland te zijn.
Indien aan de bron belasting is geheven die het belastingbedrag dat ingevolge de bepalingen
van de artikelen 10, 11 of 12 mag worden geheven te boven gaat, moeten verzoeken om teruggaaf van het daarboven
uitgaande belastingbedrag worden ingediend bij de bevoegde autoriteit van de staat
die de belasting heeft geheven, binnen een tijdvak van drie jaar na afloop van het
kalenderjaar waarin de belasting is geheven.
Het is wel te verstaan dat indien een natuurlijke persoon die inwoner is van een verdragsluitende
staat een wezenlijk belang heeft in een lichaam en inkomsten ontvangt in verband met
de (gehele of gedeeltelijke) liquidatie van een lichaam of een inkoop van eigen aandelen,
die inkomsten worden behandeld als inkomsten uit aandelen en niet als vermogenswinsten.
Het is wel te verstaan dat onder het begrip „financiële instellingen” als bedoeld
in artikel 11, derde lid, mede wordt verstaan:
-
– de Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden NV;
-
– de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden NV; en
-
– de Nederlandse verzekeringsmaatschappij Atradius Dutch State Business N.V. (Atradius
DSB).
De bevoegde autoriteiten kunnen gezamenlijk andere overheidsinstellingen overeenkomen
waarop deze bepaling van toepassing is.
Indien een lichaam inwoner is van Nederland, omvat de uitdrukking „lid van de raad
van beheer” zowel een bestuurder als een commissaris. De uitdrukkingen „bestuurder”
en „commissaris” betekenen respectievelijk personen die zijn belast met de algemene
leiding van het lichaam en personen die zijn belast met het toezicht daarop.
De bevoegde autoriteiten van de staten kunnen ter zake van een overeengekomen regeling
in het kader van een procedure voor onderling overleg als bedoeld in artikel 26, zo nodig in strijd met hun onderscheiden nationale wetgeving, tevens overeenkomen
dat de staat, waarin ingevolge eerdergenoemde regeling sprake is van een additionele
belastingheffing, met betrekking tot deze additionele belastingheffing geen belastingverhogingen,
administratieve boetes, interest en kosten zal opleggen, voor zover in de andere staat
ingevolge de regeling sprake is van een overeenkomstige aftrek van belasting, en in
die staat geen betaling van interest verschuldigd is met betrekking tot een dergelijke
vermindering van belasting.
-
1. De bepalingen van de artikelen 27 en 28 zijn dienovereenkomstig van toepassing op informatie die relevant is voor de tenuitvoerlegging
van inkomensgerelateerde voorschriften en bijstand bij de invordering van bijdragen
en betalingen gedaan uit hoofde van de inkomensgerelateerde voorschriften krachtens
de wetgeving van Nederland door de belastingautoriteiten van Nederland die belast
zijn met de implementatie, toepassing of handhaving van deze inkomensgerelateerde
voorschriften.
-
2. Alle informatie die uit hoofde van het eerste lid van dit artikel juncto artikel 27 van dit Verdrag wordt ontvangen, wordt uitsluitend gebruikt ten behoeve van de vaststelling
en heffing van de bijdragen en de vaststelling en toewijzing van de voordelen uit
hoofde van de inkomensgerelateerde voorschriften bedoeld in het eerste lid van dit
artikel.