's-Gravenhage, 6 Juli 1949.
Ik heb de eer ter kennis van Uwe Excellentie te brengen, dat de Zweedse Regering,
verlangende de uitwisseling van Zweedse en Nederlandse stagiaires te bevorderen, bereid
is met de Nederlandse Regering een overeenkomst te sluiten waarvan de inhoud is als
volgt:
-
„1. Deze Overeenkomst is van toepassing op stagiaires, dat wil zeggen op onderdanen van
een van beide landen, die zich voor een bepaalde tijd naar het andere land begeven,
ten einde hun beroepskennis te vervolmaken, terwijl zij daar te lande een betrekking
vervullen. In beginsel staan alle takken van bedrijf open voor de stagiaires aan wie
het vergund is een betrekking te vervullen, zonder dat de toestand van de arbeidsmarkt
in overweging zal worden genomen.
-
2. Stagiaires kunnen van het manlijk of van het vrouwelijk geslacht zijn. Zij moeten
de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, maar mogen in het algemeen die van 30 jaar
niet hebben overschreden.
-
3. In het algemeen zal de duur van hun werkzaamheid niet langer zijn dan 12 maanden.
Bij uitzondering kan deze termijn voor 6 maanden worden verlengd.
-
4. Werkgevers die stagiaires in dienstbetrekking wensen te nemen, moeten zich bereid
verklaren hun een loon uit te betalen, zodra zij normale arbeid verrichten, overeenkomstig
de bij collectieve arbeidsovereenkomsten vastgestelde tarieven of, bij gebreke van
zodanige overeenkomsten, overeenkomstig de voor het beroep en in de streek normale
en gangbare loonschalen.
In alle andere gevallen verbinden de werkgevers zich, hun een beloning te geven welke
overeenkomt met hun diensten. De beloning moet hen ten minste in staat stellen te
voorzien in hun noodzakelijke levensbehoeften en moet hun worden gegeven hetzij in
natura, hetzij in geld.
Stagiaires mogen geen betrekking aanvaarden in een onderneming, waar een arbeidsconflict
bestaat. Indien een conflict ontstaat tijdens het verblijf van een stagiaire, zullen
hem alle faciliteiten worden verleend om een andere passende betrekking aan te nemen.
-
5. Het aantal vergunningen dat aan stagiaires van elk van beide landen wordt afgegeven,
mag niet meer bedragen dan honderd per jaar. Aanvragen boven dit aantal kunnen evenwel
in overweging worden genomen, indien de toestand van de arbeidsmarkt dit toelaat.
Dit contingent geldt voor het jaar 1949 tot de 31ste December en, voor elk der volgende
jaren, van de 1ste Januari tot de 31ste December. Stagiaires van een van beide landen,
die zich op 1 Januari reeds in het gebied van het andere land bevinden, zijn niet
begrepen in het contingent van het lopende jaar. Het aantal van honderd stagiaires
per jaar kan worden gehandhaafd ongeacht de duur van de vergunningen welke in de loop
van het voorgaande jaar zijn verleend.
Het contingent kan gewijzigd worden krachtens een overeenkomst welke op voorstel van
een van beide landen uiterlijk 1 December met betrekking tot het volgend jaar gesloten
moet worden. Indien het bedoelde contingent door de stagiaires van een van beide landen
in de loop van een jaar niet wordt bereikt, mag dit land het aantal vergunningen,
aan de stagiaires van het andere land verleend, niet verminderen; evenmin mag dit
land het niet gebruikte restant van zijn contingent voegen bij dat van het volgend
jaar.
-
6. Personen die gebruik wensen te maken van het bij deze Overeenkomst bepaalde, moeten
een verzoek om werkgelegenheid richten tot de instantie welke, in hun land, belast
is met de uitwisseling van stagiaires. Zij moeten tegelijkertijd alle aanwijzingen
geven welke nodig zijn voor het onderzoek van de aanvrage.
Ingeval de aanvrager zelf werkgelegenheid heeft gevonden, moet hij de naam en het
adres van de werkgever opgeven, alsmede de voorwaarden van het arbeidscontract. Indien
de stagiaire meldt, dat de betrekking niet geschikt is, zal de instantie van het land
van de werkgever de voorwaarden onderzoeken en, zo nodig, trachten een andere betrekking
te vinden.
De instantie van het land van de aanvrager behoort te onderzoeken, of de aanvrager
voldoet aan de voorwaarden van deze Overeenkomst en of er aanleiding bestaat de aanvrage
door te geven aan de overeenkomstige instantie van het andere land, hierbij rekening
houdend met het jaarlijks contingent.
De instantie welke verantwoordelijk is voor de toepassing van deze Overeenkomst is
in Zweden de „Kungl. Arbetsmarknadsstyrelsen”, en in Nederland het „Rijksarbeidsbureau”.
-
7. Wanneer de instantie van het andere land de aanvragen van betrekkingen ontvangt, zal
zij trachten zo spoedig mogelijk passende betrekkingen te vinden en aanbiedingen van
betrekkingen door te geven aan de instantie van het land van de aanvrager. Zij zal
alle nodige aanwijzingen geven betreffende de beloning, de arbeidsvoorwaarden en de
bestaansmogelijkheden.
De bevoegde instanties zullen zich beijveren de aanvragen van de nodige verblijfs-
en werkvergunningen binnen de kortst mogelijke tijd te doen onderzoeken. Zo nodig
zullen zij de stagiaires behulpzaam zijn om alle moeilijkheden op te lossen welke
zich zouden kunnen voordoen tijdens hun stage.
-
8. Deze Overeenkomst treedt in werking op de dag der notawisseling en blijft van kracht
tot 31 December 1949.
Zij zal stilzwijgend worden verlengd, telkens voor de tijd van een jaar, tenzij zij
door een van de Partijen wordt opgezegd voor de 1ste October tegen het einde van het
jaar.
Ingeval van opzegging blijven niettemin de vergunningen welke krachtens deze Overeenkomst
zijn verleend, geldig gedurende de tijd waarvoor zij zijn verleend.”
Dit schrijven en het antwoord dat Uwe Excellentie mij wel zal willen doen toekomen,
zullen de Overeenkomst vormen welke tussen onze beide Regeringen is gesloten.
Ik grijp deze gelegenheid aan om Uwer Excellentie opnieuw de verzekering van mijn
meeste hoogachting te doen geworden.
(w.g.) J. DE LAGERBERG.