Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden en in Hoogstderzelver naam Hare Majesteit
de Koningin-Weduwe, Regentes van het Koninkrijk der Nederlanden, en Zijne Doorluchtige
Hoogheid de Vorst van Monaco, in gemeenschappelijk overleg overeengekomen zijnde een
nieuw verdrag te sluiten betreffende de uitlevering van misdadigers, hebben te dien
einde tot Hunne gevolmachtigden benoemd, te weten:
Hare Majesteit de Koningin-Weduwe, Regentes van het Koninkrijk:
de heeren Jonkheer JAN RÖELL, ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw, Minister
van Buitenlandsche Zaken van Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden, en WILLEM
VAN DER KAAY, ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw, Minister van Justitie
van Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden;
en Zijne Doorluchtige Hoogheid de Vorst van Monaco:
den heer GERARD HENDRIK ARNAUD NICOLAAS RIETSTAP, ridder van HoogstDeszelfs orde van
den Heiligen Karel, HoogstDeszelfs Consul-Generaal te 's Gravenhage;
die, na elkander hunne volmachten te hebben medegedeeld, welke in goeden en behoorlijken
vorm zijn bevonden, omtrent de navolgende bepalingen zijn overeengekomen:
Artikel 1
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
De Regeering der Nederlanden en de Regeering van Monaco verbinden zich, volgens de
voorschriften bij de volgende artikelen vastgesteld, met uitzondering hunner onderdanen,
wederkeerig aan elkander uit te leveren de personen, welke veroordeeld of beklaagd
zijn ter zake van een der feiten hieronder vermeld, gepleegd buiten het grondgebied
van den Staat aan welken de uitlevering wordt aangevraagd:
-
1°. aanslag tegen het leven van den regeerenden Vorst of van de leden van Zijne familie;
-
2°. doodslag of moord, kinderdoodslag of kindermoord;
-
3°. bedreigingen, schriftelijk en onder eene bepaalde voorwaarde gedaan;
-
4°. het opzettelijk veroorzaken van de afdrijving der vrucht van eene vrouw door haar
zelve of door anderen;
-
5°. mishandeling die zwaar lichamelijk letsel of den dood ten gevolge heeft; mishandeling
met voorbedachten rade of zware mishandeling;
-
6°. verkrachting; feitelijke aanranding van de eerbaarheid; het feit van buiten echt vleeschelijke
gemeenschap te hebben met een meisje of eene vrouw beneden den leeftijd van zestien
jaren of met eene vrouw boven dien leeftijd, wanneer de schuldige weet dat zij in
staat van bewusteloosheid of onmacht verkeert; ontuchtige handelingen, wanneer de
schuldige weet dat de persoon met welke hij ze pleegt in staat van bewusteloosheid
of onmacht verkeert, of wanneer die persoon den leeftijd van zestien jaren niet heeft
bereikt; verleiding van een persoon beneden dien leeftijd tot het plegen of dulden
van ontuchtige handelingen of tot het hebben buiten echt van vleeschelijke gemeenschap
met een derde;
-
7°. opwekking van minderjarigen tot het plegen van ontuchtige handelingen en iedere daad
welke ten doel heeft de ontucht van minderjarigen te begunstigen;
-
8°. dubbel huwelijk;
-
9°. oplichting of wegvoering, verberging, wegmaking of onderschuiving van een kind;
-
10°. oplichting of wegvoering van minderjarigen;
-
11°. het namaken of vervalschen van muntspeciën of muntpapier met het oogmerk om die muntspeciën
of dat muntpapier als echt en onvervalscht uit te geven of te doen uitgeven of het
opzettelijk in omloop brengen van valsche of vervalschte muntspeciën of muntpapier;
-
12°. het namaken of vervalschen van van rijkswege uitgegeven zegels en rijksmerken of van
meesterteekenen, door de wet gevorderd;
-
13°. valschheid in geschrifte en het met opzet gebruik maken van het valsche of vervalschte
geschrift; het in voorraad hebben of invoeren uit het buitenland van biljetten eener
krachtens wettige verordeningen opgerichte circulatiebank met het oogmerk om die als
echt en onvervalscht uit te geven, ingeval de dader, toen hij die stukken ontving,
met de valschheid of vervalsching bekend was;
-
14°. meineed;
-
15°. omkooping van openbare ambtenaren; knevelarij; verduistering door ambtenaren of daarmede
gelijkgestelden;
-
16°. opzettelijke brandstichting, indien daarvan gemeen gevaar voor goederen of levensgevaar
voor een ander te duchten is; brandstichting met het oogmerk om zich of een ander,
ten nadeele van den verzekeraar of van den wettigen houder van een bodemerijbrief,
wederrechtelijk te bevoordeelen;
-
17°. opzettelijke en wederrechtelijke vernieling van een gebouw hetwelk in zijn geheel
of gedeeltelijk aan een ander toebehoort of van een gebouw of getimmerte, indien daarvan
gemeen gevaar voor goederen of levensgevaar voor een ander te duchten is;
-
18°. openlijk geweld met vereenigde krachten tegen personen of goederen;
-
19°. het opzettelijk en wederrechtelijk doen zinken of doen stranden, vernielen, onbruikbaar
maken of beschadigen van een schip, indien daarvan levensgevaar voor een ander te
duchten is;
-
20°. muiterij en verzet van passagiers aan boord van een schip tegen den schipper en van
mindere schepelingen jegens hunne meerderen in rang;
-
21°. het opzettelijk doen ontstaan van gevaar voor een spoortrein;
-
22°. diefstal;
-
23°. oplichting;
-
24°. misbruik van eene handteekening in blanco;
-
25°. verduistering;
-
26°. bedriegelijke bankbreuk.
Onder de voorgaande qualificatiën zijn begrepen de poging en de medeplichtigheid,
voor zoover zij strafbaar gesteld zijn bij de wetgeving van het land, aan hetwelk
de uitlevering wordt gevraagd.
Evenwel zal de uitlevering slechts plaats vinden voor zoover het strafbare feit op
zoodanige wijze zal zijn gestaafd, dat volgens de wetten van het land, waar de vervolgde
persoon zal gevonden zijn, zijne inhechtenisneming en zijne terechtstelling zouden
veroorloofd zijn, bijaldien de misdaad of het misdrijf er gepleegd ware, en voor zooverre
volgens die wetten zijne uitlevering niet verboden zij.
Artikel 2
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
De uitlevering zal geen plaats hebben:
-
1°. ingeval het feit in een derden Staat is gepleegd en de Regeering van dien Staat de
uitlevering aanvraagt;
-
2°. wanneer de aanvrage daartoe geschiedt op grond van hetzelfde feit, waarvoor de opgeëischte
persoon in het land, waaraan de uitlevering wordt aangevraagd, heeft terecht gestaan
en ter zake waarvan hij aldaar is veroordeeld, van rechtsvervolging ontslagen of vrijgesproken;
-
3°. indien de vervolging of de opgelegde straf naar de wetgeving des lands, waaraan de
uitlevering wordt aangevraagd, verjaard is vóór de aanhouding van den opgeëischten
persoon of, zoo er nog geene aanhouding heeft plaats gehad, vóór de oproeping om door
de rechtbank te worden gehoord.
Artikel 3
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
De uitlevering zal geen plaats hebben zoolang de opgeëischte persoon in het land,
waaraan de uitlevering wordt aangevraagd, vervolgd wordt ter zake van hetzelfde feit.
Artikel 4
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
Indien de opgeëischte persoon vervolgd wordt of straf ondergaat wegens een ander misdrijf,
dan dat waarvoor zijne uitlevering wordt aangevraagd, zal zijne uitlevering niet worden
toegestaan, dan na afloop der vervolging ingesteld in het land waaraan de uitlevering
wordt aangevraagd en, in geval van veroordeeling, nadat hij de hem opgelegde straf
zal hebben ondergaan of hem daarvan gratie zal zijn verleend. Indien evenwel, volgens
de wetten van het land dat de uitlevering aanvraagt, dat tijdsverloop de verjaring
der vervolging ten gevolge zou kunnen hebben, zal zijne uitlevering worden toegestaan,
tenzij er bijzondere redenen mochten aanwezig zijn die er zich tegen verzetten en
onder gehoudenheid tot terugzending van den uitgeleverde, zoodra de vervolging in
genoemd land zal zijn afgeloopen.
Artikel 5
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
De uitgeleverde persoon zal niet mogen worden vervolgd noch gestraft in het land,
waaraan de uitlevering is toegestaan, ter zake van een strafbaar feit niet in het
tegenwoordig verdrag genoemd en vóór zijne uitlevering gepleegd, noch aan een derden
Staat uitgeleverd zonder de toestemming van den Staat, die de uitlevering heeft toegestaan,
tenzij hij de vrijheid hebbe gehad om het eerstgenoemde land weder te verlaten gedurende
ééne maand nadat de tegen hem ingestelde vervolging zal zijn afgeloopen en hij, in
geval van veroordeeling, de hem opgelegde straf zal hebben ondergaan of hem daarvan
gratie zal zijn verleend.
Hij zal evenmin mogen worden vervolgd of gestraft ter zake van eene misdaad of een
misdrijf in het tegenwoordig verdrag genoemd en vóór de uitlevering gepleegd zonder
de toestemming der Regeering, die den uitgeleverde heeft overgegeven, en die, indien
zij zulks wenschelijk acht, de overlegging zal kunnen vorderen van een der bescheiden
in art. 7 van het tegenwoordig verdrag vermeld. Intusschen zal die toestemming niet
noodig zijn, wanneer de beklaagde uit eigen beweging zal hebben verzocht terecht te
staan of zijn straf te ondergaan of wanneer hij binnen den bovengenoemden termijn
het grondgebied van den Staat, waaraan hij is uitgeleverd, niet zal hebben verlaten.
Artikel 6
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
De bepalingen van het tegenwoordig verdrag zijn niet toepasselijk op staatkundige
misdrijven. Hij die, ter zake van een der in art. 1 genoemde gemeene feiten, is uitgeleverd,
kan derhalve in geen geval worden vervolgd en gestraft in den Staat, waaraan de uitlevering
is toegestaan ter zake van een staatkundig misdrijf door hem gepleegd vóór zijne uitlevering,
noch van eenig feit met zoodanig staatkundig misdrijf samenhangende, tenzij hij de
vrijheid hebbe gehad het land weder te verlaten gedurende eene maand nadat de tegen
hem ingestelde vervolging zal zijn afgeloopen en hij, in geval van veroordeeling,
de hem opgelegde straf zal hebben ondergaan of hem daarvan gratie zal zijn verleend.
Artikel 7
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
De uitlevering zal worden aangevraagd langs diplomatieken weg en alleen toegestaan
worden op vertoon van het oorspronkelijke of van een gewaarmerkt afschrift hetzij
van een vonnis van veroordeeling, hetzij van eene beschikking tot in staat van beschuldigingstelling
of van eene beschikking waarbij rechtsingang is verleend met bevel tot gevangenneming,
hetzij van een bevel van gevangenneming, afgegeven in de vormen voorgeschreven door
de wetgeving van den Staat, die de aanvrage doet, en waarbij het feit waarvan sprake
is op zoodanige wijze wordt omschreven dat de Staat, waaraan de uitlevering wordt
gevraagd, in staat zij te beooreelen of het volgens zijne wetgeving een geval daarstelt
in het tegenwoordig verdrag voorzien, alsmede vermeldende de op het feit toepasselijke
strafbepaling.
Artikel 8
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
De op en bij den opgeëischte in beslag genomen goederen zullen worden overgegeven
aan den opeischenden Staat, indien de bevoegde macht van den Staat, waaraan de uitlevering
wordt aangevraagd, de overgave daarvan heeft bevolen.
Artikel 9
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
ln afwachting van de aanvrage om uitlevering langs diplomatieken weg zal de voorloopige
aanhouding van den persoon, wiens uitlevering volgens het tegenwoordige verdrag kan
gevraagd worden, kunnen verzocht worden:
-
van de zijde van Nederland, door elken officier van justitie of door elken rechter
van instructie (rechter-commissaris);
-
van de zijde van het vorstendom Monaco, door den Gouverneur-Generaal, den Advokaat-Generaal
of den rechter van instructie.
De voorloopige aanhouding is onderworpen aan de vormen en de regels voorgeschreven
door de wetgeving van den Staat, waaraan de uitlevering gevraagd wordt.
Artikel 10
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
De vreemdeling, die krachtens de bepalingen van het voorgaand artikel voorlopig is
aangehouden, zal, ten ware hij uit anderen hoofde behoorde in hechtenis te blijven,
in vrijheid worden gesteld, indien niet binnen twintig dagen na de dagteekening van
het bevel van voorloopige aanhouding de aanvrage tot uitlevering langs diplomatieken
weg geschied is, onder overlegging der bescheiden bij het tegenwoordig verdrag voorgeschreven.
Artikel 11
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
Wanneer bij vervolging ter zake van een gemeen misdrijf eene der Regeeringen het hooren
van getuigen, die zich in den anderen Staat bevinden, noodig oordeelt, zal daartoe
eene rogatoire commissie langs diplomatieken weg gezonden worden en zal daaraan gevolg
gegeven worden met inachtneming der wetten van het land, waar de getuigen zullen worden
uitgenoodigd te verschijnen. Intusschen zal in spoedvereischende gevallen eene rogatoire
commissie rechtstreeks door de rechterlijke overheid in den eenen Staat kunnen worden
toegezonden aan de rechterlijke overheid in den anderen Staat.
Elke rogatoire commissie strekkende tot aanvrage van een getuigenverhoor zal van eene
Fransche vertaling vergezeld moeten zijn.
Artikel 12
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
Indien, in eene strafzaak een gemeen misdrijf betreffende, de persoonlijke verschijning
van een getuige in het andere land noodig is of verlangd wordt, zal zijne Regeering
hem verzoeken aan de tot hem te richten uitnoodiging gevolg te geven en, in geval
hij daaraan voldoet, zullen hem reis- en verblijfkosten worden toegekend volgens de
tarieven en reglementen van kracht in het land, waar het verhoor zal moeten plaats
hebben, behoudens het geval dat de aanvragende Regeering het noodig zal achten hoogere
schadevergoeding aan den getuige toe te kennen.
Een getuige van welke nationaliteit ook, die in een van beide Staten opgeroepen vrijwillig
voor de rechters van den anderen Staat verschijnt, zal aldaar niet kunnen worden vervolgd
of aangehouden ter zake van vroeger door hem begane strafbare feiten of tegen hem
wegens misdrijf uitgesproken veroordeelingen, zelfs niet onder voorwendsel van medeplichtigheid
aan de feiten die het onderwerp uitmaken van het geding, waarin hij als getuige optreedt.
Artikel 13
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
Wanneer in eene strafzaak een gemeen misdrijf betreffende, de confrontatie van misdadigers
aangehouden in den anderen Staat, of wel de mededeeling van overtuigingsstukken of
van bescheiden, welke zich in handen bevinden der overheden van het andere land, nuttig
of noodig zal worden geoordeeld, zal de daartoe strekkende aanvraag langs diplomatieken
weg geschieden en zal daaraan gevolg gegeven worden, tenzij er bijzondere redenen
mochten bestaan die er zich tegen verzetten, en onder gehoudenheid tot terugzending
van de misdadigers en van de stukken.
Artikel 14
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
De doorvoer over het grondgebied van een der contracteerende Staten, van een door
eene derde Mogendheid aan de andere Partij uitgeleverden persoon, die niet behoort
tot het land door hetwelk de doorvoer plaats heeft, zal worden toegestaan op het eenvoudig
vertoon hetzij van het oorspronkelijke hetzij van een gewaarmerkt afschrift van een
der stukken genoemd in art. 7, mits het feit waarop de uitlevering gegrond is, in
het tegenwoordig verdrag vermeld zij en niet valle onder de bepalingen voorzien bij
de artt. 2 en 6, en mits de doorvoer, wat het medegeleide betreft, geschiede met medewerking
van beambten van het land dat den doorvoer over zijn grondgebied heeft toegestaan.
De kosten van doorvoer zullen komen voor rekening van den Staat die de uitlevering
heeft aangevraagd.
Artikel 15
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
De wederzijdsche Regeeringen doen over en weder afstand van alle aanvrage om terugbetaling
van de kosten van onderhoud, van vervoer en andere die, binnen de grenzen van haar
wederzijdsch grondgebied, zouden kunnen voortvloeien uit de uitlevering van beklaagde,
in staat van beschuldiging gestelde of veroordeelde personen, evenals van die voortvloeiende
uit de tenuitvoerlegging van rogatoire commissiën, uit het vervoer en de terugzending
van misdadigers ter confrontatie en uit de toezending en terugzending der overtuigingsstukken
of der bescheiden.
Ingeval het vervoer over zee verkieslijk mocht worden geacht, zal de uit te leveren
persoon worden overgebracht naar de haven, aan te wijzen door den diplomatieken of
consulairen agent van de Regeering die de uitlevering heeft aangevraagd, en op wiens
kosten hij zal worden ingescheept.
Artikel 16
[Regeling vervallen per 01-05-2009]
Het tegenwoordig verdrag, dat niet toepasselijk is op de koloniën, zal eerst in werking
treden te rekenen van den twintigsten dag na zijne afkondiging in de vormen bij de
wetten der beide landen voorgeschreven.
Te rekenen van zijne inwerkingtreding zal het verdrag van 10 Augustus 1876 ophouden
van kracht te zijn en vervangen worden door het tegenwoordig verdrag, dat van kracht
zal blijven tot zes maanden na verklaring in tegenovergestelden zin door eene der
beide Regeeringen gedaan.
Het zal worden bekrachtigd en de akten van bekrachtiging zullen worden uitgewisseld
binnen den tijd van twee maanden of, zoo mogelijk, vroeger.