Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Pruisen betreffende [...] van Nederlandse zijde en Barlo van Pruisische zijde, Winterswijk, 22-08-1879

Geraadpleegd op 26-04-2025.
Geldend van 26-11-1880 t/m heden

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Pruisen betreffende de grensscheiding tussen de beide Rijken onder de gemeenten Winterswijk van Nederlandse zijde en Barlo van Pruisische zijde

Authentiek : NL

WINTERSWIJK, den 22sten Augustus 1879.

Ingevolge de bevelen der Nederlandsche en der Koninklijk Pruissische Regeringen zal de Rijksgrens tusschen de gemeenten Winterswijk en Barlo, welke tusschen de grenssteenen nos. 758 en 759 onduidelijk is geworden, op nieuw aangewezen worden.

Tot dat einde zijn heden alhier bijeengekomen:

  • voor het Koningrijk der Nederlanden als commissarissen:

  • het lid van Gedeputeerde Staten der provincie Gelderland mr. J.E. H. baron VAN NAGELL, huize Ampsen bij Lochem, en de ingenieur-verificateur van het kadaster W. F. BRUINIER te Zutphen;

    voor het Koningrijk Pruissen:

  • de Landrath BUCHOLTZ, van Borken, als commissaris bijgestaan door den kadaster-controleur SCHUMANN (voor technische hulp), uit Bocholt.

Genoemde commissarissen hebben zich daartoe ter plaatse begeven en bevonden, dat van den grenssteen n°. 758, tot den weg van Barlo naar Winterswijk, de waterleiding, die, volgens het grenstractaat van 1818, als grens is aangenomen tusschen Nederland en Pruissen, weinig verschil opleverde tusschen den toestand zooals die door het Nederlandsche en Pruissische kadaster wordt voorgesteld, en die waterleiding derhalve ook nu als definitieve grens kan aangenomen worden.

Op de plaatsen waar deze grenssloot beduidende krommingen heeft, zullen, tot verduidelijking der grenzen, kleine grenssteenen gezet worden, met de letters a, b, c, d gemerkt; laatstgenoemde zal geplaatst worden aan de westzijde van bovengenoemden weg van Barlo naar Winterswijk.

Vervolgens wordt een grenssteen, gemerkt e, geplaatst aan de oostzijde van dezen weg. Van hier tot aan de meest noordelijke punt van het perceel gemeente Barlo Flur B n°. 2/8, in de nabijheid van grenssteen n°. 759, biedt de waterleiding, door de vele kronkelingen, eene onzekere en ondoelmatige grensscheiding aan. Er zal dus eene nieuwe waterleiding gegraven worden in twee regte lijnen, te weten: de eerste van genoemden grenssteen letter e tot een te plaatsen grenssteen letter f, nagenoeg bij de baan van den spoorweg van Winterswijk naar Bocholt, de tweede lijn van af dezen grenssteen (letter f) tot aan de reeds genoemde meest noordelijke punt van het perceel gemeente Barlo Flur B, n°. 2/8, alwaar een grenssteen letter g geplaatst zal worden. De eerste lijn heeft eene lengte van ongeveer 175 meters, de tweede is lang 230 meters ongeveer. Van dit punt blijft de oude grens behouden tot aan grenssteen n°. 759.

Verder zijnde genoemde commissarissen overeengekomen dat de nieuwe waterleiding van grenssteen letter e tot grenssteen letter g, door de zorg en ten koste van de Nederlandsche Regering zal gegraven worden ter bodembreedte van 1 meter en met een talud van 1 op 2; daarentegen zal van wege de Pruissische Regering voor het voortdurend onderhoud dier waterleiding zorg gedragen worden, zoodat de Nederlandsche Regering van kosten des wegens ontheven is.

De wederzijdsche grondeigenaren, te weten: de vrijheer CLEMENS VON GRAES, wonende op den huize Diepenbroek, gemeente Barlo, en LUBBERTA JOHANNA TE LINTUM, echtgenoote van J. W. TE GRONDE te Winterswijk, zijn overeengekomen, dat, ingeval de wederzijdsche Regeringen hunne goedkeuring aan deze overeenkomst hechten, de nieuwe Rijksgrens van af genoemden grenssteen letter c, tot grenssteen letter g, tevens als hunne eigendomsgrens zullen aannemen en de kosten zullen dragen van de uitruiling der wederzijdsche daarbij betrokken grondstukken.

Evenals de oude waterleiding, zooals die thans tusschen de grenssteenen nos. 758 en 759 bestaat, Pruissisch gebied is, zal ook de te maken nieuwe waterleiding Pruissisch gebied uitmaken.

De te plaatsen grenssteenen worden, op een afstand van één meter, aan de zuidzijde van den kant der waterleiding op Pruissisch gebied geplaatst. Zij zullen één meter boven den grond hoog zijn, en gemerkt worden met de letters a, b, c, d, e, f, g.

De grenssteenen, volgens bovenstaande overeenkomst bedoeld, zullen door de Pruissische Regering voor gemeenschappelijke rekening der beide Regeringen worden geplaatst en onderhouden, naar den maatstaf der bepalingen, vervat in artt. 4 en 5 der verklaring van 8 Maart 1852.

De hierbij gevoegde kaart maakt een geheel uit met dit protocol ter verduidelijking en toelichting der voorgestelde grens.

De goedkeuring der wederzijdsche Regeringen wordt ten deze voorbehouden.

Dit protocol is in dubbel opgemaakt en onderteekend, en een exemplaar daarvan aan wederzijdsche commissarissen ter hand gesteld.

(get.) V. NAGELL.

(get.) BUCHOLTZ.

» BRUINIER.

» SCHUMANN.