Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België betreffende [...] scheidsrechterlijke uitspraken en van authentieke akten, Brussel, 28-03-1925

Geraadpleegd op 05-11-2024.
Geldend van 01-09-1929 t/m heden

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België betreffende de territoriale rechterlijke bevoegdheid, betreffende het faillissement en betreffende het gezag en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, van scheidsrechterlijke uitspraken en van authentieke akten

Authentiek : NL

Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden en Zijne Majesteit de Koning der Belgen, het nut erkennende om in gemeen overleg eenige eenvormige regelen vast te stellen betreffende de territoriale rechterlijke bevoegdheid, betreffende het faillissement en betreffende het gezag en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, van scheidsrechterlijke uitspraken en van authentieke akten, hebben besloten te dien einde een verdrag te sluiten, en hebben tot Hunne Gevolmachtigden benoemd, te weten:

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN DER NEDERLANDEN:

  • Mr. B. C. J. LODER, Rechter in het Permanente Hof van Internationale Justitie;

  • Mr. J. Ph. SUYLING, Hoogleeraar aan de Universiteit te Utrecht; en

  • Mr. J. KOSTERS, Raadsheer in den Hoogen Raad der Nederlanden;

ZIJNE MAJESTEIT DE KONING DER BELGEN:

  • den Heer A. GODDYN, Voorzitter eener Kamer bij het Verbrekingshof;

  • den Heer PAUL LECLERCQ, Eerste Advocaat-Generaal bij het Verbrekingshof;

  • den Heer V. KINON, Directeur-Generaal aan het Departement van Justitie; en

  • den Heer M. COSTERMANS, Directeur-Generaal aan het Departement van Buitenlandsche Zaken,

die, na wederzijdsche mededeeling van hunne in goeden en behoorlijken vorm bevonden volmachten, omtrent de volgende bepalingen zijn overeengekomen:

TITEL I. Van de territoriale bevoegdheid.

Artikel 1

  • 1 In burgerlijke zaken en in handelszaken zijn de Belgen in Nederland en de Nederlanders in België onderworpen aan dezelfde competentieregels als de eigen onderdanen.

  • 2 Artikel 127 van het Nederlandsche wetboek van burgerlijke rechtsvordering is niet toepasselijk op Belgische gedaagden en artikel 53 van de Belgische wet van 20 Maart 1876 is niet toepasselijk op Nederlandsche gedaagden.

Artikel 2

Onder voorbehoud voor elken Staat van het recht om hunne bevoegdheid te beoordeelen om voor zijne gerechten op te treden, zullen rechtspersonen, welke opgericht zijn overeenkomstig de wetgeving van een van beide Staten en er hunnen zetel hebben, alsmede lichamen, vereenigingen of gemeenschappen, die volgens de wetgeving van de eene of van de andere der contracteerende partijen bevoegd zijn in rechte op te treden, beschouwd worden, wat betreft de toepassing van de voorschriften nopens de territoriale bevoegdheid, als onderdanen van genoemden Staat en als hebbende aldaar hunne woonplaats.

Artikel 3

  • 1 Behoudens de uitzonderingen en wijzigingen, vastgesteld of alsnog vast te stellen in een van beide nationale wetgevingen, of in de internationale verdragen, zal de verweerder worden gedagvaard voor den rechter van zijne woonplaats in Nederland of in België of, bij ontbreken van eene zoodanige woonplaats, voor den rechter van zijne verblijfplaats in Nederland of in België.

  • 2 In Nederland kan de verweerder worden gedagvaard voor den rechter van den eischer, indien er krachtens de wetten der beide landen, van het onderhavige verdrag of van internationale verdragen, door Nederland gesloten, geen enkele andere bevoegde rechter bestaat. In België kan de verweerder worden gedagvaard voor den rechter van den eischer, indien er krachtens de wetten der beide landen, van het onderhavige verdrag of van internationale verdragen, door België gesloten, geen enkele andere bevoegde rechter bestaat.

Artikel 4

In persoonlijke, hetzij burgerlijke, hetzij handelszaken, kan de eischer het geschil brengen voor den rechter van de plaats waar de verbintenis is ontstaan, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd.

Artikel 5

  • 1 Wanneer, ter bevestiging van de betrekkelijke bevoegdheid eens rechters, voor eene bepaalde zaak woonplaats is gekozen in een der beide landen, zijn alleen de rechters van de plaats, waar woonplaats gekozen is, bevoegd om kennis te nemen van de geschillen met betrekking tot die zaak, behoudens de uitzonderingen en wijzigingen, vastgesteld of alsnog vast te stellen in een der beide nationale wetgevingen of bij de internationale verdragen.

  • 2 Wanneer de woonplaats slechts gekozen is ten behoeve van een van de contracteerende partijen, behoudt deze het recht om zich te wenden tot elken anderen bevoegden rechter.

  • 3 Elke fabrikant of handelaar, elke burgerlijke of handelsvennootschap van een der beide landen, die in het andere land een bijkantoor, agentschap of eene gelijksoortige instelling opricht, zal beschouwd worden als hebbende voor de berechting van alle geschillen betreffende dat bijkantoor, agentschap of instelling, woonplaats gekozen ter plaatse, waar deze hunnen zetel hebben.

Artikel 6

  • 1 De gerechten van een der contracteerende Staten verwijzen, wanneer een der partijen het vraagt, de geschillen waarmede men zich tot hen gewend heeft, naar de gerechten van het andere land, wanneer deze geschillen daar reeds aanhangig zijn, of wanneer zij verknocht zijn aan andere geschillen, welke aan het oordeel dier gerechten zijn onderworpen.

    Als verknocht kunnen slechts worden beschouwd de geschillen, die voortspruiten uit dezelfde oorzaak of betrekking hebben op hetzelfde voorwerp.

  • 2 De rechter, voor wien de oorspronkelijke eisch aanhangig is, neemt kennis van eischen in vrijwaring, van eischen tot voeging en tusschenkomst, van incidenteele vorderingen, en van eischen in reconventie, tenzij hij met betrekking tot het onderwerp van het geschil onbevoegd is.

Artikel 7

Indien, in geval van beslag onder derden of onder den schuldeischer zelven de partij, te wier laste het beslag wordt gelegd, noch woonplaats, noch verblijfplaats heeft in een der beide landen, is het gerecht van de plaats van het beslag bevoegd om kennis te nemen van het bestaan der vordering, tenzij het onbevoegd is wegens derzelver onderwerp en behoudens het geval van litispendentie. Het gerecht is eveneens bevoegd om te beslissen op den eisch tot van waarde verklaring of tot opheffing van het beslag.

Artikel 8

De voorloopige of conservatoire maatregelen, voorzien in de Nederlandsche of Belgische wetgeving, kunnen in dringende gevallen aangevraagd worden bij de autoriteiten van elk der twee landen, onverschillig welke rechter bevoegd is om van de zaak zelve kennis te nemen.

Artikel 9

  • 1 De artikelen 1 tot 8 zijn van toepassing op alle gevallen, waarin een onderdaan van een der contracteerende Staten dagvaardt of wordt gedagvaard voor eenen rechter van den anderen Staat, behoudens de uitzonderingen voortspruitende uit de internationale verdragen, wanneer de gedaagde noch Belg, noch Nederlander is.

  • 2 In geval er meer eischers of gedaagden zijn, zijn deze artikelen van toepassing, zelfs indien er slechts een enkele eischer of gedaagde is, die onderdaan is van den anderen Staat.

  • 3 De eischen tot voeging en tusschenkomst, en de incidenteele vorderingen oefenen, wat de bevoegdheid betreft, geen invloed uit op de uitspraak in de hoofdzaak.

Artikel 10

In alle gevallen, waarvoor de voorgaande artikelen noch regels van gemeenschappelijke bevoegdheid, noch eene afwijking van de nationale wetten inhouden, wordt de bevoegdheid in elken Staat geregeld door zijne eigen wetgeving.

TITEL II. Van het gezag en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, van scheidsrechterlijke uitspraken en van authentieke akten.

Artikel 11

  • 1 Het gezag van rechterlijke beslissingen, gewezen in burgerlijke of in handelszaken in een der beide Staten, zal op het verzoek van elke belanghebbende partij erkend worden in den anderen Staat, indien zij aan de volgende voorwaarden voldoen:

    • 1°. dat de beslissing niets inhoud, dat strijdig is met de openbare orde of met de beginselen van het publiekrecht van het land, waar zij wordt ingeroepen;

    • 2°. dat zij vatbaar is voor tenuitvoerlegging in het land waar zij is gewezen, zij het ook dat er nog rechtsmiddelen tegen haar openstaan;

    • 3°. dat het afschrift, hetwelk er van wordt overgelegd, naar de wetten van het land, waar de beslissing is gegeven, voldoet aan de voorwaarden, noodig voor hare echtheid;

    • 4°. dat de partijen wettig vertegenwoordigd zijn geweest of is beslist, dat zij niet verschenen zijn na wettig te zijn opgeroepen;

    • 5°. dat de regels van territoriale bevoegdheid, vastgesteld in het verdrag, niet zijn geschonden.

  • 2 De regelen met betrekking tot de bevoegdheid, het bewijs en de procedure betreffen noch de openbare orde, noch de beginselen van het publieke recht, bedoeld onder 1°. van de voorgaande alinea.

  • 3 De rechter moet ambtshalve onderzoeken, of de beslissing, ten aanzien van alle partijen, nadat deze wettig zullen zijn opgeroepen, voldoet aan de voorwaarden, opgesomd in de 1e alinea en dit in zijn uitspraak vermelden. Deze laatste geldt in dit opzicht jegens alle partijen en in het geheele land.

Artikel 12

  • 1 De rechterlijke beslissingen, in een van beide Staten gewezen, kunnen ten uitvoer gelegd worden in den anderen Staat, zoowel op de roerende als op de onroerende goederen, na aldaar uitvoerbaar verklaard te zijn.

  • 2 Het exequatur wordt verleend door de rechtbank voor burgerlijke zaken van het arrondissement, waar de beslissing ten uitvoer moet gelegd worden. Het vonnis van tenuitvoerlegging geldt jegens alle partijen en in het geheele land.

  • 3 Het onderzoek van de rechtbank zal slechts loopen over de punten, opgesomd in artikel 11 en overeenkomstig het derde lid daarvan.

Artikel 13

Bij het verleenen van het exequatur beveelt de rechter, indien daartoe aanleiding bestaat, het nemen van de maatregelen, noodig opdat de vreemde beslissing dezelfde bekendheid verkrijge, als ware zij uitgesproken in het ressort, waar zij uitvoerbaar is verklaard.

Artikel 14

  • 1 Elke belanghebbende partij kan het exequatur vragen.

  • 2 De procedure betreffende den eisch tot uitvoerbaarverklaring wordt beheerscht door de wet van den Staat, waar de tenuitvoerlegging wordt aangevraagd.

  • 3 De uitspraak over den eisch tot uitvoerbaarverklaring is niet vatbaar voor verzet. Zij kan steeds worden aangevochten door middel van hooger beroep binnen veertien dagen na den dag waarop zij is gegeven, in geval van tegenspraak, en binnen veertien dagen na den dag der beteekening in geval van verstek.

  • 4 De rechter kan eischen, dat de beslissing worde vertaald in de taal gebruikelijk ter plaatse, waar hij zetelt; deze vertaling zal voor eensluidend verklaard moeten worden door een beëedigd vertaler van zijn land.

  • 5 Een behoorlijk gelegaliseerd authentiek afschrift moet altijd worden overgelegd.

  • 6 De rechter kan bevelen, dat het exequatur volledig gevolg heeft, niettegenstaande beroep, met of zonder zekerheidsstelling.

Artikel 15

  • 1 De scheidsrechterlijke uitspraken, gewezen in een van beide Staten, zullen in den anderen Staat worden erkend en kunnen aldaar uitvoerbaar verklaard worden, indien zij voldoen aan de voorwaarden, gesteld onder de nummers 1, 2, 3 en 4 van artikel 11.

  • 2 Het exequatur wordt verleend door den voorzitter van de rechtbank voor burgerlijke zaken van het arrondissement, waarbinnen de tenuitvoerlegging wordt verlangd.

Artikel 16

  • 1 Authentieke akten, uitvoerbaar in een der beide landen, kunnen in het andere uitvoerbaar verklaard worden door den voorzitter van de rechtbank voor burgerlijke zaken van het arrondissement, waar de tenuitvoerlegging wordt verlangd.

  • 2 Deze magistraat gaat na, of de akten voldoen aan de voorwaarden, welke noodig zijn voor hunne echtheid in het land, waar zij zijn verleden, en of de beschikkingen, waarvan de tenuitvoerlegging wordt verlangd, niets bevatten, dat strijdig is met de openbare orde of met de beginselen van het publiek recht van het land, waar het exequatur geëischt wordt.

Artikel 17

  • 1 De hypotheken op onroerend goed in een der beide Staten bij overeenkomst verleend, zullen niet worden ingeschreven en zullen niet van kracht zijn in den anderen Staat, dan wanneer de akten, die de vestiging ervan inhouden, uitvoerbaar zullen verklaard zijn door den voorzitter van de rechtbank voor burgerlijke zaken van het arrondissement waarbinnen de goederen gelegen zijn.

  • 2 Deze magistraat gaat na, of de akten en de volmachten, die er bij behooren, voldoen aan de voorwaarden, welke noodig zijn voor hunne echtheid in het land, waar zij zijn verleden.

  • 3 De voorgaande bepalingen zijn eveneens van toepassing op de akten van toestemming tot doorhaling of vermindering, in een der beide landen verleden.

Artikel 18

  • 1 In de gevallen, voorzien in de artikelen 15, 16 en 17, is de beslissing van den voorzitter geldig in het geheele land.

  • 2 De beslissing is niet vatbaar voor verzet. Zij kan worden aangevochten door het middel van hooger beroep binnen veertien dagen na den dag waarop zij is gegeven, in geval van tegenspraak, en binnen veertien dagen na den dag harer beteekening, in geval van verstek.

  • 3 De vormen van het verzoek, evenals de procedure van hooger beroep, worden beheerscht door de wetten van den Staat, binnen welken de tenuitvoerlegging wordt verlangd.

Artikel 19

De bepalingen van dezen titel zijn van toepassing, welke ook de nationaliteit van partijen zij, behoudens de uitzonderingen, voortspruitend uit de internationale verdragen.

TITEL III. Van het faillissement.

Artikel 20

  • 1 Het gerecht van de woonplaats van een koopman is bij uitsluiting bevoegd om dezen koopman failliet te verklaren. Voor vennootschappen van koophandel, welke haren zetel hebben in een van beide landen, is de bevoegde rechter die van dien zetel.

  • 2 Behoudens de uitzonderingen, voortspruitend uit de internationale verdragen, kunnen kooplieden, wier woonplaats noch in België, noch in Nederland is gelegen, niettemin in een van beide landen failliet verklaard worden, indien zij aldaar een handelskantoor houden. In dit geval is het gerecht, binnen welks gebied het kantoor gevestigd is, bevoegd.

  • 3 Wanneer de aanvrage tot faillietverklaring bij gerechten van beide verdragsluitende Staten wordt ingediend, wordt de zaak berecht door het gerecht, bij hetwelk zij het eerst is aangebracht, indien dit zich bevoegd verklaart.

Artikel 21

  • 1 De gevolgen van het faillissement, in een van beide landen uitgesproken door het gerecht, dat krachtens artikel 20 bevoegd is, strekken zich uit over het gebied van het andere land.

  • 2 De Syndicus of curator kan bijgevolg alle conservatoire of administratieve maatregelen nemen, alle rechtsvorderingen instellen als vertegenwoordiger van den failliet of van den boedel, en de roerende goederen van den failliet verkoopen. Hij kan echter niet tot den verkoop van onroerende goederen of tot daden van gedwongen executie overgaan dan voor zoover het vonnis van faillietverklaring is voorzien van het exequatur overeenkomstig de regelen vastgesteld bij titel II.

  • 3 Het gezag van de beslissing, in een van beide Staten gegeven, waarbij het akkoord wordt gehomologeerd, zal erkend worden in den anderen Staat en zal aldaar uitvoerbaar zijn volgens de bepalingen van titel II.

Artikel 22

  • 1 De aan het faillissement te geven openbaarheid wordt geregeld door de wet van den Staat, waar het is uitgesproken.

  • 2 Indien de failliet een kantoor heeft in een van de verdragsluitende Staten, moeten de formaliteiten nopens openbaarheid, in dezen Staat voorgeschreven, aldaar eveneens in acht genomen worden.

Artikel 23

  • 1 De voorrechten op de roerende goederen van den failliet worden geregeld door de wet van den Staat, waar het faillissement is uitgesproken.

  • 2 De onroerende goederen van den failliet, die in een der verdragsluitende landen bezwaard zijn met een voorrecht of een hypotheek, blijven, ondanks het faillissement, onderworpen aan de wet van het land, waar zij zich bevinden.

  • 3 De hypotheek op zee- en binnenschepen en de regelmatig gevestigde privileges worden geregeld naar de wetgeving van diengene der beide Staten, waartoe het schip behoort.

Artikel 24

De gevolgen van surséance van betaling of van akkoorden ter voorkoming van faillissement, bewerkstelligd door de gerechten van de woonplaats of van het handelskantoor van den schuldenaar in een der beide Staten, strekken zich, in de mate en onder de voorwaarden hierboven aangeduid, uit tot het gebied van den anderen Staat.

Artikel 25

Elke Staat is bevoegd, om afzonderlijk de bevoegdheid te regelen ten aanzien van den koopman, die noch eene woonplaats noch een handelskantoor heeft in een der beide Staten. In dat geval zullen de artikelen 21 en volgende niet toepasselijk zijn.

TITEL IV. Slotbepalingen.

Artikel 26

De beide verdragsluitende Staten zullen alle wijzigingen, welke in de wetten en de regels nopens de territoriale bevoegdheid zullen worden gebracht, onverwijld aan elkander mededeelen.

Artikel 27

  • 1 Dit verdrag is slechts toepasselijk op het Europeesche gebied van de beide Staten en op rechterlijke beslissingen, gewezen na zijne inwerkingtreding.

  • 2 Het verdrag betreffende de burgerlijke rechtsvordering, gesloten te 's-Gravenhage op 17 Juli 1905, blijft eveneens tusschen de beide Staten van kracht.

Artikel 28

  • 1 Dit verdrag zal worden bekrachtigd en zal gelijktijdig in de beide Staten in werking treden op den dag, vastgesteld door de verdragsluitende Staten.

  • 2 De uitwisseling der akten van bekrachtiging zal zoo spoedig mogelijk te 's-Gravenhage plaats hebben.

  • 3 Het verdrag zal van kracht blijven gedurende vijf jaren vanaf den dag, aangegeven in de eerste alinea.

  • 4 Het zal stilzwijgend telkens voor vijf jaren vernieuwd worden, behoudens opzegging; de opzegging zal op elk oogenblik kunnen plaats hebben en zal in werking treden zes maanden, nadat zij zal zijn geschied.

Ter oorkonde waarvan de Gevolmachtigden dit verdrag in de Nederlandsche en Fransche talen hebben onderteekend en van hun zegel voorzien.

Gedaan in dubbel te Brussel, den achtentwintigsten Maart 1900 vijfentwintig.

(L. S.) LODER.

(L. S.) J. PH. SUYLING.

(L. S.) J. KOSTERS.

ADDITIONEEL PROTOCOL.

In geval België het faillissement van niet-kooplieden instelt, zal titel III van dit verdrag toepasselijk zijn op het faillissement van niet-kooplieden der beide landen.

Gedaan in dubbel te Brussel, den achtentwintigsten Maart 1900 vijfentwintig.

LODER.

J. PH. SUYLING.

J. KOSTERS.